Achtergrond

Mahler en Strauss in wetenschap en zang

Voor de tweede keer in korte tijd organiseerde het Internationaal Vocalisten Concours (IVC) een evenement, met wederom grote namen uit de muziekwereld in een masterrol. Een symposium en een serie masterclasses belichtten afgelopen week in Den Haag de liederen van Mahler en Strauss, met op zondag een boeiende afsluiting.

De masterclass-deelnemers met Christa Ludwig en Annett Andriesen.
De masterclass-deelnemers met Christa Ludwig en Annett Andriesen.

Richard Strauss en Gustav Mahler leefden in ongeveer dezelfde periode, al werd Strauss 85 en stierf Mahler al op 50-jarige leeftijd. Beiden componeerden liederen, voor piano en voor orkest.

Op initiatief van het IVC werkten jonge zang- en pianotalenten de afgelopen dagen in het Koninklijk Conservatorium in Den Haag aan de liederen van de twee componisten en bespraken wetenschappers de verschillen tussen de componisten en de plaats van het lied in hun oeuvre. Zondag was de afsluitende dag, met ’s ochtends de conclusies van het symposium en ’s middags een concert door de deelnemende duo’s.

Voor de zangers en pianisten die als duo deelnamen aan de masterclasses van mezzosopranen Christa Ludwig en Jard van Nes en pianist David Selig was de muziek ongetwijfeld het belangrijkste. Tijdens het afsluitende forumgesprek zaten er in elk geval geen jonge musici of zangers in de zaal bij de wetenschappers die onder leiding van musicologe/filosofe Eveline Nikkels enkele centrale kwesties over de muziek van de twee componisten bespraken.

De forumleden spraken, nadat ze eerder in de week eigen referaten hadden gehouden, in een rondetafeldiscussie over de relatie tussen het liedrepertoire en het overige werk van Mahler en Strauss.

Volgens de Duitse muziekwetenschapper Elisabeth Schmierer staan bij Strauss de liederen op zichzelf: ze zijn wezenlijk anders dan wat de componist in zijn opera’s deed. Forumlid Eva Teimel, als programmamaker werkzaam bij de Oostenrijkse radio, was het daar deels mee eens. Maar volgens haar is er wel interferentie tussen de genres lied en opera bij Strauss. Het lied ‘Zueignung’ noemde ze als voorbeeld. Dat is zo gecomponeerd dat er wel applaus na móet komen, een typisch operaelement.

Hoogleraar Peter Revers, die eerder had gesproken over de structuur en tekst in de liederen van Mahler, zag bij die componist het lied en zijn andere werk als communicerende vaten.

Zowel Strauss als Mahler maakten later orkestraties van hun eerst voor piano geschreven liederen. Bij Strauss zijn dat er relatief minder dan bij Mahler, wat zich volgens Elisabeth Schierer alleen al laat verklaren door de getalsmatige factoren: Mahler schreef veel minder liederen dan zijn tijdgenoot en was dus eerder klaar met orkestraties.

Eveline Nikkels suggereerde dat ook in de pianoliederen van Mahler al een soort orkestklank te horen was. Al beschouwde Mahler, wist professor Revers, een lied orkestreren eigenlijk als een nieuwe compositie maken. Hij maakte die orkestraties daarbij vaak snel nadat het pianolied voltooid was, terwijl daar bij Strauss soms jaren tussen zat.

Vanuit de zaal werd een vraag opgeworpen over het ensceneren van werken als Des Knaben Wunderhorn en Das Lied von der Erde van Mahler. “Willen we in deze tijd niet zo sterk geamuseerd worden dat visualisering vooral daarom een noodzaak gevonden wordt?”

Mahler componeerde zeer gedetailleerd, meende Eva Teimel, maar ze voegde eraan toe dat een visualisering in haar ogen de muziek geen goed zou doen. Mahler componeerde geen opera, zo stelde één van de andere forumleden, maar hij was wel zeer visueel ingesteld. Dat valt onder meer te verklaren uit Mahlers intensieve samenwerking met de kunstenaar Alfred Roller.

Dat er bij de discussie vrijwel geen zangers aanwezig waren, begreep dr. Jürgen May, één van de sprekers op het symposium, heel goed. “Er volgt nog een concert en dat vraagt van de duo’s nu alle aandacht.”

May is als wetenschapper verbonden aan het Richard-Strauss-Institut in Garmisch-Partenkirchen. Zijn onderwerp tijdens het symposium was het late werk van de componist. Hij vindt het zeker van belang dat zangers niet alleen de muziek kennen, maar ook de achtergronden. Kennis van de taal is daarbij een wezenlijk aspect. “Ik geloof in de ‘educated performer’, die zich ook interesseert voor de geschiedenis van het genre en die meer weet over de dichter, diens achtergrond en het tijdvak. Dat helpt bij een overtuigende interpretatie.”

Zijn instituut in het zuiden van Duitsland heeft geen zangers in opleiding, maar probeert wetenschappers en musici om de tafel te krijgen om theorie en praktijk te bespreken. “We streven naar de kruisbestuiving van wetenschap en muziek.”

Jard van Nes en Christa Ludwig

Het muzikale deel van de driedaagse bestond uit masterclasses van de Nederlandse mezzosopraan Jard van Nes, de Duitse mezzo Christa Ludwig en pianist David Selig. De zang stond centraal, maar de deelnemers namen als liedduo deel.

Sopraan Wendeline van Houten vormde samen met de jonge pianist Rik Kuppen een duo, dat nog maar kort geleden ontstond. Kuppen nam onlangs met sopraan Nikki Treurniet deel aan het afgelopen IVC in Den Bosch en won er een jongtalentprijs.

Applaus voor de deelnemers aan het einde van het afsluitende concert.
Applaus voor de deelnemers aan het einde van het afsluitende concert.

Kuppen keek terug op een geslaagd masterclassprogramma, met relatief wat meer aandacht voor de zangers. Hij was daarom blij met de inbreng van de masterpianist David Selig. “Hij lette sterk op de pianisten, terwijl mevrouw Ludwig vooral op de zang gericht was.”

De liedduo’s waren aanwezig bij alle masterclasses, ook als ze zelf niet aan de beurt waren. “Wat mij betreft moeten musici studeren, maar ook veel luisteren naar anderen”, meent Kuppen. Zijn belangrijkste leermoment noemde hij de tip om “innerlijk te dirigeren”, de puls van de muziek te volgen. “Dan speel je natuurlijk en verras je niet ineens de zanger met een stop.”

Mezzosopraan Maria Fiselier was nog kort geleden druk met de workshop Frans repertoire die het IVC samen met De Nationale Opera in Amsterdam organiseerde. Ze nam ook van deze lieddriedaagse veel mee. “Om te beginnen het feit dat ik in de aanwezigheid ben geweest van Christa Ludwig – dat was al inspirerend. Ik vond het mooi om te zien hoe ontzettend precies zij te werk ging. Dat klassieke Duitse lied, met alle nuances, dat zit allemaal in haar.”

Na het optreden van de jonge duo’s werd er afscheid genomen. Er werden groepsfoto’s gemaakt en terwijl één van de leerlingen gedag zei, gaf master Jard van Nes haar nog wat tips mee. Op een vraag naar haar indrukken van de drie dagen zei de mezzosopraan: “Ik ben gedreven, zo ben ik altijd geweest. Als ik aan mijn eigen beginperiode terugdenk, herinner ik me dat ik letterlijk vrat wat Christa Ludwig, nu collega-master maar indertijd mijn docente, zei. Ik zie bij sommige deelnemers diezelfde gedrevenheid.”

Ze gaf de deelnemers aan deze masterclass mee dat hun basis goed moet zijn. “Zo goed dat je niet onderuit gaat, ook als je een keer niet fit bent.” Haar belangrijkste boodschap aan de zangers: “Niet duwen, don’t push! Je moet je techniek zo ontwikkelen dat je resonans hebt. Christa kon in haar tijd pianissimo zingen en dan tot bij wijze van spreken op straat te horen zijn. Muzikaliteit moet je hebben, die kun je als docent hoogstens wakker schudden, maar techniek, dat kun je leren.”

Toen Jard van Nes jonger was, kon ze zich in redelijke rust ontwikkelen. Ze realiseert zich bij het werken met de jonge talenten dat de tijden veranderd zijn. “De druk op jong talent is nu veel groter.”

Garmisch-Partenkirchen

Studeren bij een master, wetenschappelijk onderzoek: het kan allemaal bijdragen aan mooie uitvoeringen. Maar als je bijvoorbeeld de Vier letzte Lieder, die Strauss aan het eind van zijn leven in Garmisch-Partenkirchen componeerde, gaat uitvoeren, helpt het dan ook om daarheen te gaan?

Dr. Jurgen May ziet het om zich heen. “Er zijn veel musici en zangers die naar Garmisch komen om inspiratie op te doen en dat werkt ongetwijfeld voor hen. Je krijgt daar het gevoel op de plaats te zijn waar het allemaal is ontstaan, bij het huis – dat helaas niet voor publiek open is – en in de tuin waar Strauss zich terugtrok tussen de bergen om te werken. Daar ontstonden die vier liederen die iedereen kent.”

Vorig artikel

Koor speelt hoofdrol in sterke Khovansjtsjina

Volgend artikel

Netrebko zegt Münchner Manon Lescaut af

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.

2Reacties

  1. Peter van der Lint
    4 november 2014 at 15:23

    Als je in de sfeer wilt komen van de plek waar Strauss zijn ‘Vier letzte Lieder’ componeerde, dan moet je niet naar Garmisch-Partenkirchen gaan, maar naar Zwitserland. Het was daar, in ballingschap na de Tweede Wereldoorlog, dat Strauss zijn laatste liederen componeerde. Die tuin in Garmisch voegt dus niets toe, wat Dr. Jurgen May ook moge beweren.

  2. theo laceulle
    7 november 2014 at 21:07

    Ik weet niet of Francois ook de masterclasses van de (86-jarige!!) Christa Ludwig heeft bijgewoond, maar die waren fascinerend en van een ongekende energie.
    Ze was zeer kritisch op de tekst en de artivculatie, op het karakter van de liederen,de vocale lijn, de adembeheersing, de zuiverheid bij de zangers (die ze voluit zingend voordeed hoe het wèl moest!), de pianobegeleiding – en dat alles met veel humor, zeer beeldend en duidelijk- ik heb genoten!
    Een paar uitspraken: ‘first breathe, then think, then sing’, en ‘je moet je stem laten klinken zoals een kip op haar nest zit, met alle kuikens(of eieren!) eronder!’ En haar sidekick pianist David Selig tegen een begeleidend pianiste: ‘breathe before you play’.
    Het was geweldig inspirerend om mee te maken.