Discografie: Rosenkavalier (2)
Der Rosenkavalier, één van de grootste successen van Richard Strauss, keert binnenkort terug bij De Nationale Opera. In aanloop naar de première op 5 september vult Basia Jaworski haar discografie van 2011 aan met nieuwe opnames van het werk.
“Ja ja…” mijmert de Marschallin, daarmee de hele opera in één woord samenvattend. Ik weet niet hoe u erover denkt, maar ik vind het geniaal. De tijd gaat voorbij, of je het wilt of niet, en je erbij neerleggen is een kunst op zich. Daar kan ik eindeloos naar luisteren, want de weemoed die het woord bij mij teweegbrengt, is grenzeloos. De muziek doet dan ook even mee, op de achtergrond… Mooi.
Waarom houd ik dan toch niet van Der Rosenkavalier? Ik denk dat het komt door de, voor mij althans, overbodige scènes met overbodige mensen. Denk aan de eindeloos durende drukke ochtend na de gepassioneerde nacht. Of nog erger: driekwart van de derde akte, die mij nog het meeste aan een mislukte Falstaff doet denken.
In de onlangs met de ECHO Klassik 2015 bekroonde documentaire Richard Strauss and his heroines (Arthaus Musik 102 181) gaat de Oostenrijkse dirigent Franz Welser-Möst nog een stapje verder. Volgens hem is Der Rosenkavalier een parlando-opera die men ondergaat, wachtend op de grote hit: het terzet. Daaromheen is de hele opera gebouwd, aldus Welser-Möst.
Hieronder een trailer van die film:
Salzburg
Franz Welser-Möst kan het weten: vorig jaar dirigeerde hij in Salzburg één van de allerbeste en allermooiste Rosenkavalier-producties ooit, in samenwerking met oudgediende Harry Kupfer, die er haast een masterclass in regisseren van maakte. Een masterclass die verplicht zou moeten worden voor iedere regisseur die denkt met zijn ‘geniale’ concepten het wiel opnieuw te kunnen uitvinden.
De voorstelling is niet alleen prachtig om te zien, maar ook logisch en consequent. Kupfer schuwt moderne technieken niet, maar de muziek en het libretto staan centraal: de regie is er dienstig aan gemaakt. En de werkelijk betoverend mooie videobeelden van Thomas Reimer ondersteunen het verhaal.
Krassimira Stoyanova is een Marschallin zoals ik mij haar altijd had ingebeeld: een mooie, rijpere vrouw met veel relativeringsvermogen. Günther Groissböck is een verrukkelijke Ochs, met maar één minpunt: hij is té aantrekkelijk! Zijn stem, zijn acteren, zijn charisma: ik denk niet dat ik de enige ben die de ogen niet van hem kan afhouden!
Ook de Faninal van Adrian Eröd oogt verrassend jong, wat een absolute verademing is. Bij vlagen doet hij mij aan Humberto Tan denken; de conclusie laat ik aan u over.
Sophie Koch doet het voortreffelijk als een zeer aantrekkelijke Octavian. Mijn enige probleem is Mojca Erdmann. Haar Sophie klinkt exact zo als haar Lulu in Amsterdam en is evenmin te verstaan (C Major 719404).
Hieronder impressies van de productie:
Glyndebourne (I)
Onlangs bereikte mij een cd-opname uit Glyndebourne 1965. Het is een in alle opzichten merkwaardige voorstelling. De rol van de Marschallin werd gezongen door niemand minder dan Montserrat Caballé. We kunnen het ons nu niet meer voorstellen, maar toen was het volstrekt voor de hand liggend.
Caballé is haar carrière in Duitsland begonnen en heeft zelfs Salome op haar repertoire staan. Er is ook helemaal niets op haar Duits aan te merken. Ze is een mooie, jonge en kruidige Marschallin, die de rol ‘op z’n Caballés’ verrijkt, met de mooiste pianissimo’s en legato’s.
Teresa Zylis-Gara is een verrukkelijk licht klinkende Octavian en Edith Mathis een als een vijftienjarig meisje klinkende Sophie. Otto Edelmann (Ochs) completeert de fantastische opname (GFOCD 010-65).
Hieronder de trailer:
Glyndebourne (II)
We blijven nog even in Glyndebourne, waar de nieuwe productie van Richard Jones in 2014 een schandaal veroorzaakte. De aanleiding was, voor de verandering, niet de productie zelf, maar de recensies in de Britse pers. Mijn Engelse (mannelijke!) collega’s vonden Tara Erraught (Octavian) totaal miscast: te klein, te lomp en te dik. De operawereld roerde zich. Want: mag je iemand, in dit geval een geweldige zangeres, op haar uiterlijk beoordelen?
Het zal mij worst wezen hoe een zangeres eruitziet, als ze me maar met haar zang en spel weet te overtuigen. Maar deze keer moet ik mijn collega’s een beetje gelijk geven. Ondanks de schmink en het (zeer lelijke) kostuum ziet Erraught eruit als een (mollig) meisje. Haar werkelijk prachtige mezzo klinkt daarbij zeer vrouwelijk. Met geen mogelijkheid wekt ze de schijn van een potente jongeman van 17. Ook in haar/zijn vermomming als Mariandel kan ze me nergens overtuigen.
Kate Royal is niet een echt idiomatische Marschallin: haar zilverkleurige sopraan beschikt nu eenmaal niet over het romige timbre dat de rol vereist.
Teodora Gheorghiu (Sophie) is denk ik de beste van het trio, maar ook zij weet niet zo goed wat ze met de tekst kan doen. Wat me echter het meeste stoort, is dat de stemmen niet zo goed mengen, waardoor de overhandiging van de roos (en het trio!) een beetje in de soep valt.
De productie zelf is vrij conventioneel, maar nergens ‘Weens’. Het wemelt er van flauwe, zeer seksueel getinte grappen en de beginscène met de naakte Marschallin ‘full monty’ onder de douche vind ik té.
Robin Ticciati houdt het orkest licht. Onder zijn leiding klinkt de ouverture vederlicht, met veel nadruk op de melodielijn. Nafluitbaar, eigenlijk (Opus Arte OA 1170D).
Hieronder de trailer:
Salzburger Liederabende
Naar aanleiding van het 150e geboortejaar van Strauss heeft Orfeo de ‘Salzburger Liederabende’, gegeven tussen 1956 en 2010, gebundeld en in een box met twee cd’s uitgebracht. Een must voor ieder die van Strauss en de liedkunst houdt.
Van Schwarzkopf, Della Casa en Prey tot en met Damrau en Volle: het is een ware ‘Sesam open u’-box. Met behoorlijk veel verrassingen. Van Jessye Norman wisten we natuurlijk al dat ze een begenadigd liedzangeres was, maar wist u het ook van Leontyne Price? Vroeger dacht men nog niet zo in hokjes.
‘Ständchen’, in 1987 door Francisco Araiza gezongen, is om te huilen zo mooi en de Thomas Hampson van twintig jaar geleden is de verrukkelijkheid zelve. Wat een document! (C894 142 1).
17Reacties
Je hebt helemaal gelijk Basia, die Liederabende box is werkelijk een must! (zoals zovele andere (historische) uitgaven van Orfeo, met name uit de Wiener Staatsoper).
Prachtige recensie!
Waar het m.i. bij Rosenkavalier toe doet is de Marschallin! Hofmansthal bouwt er een heel circus om heen met een roos en een toestand om die roos naar een uitverkorene te brengen via een etc. etc. Ochs is een leuke rol die zeker in 1911 schalks is verorberd. Octavian was een min of meer geaccepteerd personage, Sofie natuurlijk geliefd.
toi toi toi voor DNO!!!!!!
Ik mis in het overzicht de DVD’s van de Otto Schenk producties olv Carlos Kleiber (Wenen en München).
Lijken mij belangrijke registraties.
Sinds 1968 (!) staat Der Rosenkavalier ‘nach einer Inszenierung von Otto Schenk’ In Wenen op de planken. https://db-staatsoper.die-antwort.eu/search/work/160/production/77
Dit seizoen zijn er weer 2x 3 voorstellingen in de Staatsoper geprogrammeerd. Gevoel voor traditie.
In Nederland zijn er tradities om om zeep te worden geholpen. (Het is toch eeuwig zonde dat de Ring Van Audi niet bewaard kan worden om eens de zoveel tijd te worden opgevoerd.)
Waarom kan de Audi Ring niet hernomen worden? Is dat tegen de policy van De Nationale?
Bedankt, Basia. Het wil toch wat zeggen als er binnen 4 jaar (na jouw laatste overzicht) zo veel nieuwe (uitgebrachte) opnames zijn. Er zijn meer opera’s met ‘overbodige’ scenes/personages.
Weemoed, tijd die voorbij gaat…. herkenbaar, zal wel kwestie van leeftijd zijn.
M.b.t. de Ring, ik meen dat het na 20 jaar te duur werd om decor, kostuums en de rest op te slaan. Geen kwestie van beleid dacht ik. Blijft jammer, daar ben ik mee eens.
Ik vind de Audi Ring prachtig maar na x hernemingen mag er wel eens een nieuwe produktie komen – ook al besef ik ook wel dat een ganse nieuwe Ring een investering is die niet zomaar om de x jaar kan gemaakt worden…
@S. Lipniski: dat zal inderdaad vermoedelijk de reden wel zijn van het verdwijnen van die fabuleuze Amsterdamse Ring.
Maar om even op ‘Der Rosencavalier’ terug te komen: het is ook niet mijn lievelings-Strauss. Ik vind het een opera met sublieme momenten (overhandiging van de roos, slottrio) maar soms heel veel parlando (Ochs in het eerste bedrijf!) dat Strauss schijnbaar wel moest ‘in muziek’ zetten omdat hij al die tekst van Hofmannsthal kreeg. De ‘grap’ in het derde bedrijf duurt te lang en als men persé een vergelijking wil maken, is Falstaff oneindig poetischer…
Daarentegen vind ik de vele personnages in het miden van het eerste bedrijf wel goed gevonden – ik zal zelden van “overbodige” personnages spreken – zulke figuren geven een ‘couleur locale’ aan het verhaal en in dit geval zorgt deze scene wel voor een welgekomen afwisseling tussen de passionele beginscene en de ‘ruzie’slotscene van het bedrijf. Maar ondanks alles wat ik hier zeg, is het toch een opera die ik af en toe (heel) graag zie…
En als ik zeg dat ‘Die Frau ohne Schatten’ misschien wel mijn lievelings-Strauss is, daar zal ook wel niet iedereen kunnen inkomen…
De Kupfer-produktie is inderdaad prachtig, modern en toch terzake.
En met iedereen prachtig in zijn rol: Stoyanova (!), Koch (haar verkleedscene in III is onbetaalbaar!-zo is zelfs deze lange scene te genieten!)), ik vind Erdmann persoonlijk een heel charmante Sophie, Eröd is een Faninal met een opvallende persoonlijkheid – zoals zijn Beckmesser in Amsterdam en Groissböck heeft met zijn ‘aantrekkelijkheid’ wel het voordeel dat hij niet vervalt in de vulgariteit van vele Ochsen, ook al een punt van ergernis in vele produkties…
En bv die limousine die in de slotscene geluidloos de scene komt opgereden met in de achtergrond een mistig natuurlandschap…
Tara Erraught is ondanks (of dankzij?) haar molligheid een mooie vrouw (zie haar foto’s). Maar bon, als Octavian is ze misschien (scenisch) niet echt overtuigend. Al kan een debat over de scenische waarschijnlijkheid van vele zangers ons heel ver leiden (vele zangers zijn bv dubbel tot meer zo oud als het personnage dat ze moeten voorstellen) en is bijgevolg ook tamelijk nutteloos…
Met het uiterlijk van Tara Erraught is niets mis, dunkt mij. Maar dat laat onverlet dat je Hosenrollen beter kunt bezetten met sopranen die een beetje jongensachtig kunnen ogen. En die zijn er genoeg. Paula Murrihy is een goed voorbeeld.
Dat is wel relatief. Ik vind bv dat Sophie Koch er niet echt “jongensachtig” uitziet. En toch is fantastisch als Octavian of de Komponist…
@Basia: wat een verademing om te lezen dat jij er net zo over denkt (‘Waarom houd ik dan toch niet van der Rosenkavalier?’), ik dacht al dat er iets mis met meij was. Dat eindeloze gekwetter en geklets…ik kan het slecht verdragen en ben er regelmatig bij in slaap gedommeld. Het is ook een soort quasi humor, humor die eigenlijk nauwelijks echt leuk wil zijn, het levert hooguit met veel moeite een flauwe glimlach op. Maar ik geef toe, dan zijn er ineens die wonderschone momenten, de monoloog van de Marschallin, en natuurlijk het terzett. Ik roep altijd: geef mij maar een hoogtepunten CD van de Rosenkavalier 🙂
Ik zei toch ongeveer hetzelfde, zij het in niet zo extreme bewoordingen en er zijn vast nog mensen die er zo over denken. Neen, er is dus niets mis met U…
Ik heb ook zo mijn bedenkingen over Der Rosenkavalier, Waarom houd ik dan toch zo van Der Rosenkavalier? Om de oneindig mooie muzieklijnen.
Eelco Beinema, cellist van het RphO, speelde vier jaar geleden mee olv Simon Rattle. Op zijn blog heeft hij er mei 2011 een aantal artikelen (9) over geschreven. http://philharmonischenotities.blogspot.nl/2011/05/rofrano-rofrano.html
`Gekwetter en geklets` (Gerard). Ik vermoed dat bv. Strauss’ Capriccio daar volgens u, hoewel van een andere orde, ook wel eens aanspraak op kan maken, niet? (Bij mij komt het woord `gezeur` wel eens op bij het luisteren naar de opera Carmen, of is dat vloeken in de kerk?)
Ja, dat is vloeken in de kerk! 🙁 Over ‘Carmen’ geen kwaad woord of ja, de scenes met Micaela (en haar aria!), die zoudt ge inderdaad ‘gezeur’ kunnen noemen – wat niet wegneemt dat ‘Carmen’ in zijn geheel een meesterwerk is (persoonlijke mening).
Om nog eens op ‘Der Rosencavalier’ terug te komen; het typische van dit werk lijkt wel het enorme contrast tussen sublieme momenten en trivialiteit (om niet te zeggen langdradigheid)te zijn – waarschijnlijk ook zo gewild door de auteurs. Maar dat ‘stoort’ me eigenlijk alleen in dit werk. ‘Capriccio’ is ook grotendeels een ‘conversatiestuk’ (met een soloslotscene die daar precies los van staat…) maar hierin stoort het conversatiegehalte me veel minder (al behoort het ook niet echt tot mijn lievelingswerken). In ‘Arabella’ stoort me dat helemaal niet, weliswaar zijn de mooiste momenten hier minder ‘subliem’ dan in ‘Der Rosencavalier (maar zeker nog meer dan mooi genoeg) maar er zijn ook geen (te) langdradige momenten. En ‘Die Frau ohne Schatten’ (waarover waarschijnlijk ook de meningen verdeeld zijn) vind ik een werk met een prachtige muzikale éénheid en een Wagneriaanse grootsheid!
Wat fijn Basia dat je die schitterende CD-set met Montserrat Caballé Par Excellence hierboven hebt kunnen bespreken en onder de aandacht hebt kunnen brengen! Wat mij betreft misschien wel de allermooiste en zeer overtuigende Rosenkavalier die ik ooit heb gehoord! (Al zouden er misschien mensen kunnen zijn die denken: “En die met Schwarzkopf onder Karajan, of die opnamen met Böhm dan?” Maar als je zó’n geweldige stem van Caballé hoort, en hier als een voortreffelijke Marschallin, dan denk ik, voor nu éven geen Schwarzkopf.) Ook de dirigent Sir John Pritchard die het orkest uitstekend leidt mag niet ongenoemd blijven.