Achtergrond

Rammeloo wil zingen, zingen, zingen

Haar vroegste herinnering is de eerste zangles die ze had. Sindsdien heeft het leven van sopraan Maartje Rammeloo altijd in het teken gestaan van zingen. Inmiddels wordt haar talent steeds vaker gespot, met dit seizoen onder meer twee grote rollen in Essen. “Er gebeurt wat de laatste tijd”, vertelt ze in een gesprek met Place de l’Opera.

Maartje Rammeloo (foto: Eline de Jong).
Maartje Rammeloo (foto: Eline de Jong).

Hoe kom je als jonge zanger aan de bak? Onlangs stond die vraag weer eens volop in de aandacht, tijdens het vijftigste Internationaal Vocalisten Concours (IVC). Vele talenten probeerden door training, coaching en competitie een slinger aan hun carrière te geven.

Maartje Rammeloo weet precies hoe het werkt. De afgelopen jaren deed ze aan vele concoursen mee, niet zelden met mooie resultaten. Ze won prijzen op het IVC (2008), de Nederlandse Vocalisten Presentatie (2011) en de International Hans Gabor Belvedere Singing Competition (2013) en stond bij diverse andere competities in de finale.

“Ik had al een huis kunnen kopen als ik al die concoursen niet had gedaan, want concoursen zijn heel duur”, vertelt ze. “Maar zolang je nog niet de ene na de andere productie doet, wil je bezig blijven. Je wilt naar buiten, andere zangers ontmoeten, het buitenland verkennen…”

In het begin vond Rammeloo het doodeng, voorzingen voor juryleden die doorgaans geen blad voor de mond nemen. “Je bent tijdens zo’n auditie, en tijdens het zingen in het algemeen, enorm kwetsbaar, omdat je iets van jezelf aan anderen te geven. Je moet er dan wel tegen kunnen dat dat beoordeeld wordt. Want jury’s kunnen onder de term ‘opbouwend’ de lelijkste dingen zeggen. En elke keer zeggen ze wat anders.”

Met het aantal competitiedeelnames steeg echter ook haar ervaring en verdween haar angst. “Ik ben nu beter en heb een beter programma. Mijn coach heeft op dat punt veel betekend. Ze zei een keer tegen me: ‘Als je zingt wat je denkt dat de jury wil horen, ben jij niet blij en weet je niet of zij blij zullen zijn. Als je zingt wat jij wilt zingen, is in elk geval één iemand blij.’”

Dit jaar wordt het laatste jaar dat Rammeloo nog aan concoursen deelneemt. Daarna zou dat ook niet meer nodig moeten zijn, want de interesse in de sopraan neemt toe. Zo kreeg ze door haar optreden bij het Belvedere vorig jaar een engagementsprijs bij het Aalto-Musiktheater in Essen. “Ik dacht eerst dat ik iets kleins als een bloemenmeisje in Parsifal aangeboden zou krijgen, maar nu heb ik contracten om dit seizoen Marzelline in Fidelio en Pamina in Die Zauberflöte te zingen.”

Zangles

Maartje Rammeloo’s weg naar een zangcarrière begon al heel vroeg. In Limburg. Daar groeide ze op in een familie waarin iedereen wel zong en, als het even kon, een instrument speelde. Ook Rammeloo probeerde van alles uit toen ze een jaar of zes was (piano, viool, fluit), maar werd uiteindelijk gegrepen door de zang. “Veel weet ik niet meer van die tijd, omdat ik nog zo jong was, maar dit kan ik me nog heel goed herinneren: ik wilde zingen”, vertelt ze. “Bij mijn eerste zangles begint zo’n beetje mijn geheugen.”

“Als je zang studeert, kom je jezelf flink tegen”

Rammeloo was direct helemaal weg van het ‘instrument’ dat ze ontdekt had. Iedere dag was ze met zingen bezig en binnen de kortste keren zat ze in drie koren. Vijf dagen in de week reed ze op en neer naar de muziekschool.

In Harrie Spronken vond Rammeloo een perfecte leraar, die zich sterk inzette om kinderen bekend te maken met klassieke muziek. “Grappig genoeg zong ik op mijn zevende al de aria ‘O wär ich schon mit dir vereint’ uit Fidelio, de opera die ik dit seizoen in Essen ga zingen”, vertelt de zangeres. “Wel op een kinderlijke manier natuurlijk. Ik probeerde geen operazangeres na te doen, zoals je nu helaas wel vaak jonge meisjes ziet doen in talentenshows.”

Musical en opera

Dat ze de muziek in zou gaan, was voor Rammeloo al snel een uitgemaakte zaak. “Het emotionele van muziek sprak me erg aan. Ik kom uit een vrij intellectuele familie, waarin altijd veel gelezen werd, maar weinig over emoties werd gesproken. In muziek en ook theater en dans kon ik dat ’theatrale’ kwijt. Met muziek kon ik al mijn emoties uiten.”

Maartje Rammeloo in het toneelstuk Master Class, waarin ze de 'leerling van Maria Callas' speelde (foto: Rudy Hellewegen).
Maartje Rammeloo in het toneelstuk Master Class, waarin ze de ‘leerling van Maria Callas’ speelde (foto: Rudy Hellewegen).

Dat maakt zingen wel heel persoonlijk, vindt Rammeloo. “Het is echt iets van jou. Als je zang studeert, kom je jezelf dus ook flink tegen. Je bent voortdurend met jezelf bezig. In zekere zin heel ‘egoïstisch’, maar daardoor weet je wel beter dan de gemiddelde dertiger wie je bent. Het is haast een vorm van therapie.”

Rammeloo twijfelde enige tijd welke richting ze zou inslaan binnen de muziekwereld. “Ook al zong ik met veel liefde het klassieke repertoire, ik miste bij de studie solozang de beweging, het acteren en het dansen”, vertelt ze. “Daarom besloot ik naast mijn klassieke bachelor ook een musicalopleiding te volgen.”

Door een samenwerking van het Fontys Conservatorium in Tilburg met het Nederlands Operette Theater kon Rammeloo haar horizon verbreden in een aangepast studieprogramma, met ook aandacht voor musical, operette en muziektheater. “Ik was een soort proefkonijn voor dat programma en dat was fantastisch. Ik kon kiezen wat ik wilde: spellessen van de beste dramadocenten, stijldansen, internationale dans, masterclasses van grote namen uit de opera- en operettewereld…”

Met die uitgebreide bagage dook Rammeloo de professionele zangwereld in, terwijl ze ondertussen bij coaches als Jard van Nes, Edith Wiens en Ira Siff haar zangtechniek verfijnde.

De afgelopen seizoenen was ze regelmatig te zien op Nederlandse podia, waaronder bij de Nederlandse Reisopera, Muziektheater Transparant, het Grachtenfestival, het Peter de Grote Festival en De Nationale Opera. Bij dat laatste gezelschap was ze Prêtresse in Iphigénie en Tauride en understudy voor de titelrol van Lucia di Lammermoor.

Lucy, Marzelline, Pamina

Makkelijk is het niet om engagementen binnen te halen, vindt Rammeloo. “Zeventig procent van je tijd gaat op aan netwerken en studeren. De uitvoeringen zelf zijn net een speelkwartier. Daar komt bij dat je als sopraan nog harder je best moet doen, omdat ze in plaats van jou zo een nieuw blik sopranen opentrekken… Er zijn zo veel goede zangers in de wereld. Je moet jezelf kunnen onderscheiden. Maar het gaat nu makkelijker. Er gebeurt wat de laatste tijd.”

Voor het nieuwe seizoen zit Rammeloo’s agenda dan ook behoorlijk vol. Op dit moment speelt ze in Zweden Lucy in The Telephone van Menotti, als onderdeel van een nieuw samenwerkingsverband tussen de Nederlandse Reisopera en de Göteborg Opera. Daarnaast is ze met pianiste Marta Liébana een liedduo begonnen, waarmee ze het liedprogramma ‘Heimweh’ heeft samengesteld. Ze zingt verder diverse oratoria en maakt bij het Habsburgs Strauss Orchestra een uitgebreide tournee met galaconcerten met operetterepertoire. En er staan dus twee grote rollen in Essen op het programma.

“Je kunt in dit vak eigenlijk niks plannen”

Hein Mulders, intendant in Essen, vroeg haar eerst voor Marzelline in Fidelio, maar polste direct of ze Pamina in Die Zauberflöte ook al eens uitgevoerd had. “Toen ik het officiële aanbod ontving, zag ik tot mijn grote vreugde dat ze me ook als Pamina wilden hebben.”

“Pamina is echt een rol die op het verlanglijstje van veel sopranen staat”, zegt Rammeloo. “Veel mensen zien haar als een suffe doos, maar dat is ze helemaal niet. Mozart ageert met haar juist tegen vrouwonvriendelijke ideeën. Pamina heeft de meest intelligente zanglijnen en als je haar vergelijkt met Tamino, heeft zij het eigenlijk voor het zeggen. Je kunt heel veel met deze rol.”

Maartje Rammeloo in The Tsar, His Wife, Her Lover and His Head, een opera van Monique Krüs die tijdens het Grachtenfestival 2013 werd uitgevoerd (foto: Ronald Knapp).
Maartje Rammeloo in The Tsar, His Wife, Her Lover and His Head, een opera van Monique Krüs die tijdens het Grachtenfestival 2013 werd uitgevoerd (foto: Ronald Knapp).

Rammeloo zal de Mozart-partij van 5 tot en met 25 december viermaal zingen. “Omdat het een reprise is, hebben we maar één week repetitietijd. Het is mijn huisdebuut én roldebuut, dus dat wordt heel spannend.”

In mei en juni 2015 keert Rammeloo terug naar Essen voor drie voorstellingen als Marzelline in Fidelio. Die reprise (van een productie van Dietrich W. Hilsdorf) staat onder leiding van Tomáš Netopil en Yannis Pouspourikas.

Zangcoaching

Rammeloo woont nog altijd in het zuiden – in Eindhoven, samen met haar partner, tenor Jan-Willem Schaafsma – en rijdt dus heel wat af voor haar optredens. “Samen rijden we zeker 60.000 kilometer in een seizoen”, vertelt ze. “Het inzingen moet meestal in de auto gebeuren. Hoe hoger ik ga zingen, hoe harder ik rijd…”

Ondertussen geeft Rammeloo ook al meer dan tien jaar zangcoaching. Want lesgeven is een passie die ze al van jongs af aan koestert. “Toen ik 7 jaar was, wilde ik al ‘zangjuf’ worden en hielp ik andere kinderen in de koren waarin ik zong met het instuderen van hun partij. Lesgeven op het conservatorium is ook altijd een droom van me geweest.”

Of het daar ooit van zal komen, laat Rammeloo aan de toekomst over. “Ik focus eerst op de rollen die eraan komen. Die wil ik zo goed mogelijk uitvoeren. En dan zie ik het wel. Je kunt in dit vak eigenlijk niks plannen, dus het gaat er vooral om dat je alles wat je doet zo goed mogelijk doet. Al mag je natuurlijk altijd blijven dromen en fantaseren…”

Zie voor meer informatie de persoonlijke website van Maartje Rammeloo.

Vorig artikel

Zürich opent met bleke Lohengrin

Volgend artikel

Livermores Italiana: goede cast, veel clichés

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

8Reacties

  1. 27 september 2014 at 11:59

    Leuk verhaal van Maartje. Fijn dat het zo goed met haar gaat. De opmerking over de concoursen en dat het zo duur zou zijn kan zeker niet voor IVC gelden waar vanaf halve finale reiskosten worden betaald en bij gastfamilies kan worden gelogeerd. En als je een geldprijs wint heb je de kosten er al weer uit lijkt me. Als er ook nog een paar concerten of een engagement uitkomt dan loont het zich toch ook nog wel eens. Succes Maartje, het is je gegund!

  2. Pieter K. de Haan
    27 september 2014 at 18:25

    Er wordt, ook op deze site, nogal eens over geklaagd, dat er bij De Nationale Opera zo weinig landgenoten aan bod komen. Dat was ook het geval in de periode, dat Hein Mulders daar hoofd artistieke zaken en in die functie bij mijn weten verantwoordelijk voor de casting was. Nu hij intendant is in Essen komen daar wél Nederlanders aan de bak, niet alleen Maartje Rammeloo, kennelijk als gast, maar ook Karin Strobos en Martijn Cornet, die zelfs met vaste contracten. Dat roept bij mij de vraag op in hoeverre hij in Amsterdam met de casting de vrije hand heeft gehad.

  3. Loesje
    27 september 2014 at 21:19

    Wat ook een rol kan spelen is de beschikbaarheid van middelen. Essen heeft een kleiner budget dan Amsterdam en dat biedt mogelijkheden voor zangers die nog niet internationaal carrière hebben gemaakt. Chauvinisme is ook een factor getuige de opmerking die ik een bezoeker aan Tannhäuser hoorde maken toen bekend werd dat Barbara Haveman was ingevlogen uit Hamburg om in te vallen voor de invalster van Elisabeth: ja zeg, voor zo’n onbekende Nederlandse sopraan kom ik niet naar Het Muziektheater. DNO heeft wellicht (al of niet terecht) de vrees dat teveel Nederlandse namen belemmerend werken op de kaartverkoop.

  4. Pieter K. de Haan
    28 september 2014 at 10:59

    Mevrouw Loesje, u suggereert, dat de heer Mulders – in geval hij in Essen over voldoende budget zou beschikken – ook daar geen Nederlandse zangers zou engageren. Ik kan dat natuurlijk niet uitsluiten, maar ik denk, dat het anders ligt: De Nationale Opera streeft eerst en vooral INTERnationale uitstraling na en denkt die beter te kunnen realiseren met buitenlandse dan met Nederlandse artiesten. De domme opmerking over Barbara Haveman getuigt in het geheel niet van chauvinisme maar, integendeel, van snobisme. Mevrouw Haveman is een goed voorbeeld van een Nederlandse, die in het buitenland een respectabele reputatie heeft opgebouwd, maar in eigen land vrijwel uitsluitend als invalster aan de bak komt.

  5. Remko
    28 september 2014 at 17:07

    Het voordeel van Barbara Haveman’s buitenlandse carrière is dat je, als fan, nog eens ergens komt. In mei zingt ze in Wiesbaden (prachtig theater) een Lohengrin met Klaus Florian Vogt en Waltraud Meier, zo’n bezetting krijgt de Nationale Opera nooit bij elkaar, natuurlijk! Ook naar haar Tosca in Luik (met Ruggero Raimondi – werkelijk?), en haar Amelia in Duisburg ben ik erg benieuwd.

    De laatste twee keer dat ik haar in Nederland hoorde was ze inderdaad uitzonderlijk goed: Vier laatste liederen in Enschede, en Das klagende Lied in het Concertgebouw.

  6. Pieter K. de Haan
    28 september 2014 at 19:57

    “Elk naodeel hep se voordeel”, maar het is toch te gek voor woorden, dat je om Nederlandse zangers als Barbara Haveman te kunnen horen naar het buitenland moet. Wat haar betreft kijk ook ik uit naar “Tosca” in Luik. Dat geldt aanzienlijk minder voor Ruggero Raimondi als Scarpia. Die rol heeft hij enkele jaren geleden, evenals Falstaff, ook in Luik gedaan: een grote toneelpersoonlijkheid, maar volledig afgezongen.

  7. Loesje
    29 september 2014 at 09:38

    Pieter: U heeft gelijk t.a.v. de woordkeus chauvinisme – snobisme..
    En ik geloof inderdaad dat Hein Mulders een gezelschap heeft opgebouwd (of nog aan het opbouwen is) waarin internationaal relatief onbekende zangers ruim vertegenwoordigd zijn. Hij heeft alle zangers uit de periode Soltesz laten voorzingen en ongeveer de helft een nieuw contract aangeboden. Zodoende zijn er nu nogal wat nieuwe gezichten en hoeft Jeffrey Dowd niet meer (vrijwel) alle lastige tenorpartijen te zingen (o.a. dankzij Alexey Sayapin).
    Maar als hij de kans krijgt een internationale ster te contracteren dan past hij daar desnoods de programmering op aan, getuige La Straniera met Marliss Petersen vorig seizoen.
    Overigens ben ik al heel lang fan van Barbara Haveman, sinds ik haar een paar keer hoorde in Luik. Denk aan Salomé in Massenets Hérodiade en Der König Kandaules van Zemlinsky. Als ik vooraf had geweten dat ze in Amsterdam zou invallen als Elisabeth zou ik beslist een derde keer naar deze voorstelling zijn gegaan.

  8. Pieter K. de Haan
    29 september 2014 at 13:23

    Inmiddels zijn we in deze discussie van Maartje Rammeloo, via Mulders-DNO-Essen, bij Barbara Haveman beland. Waar het mij, n.a.v. de kansen, die Maartje Rammeloo e.a. door Hein Mulders in Essen worden geboden, om ging en gaat is nog eens de aandacht te vestigen op de ondervertegenwoordiging van Nederlandse zangers in de casting van DNO. Gelukkig heeft Opera Zuid wél oog voor Nederlands talent.