Achtergrond

Hoofdredactioneel: Schikaneder en Mozart

Die Zauberflöte is één van de meest geliefde theaterwerken van Mozart. Niet voor niets was de opera de afgelopen weken in drie verschillende versies te bewonderen. Maar in al die aandacht mag de naam van Emanuel Schikaneder niet over het hoofd worden gezien. Die Zauberflöte was een werk van Mozart én Schikaneder. Of zelfs: Schikaneder en Mozart.

Emanuel Schikaneder (1751-1812).

Toen ik een aantal jaren geleden The Mikado zag bij de Reisopera, met Barbara Hannigan in de vrouwelijke hoofdrol, moest ik wel even diep nadenken over het antwoord op de vraag wie hier de componist is en wie de tekst schreef. Gilbert en Sullivan zijn hét voorbeeld van een team waarin nu eens niet de componist als eerste wordt genoemd, maar de librettist.

Als we ons een beetje verdiepen in de carrière van schrijver, zanger en theatermaker Emanuel Schikaneder, dan wordt duidelijk dat we hier evenmin te doen hebben met iemand die snel bereid was de tweede viool te spelen. In het project Die Zauberflöte zal hij zichzelf, als door de wol geverfde professional, zeker de eerste plek op het affiche hebben toegedacht: Schikaneder en Mozart. Maar ja, Mozarts muziek bleek tijdloos en Schikaneders wijze van theatermaken was volledig verankerd in zijn eigen tijd en dus tijdgebonden.

Vrijwel elke muziekliefhebber heeft ooit Amadeus gezien. Een briljant toneelstuk van Peter Shaffer uit 1979, later met groot succes verfilmd. Uiteraard is het verhaal dat hierin wordt verteld op tal van punten historisch onjuist, maar er is een bepaalde scène die bij mij is blijven hangen en waaraan ik recent moest terugdenken. Het is het moment waarop Mozart zijn nieuwste stuk Die Zauberflöte omschrijft als ‘vaudeville’.

Het gaat hier niet om een serieuze opera, maar om een theaterstuk ‘voor het volk’, met als voornaamste oogmerk het verdienen van zo veel mogelijk geld. ‘Vaudeville’ is een vergeten genre dat op een onverwachte wijze een zekere comeback vierde in de jaren ’70 en ’80, met De Muppetshow. Daarin wordt iedere keer weer een gevarieerd programma samengesteld met zang, dans, komische sketches, magie, etc. Twee oude heren, Statler en Waldorf, geven commentaar op het gebodene vanuit hun loge en nemen daarbij geen blad voor de mond.

Toen ik recent Simon McBurneys versie van Die Zauberflöte in Het Muziektheater zag, dacht ik bij mijzelf: ‘Dit is iets wat Schikaneder zeker goed zou zijn bevallen.’ En vervolgens: ‘Wat zouden Statler en Waldorf bij bepaalde scènes voor commentaar hebben geleverd?’

Die Zauberflöte is een pastiche van voor het publiek in 1791 herkenbare personen, beelden en situaties. Zo verwijst de figuur van Monostatos naar Angelo Soliman, een voormalige negerslaaf die zich had opgewerkt tot lid van de keizerlijke entourage.

De verwijzingen naar de vrijmetselarij passen in het tijdsbeeld waarin een zekere hang naar ‘het wonderbaarlijke’ in de mode was gekomen, mede als reactie op de verlichting en de daaruit voortvloeiende secularisering. Schikaneder en Mozart behoorden beide tot deze ‘beweging’, zodat het voor de hand lag om daaruit te putten bij het optuigen van hun verhaal.

De drie knapen werden opgevoerd in een mand aan een ballon, een verwijzing naar de vaart in een heteluchtballon die de Fransman Blanchard in de zomer van 1791 in Wenen had uitgevoerd.

Eigenlijk is het een ‘fantasy’, om in hedendaagse termen te spreken, waarin een komisch duo op zoek gaat naar iets of iemand. De zoektocht betreft hier een gegijzelde prinses, de opdrachtgever is een enge dame die angstaanjagend zingt. En het wat vulgaire aspect van de verwerkte humor vinden we in het gebruik van de ‘wapens’ die het duo in staat moeten stellen hun queeste tot een goed einde te brengen: een toverfluit plus een klokkenspel.

In 1791 was Die Zauberflöte een succes om twee redenen: het verhaal en de muziek. De muziek spreekt grotendeels nog steeds aan, dankzij de stukken waarvan je de tekst gemakkelijk kunt negeren. De tekst is echter behoorlijk achterhaald en het stilzetten van de handeling door eindeloze monologen en dialogen is dodelijk voor de vlotte voortgang. De humor is niet op het niveau van onze tijd en mist elke vaart. Statler en Waldorf zouden daar niet bij gezwegen hebben.

Maar kijken we terug naar de oorsprong, dan moet gezegd worden dat Schikaneder meer credit verdient dan hem nu wordt gegund. Schikaneder en Mozart: de voorlopers van Gilbert en Sullivan een eeuw later.

Vorig artikel

Holland Opera hele vakantie Sneeuwwit

Volgend artikel

Nog enkele dagen: Opera van het Jaar 2012

De auteur

Peter Franken

Peter Franken