Is verismo dood?
La morte de verismo: verismo is dood. Onder deze hartenkreet woedde er de laatste paar weken een heftige discussie op operamailinglijsten. Is het waar? Is verismo dood?
Men zegt verismo en men denkt: Mascagni en Leoncavallo. Terecht? Cavalleria Rusticana en zeker Pagliacci behoren tot de meest populaire opera’s ooit. De meest tragische ook. Maar dat ligt niet alleen aan hun inhoud. Ze gaan over passie, liefde, jaloezie, wraak en moord, maar dat en ook het ruwe realisme maakt ze niet gewelddadiger dan een Carmen. En de ‘gewone mensen’ en de ‘tegenwoordige tijd’ hebben we ook al vaker meegemaakt, in La Traviata bijvoorbeeld.
Nee, wat de opera’s in feite heel erg tragisch maakt, is het lot van hun scheppers. Beide werken sloegen in als een bom en lieten hun makers met een kaskraker zitten die ze nooit meer evenaarden. Niet dat ze verder niets meer componeerden of dat de kwaliteit van hun latere opera’s te wensen over laat. Integendeel. La Bohème van Leoncavallo of L’Amico Fritz van Mascagni zijn bijvoorbeeld ware meesterwerken.
Waarom het zo gelopen is, is moeilijk te zeggen, al zijn er best veel verklaringen gegeven. Zo zou Mascagni zijn stijl niet trouw zijn gebleven en weer romantisch zijn gaan componeren. Maar dat is niet waar: Cavalleria bevat lyrische passages die niet onderdoen voor bijvoorbeeld L’Amico Fritz en het stuk is niet dramatischer dan bijvoorbeeld Iris.
‘Gekroond voordat ik koning werd’, merkte Mascagni zelf eens sarcastisch op. Cavalleria was zijn eersteling, geschreven toen hij 26 jaar oud was, en dat geldt eigenlijk ook voor Leoncavallo. Beide componisten zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden de geschiedenis ingegaan als de makers van maar één opera.
Niet anders is het hun generatie- en/of stijlgenoten vergaan (zelf noemden zij zich liever ‘La Giovane Scuola’ – ‘De Jonge School’). Mocht men al ooit hebben gehoord van Giordani, Catalani, Franchetti of Cilea, dan komt men niet verder dan één titel. Of nog erger: één aria.
Waar het allemaal aan ligt, is moeilijk te zeggen en het onderzoeken waard, maar feit is dat na de jaren dertig en veertig (vooruit, begin vijftig) het genre opeens ‘not done’ werd. Men haalde er zijn intellectuele neus voor op en het snikken in de aria ‘Vesti la giubba’ uit Pagliacci werd het voorbeeld van de slechte smaak.
Snikken
Maar tijden veranderen (panta rei?) en wat ooit als kitsch werd bestempeld mag opeens weer. De in de tweede helft van de vorige eeuw zo verguisde componisten (u gelooft het niet, maar zelfs over Puccini werd toen smalend gesproken) worden van zolder gehaald en afgestoft. Zo zijn de laatste paar jaren bijna alle opera’s van Mascagni en Leoncavallo nieuw opgenomen of opnieuw uitgebracht, en van sommige bestaan inmiddels zelfs meerdere versies.
Ook de andere componisten uit die tijd beleven een hernieuwde bloeitijd. Van L’Arlesiana van Cilea zijn opeens twee verschillende nieuwe opnames verschenen en van Cyrano de Bergerac van Alfano is zelfs een dvd beschikbaar.
Goed nieuws, maar weten de zangers van nu nog hoe je verismo moet zingen? Daar ligt het grootste probleem begraven, want met snikken alleen los je het niet op, zeker niet als je je leven lang op belcanto hebt geconcentreerd.
De zang moet uit je hart komen, uit je ziel. Zoals mijn zanglerares altijd zei: uit je kruis
Wat hebben we zoal? Lisa Houben. De van oorsprong Nederlandse sopraan nam onder meer Zaza van Leoncavallo op (GB 2289/90-2). Niet slecht, maar onevenwichtig.
Denia Mazzola Gavazzeni nam een dubbel-cd op met aria’s van verschillende opera’s van Mascagni (Naïve AT 34111). Bijzonder interessant en zeker niet te missen, maar zij heeft maar één kleur tot haar beschikking.
Onder de ietwat misleidende titel ‘Verismo Heroines’ heeft Myto (00154) een cd uitgebracht met allemaal (over)bekende stof van Puccini (op de lyrische na bijna al zijn heldinnen), Mascagni, Leoncavallo en consorten, gezongen door Mara Zampieri.
Zampieri heeft dat typische tegen de toon aan zingen, en daar moet je van houden. Ik heb altijd een zwak voor haar gehad, zeker omdat ze zo intensief betrokken was en in een theater goed was voor puur drama. Maar op cd komt ze toch wel saai over, zeker omdat alles met dezelfde uitdrukking wordt gezongen.
Ziel
En nu hebben we dus ‘La Diva Renée’ – Renée Fleming die een album getiteld Verismo uit heeft gebracht. Het is een cd waar ik niet van weet wat ik ermee moet. Is het slecht? Welnee, integendeel, het is prachtig! Fleming zingt mooi, heel erg mooi zelfs, maar… moet dat?
Hoe kun je aan je (hoge) noten denken als je bang bent? Je bent jong en je wilt niet sterven… Schreeuw je het dan niet uit? Begrijp me goed, ik pleit echt niet voor valse noten. Je moet in alle gevallen blijven zingen, maar die zang, die moet uit je hart komen, uit je ziel. Zoals mijn zanglerares altijd zei: uit je kruis.
Fleming klinkt echter koel en berekenend. En zo verschrikkelijk bestudeerd! In de loop van haar carrière heeft zij ook bepaalde maniertjes ontwikkeld. Zo trekt zij de toon naar boven en laat het verder prachtig op(en uit)bloeien. Bovenaards mooi bij Strauss, maar dodelijk bij bijvoorbeeld ‘Flamen, perdona mi’ (uit Lodoletta van Mascagni).
Dan kunt u beter naar haar collega Diana Soviero luisteren (Fl 2 3037). Niet nieuw, maar bij mijn weten nooit eerder besproken. Soviero zingt met zeer veel gevoel en veel betrokkenheid, ouderwets bijna.
Zelf moest ik ook aan Mafalda Favero denken (u kent haar recital toch wel? Ooit op VAI 1071 uitgekomen). Voor mij de koningin van het verisme. Naast Magda Olivero, vanzelfsprekend.
Ter illustratie drie interpretaties van de aria ‘Sola, perduta, abbandonata’ uit Manon Lescaut van Puccini. Allereerst Renata Scotto.
Hieronder Renata Tebaldi.
Tot slot de interpretatie van Renée Fleming op haar nieuwe album.