‘Opera is zó leuk’
Hij is nog maar een dertiger, maar toch heeft dirigent Antony Hermus al tientallen opera’s geleid. Vanaf vrijdag (6/3) zwaait hij het stokje in de orkestbak bij Tsaar Saltan van Opera Zuid. „Opera is zó leuk om te doen.”
Voor de sprookjesopera van Rimsky-Korsakov heeft Opera Zuid een jonge, grotendeels Nederlands cast bijeengebracht. Met hun jeugdig enthousiasme moeten zij een verhaal vertellen van hoop. Hoop op beter, hoop ‘waarmee iedereen van zijn eigen leven een sprookje kan maken’.
Een betere muzikaal leider dan de enthousiaste, goedlachse Hermus is bij die cast moeilijk te verzinnen. Sinds de laatste week van januari heeft hij zijn tanden in het stuk gezet. „Je werkt langzaam naar de première toe”, vertelt hij. „Het is een tocht naar de waarheid van het stuk.”
Een tocht waar Hermus veel plezier aan beleeft. Altijd al was hij gefascineerd door zingen en begeleiden, precies de elementen die in opera samenkomen. „Opera is op samenwerking gericht, dat fascineert me. Het heeft zoveel componenten. Literatuur, drama, regie, muziek – zowel zang als orkest – een technisch deel, het visuele. Bovendien vind ik het leuk om met mensen te werken. Ik ben om zo te zeggen een ‘mensentroop’.”
Beginnelingetje
De operapraktijken van Hermus zijn in Nederland wellicht nog niet zo bekend; hij raakte namelijk gepokt en gemazeld in het vak bij de oosterburen. Tien jaar lang bracht hij door in het muziekleven in de Duitse stad Hagen.
Zijn leraar orkestdirectie Jac van Steen gaf hem het advies naar Duitsland te gaan, toen Hermus piano en orkestdirectie studeerde aan het Fontys Conservatorium in Tilburg. „Ik studeerde op het conservatorium, maar ondertussen ook bestuurlijke informatiekunde aan de Universiteit van Tilburg. Ik snoepte altijd graag van twee walletjes, gewoon omdat ik het leuk vond. Het hield elkaar ook mooi in evenwicht: dan was ik het zakenmannetje, dan weer de kunstenaar. Zo hoefde ik ook niet twaalf uur per dag op die piano te raggen…”
Van Steen werd dat op een gegeven moment een beetje zat. „Je doet veel te veel, zei hij. Volgens hem moest ik maar eens in Duitsland gaan kijken. Waarom Duitsland? In Nederland kun je je als dirigent maar beperkt ontwikkelen. Ik denk dat je het vak leert door het te doen, door veel dirigeer-uren te maken. Die mogelijkheden waren er in Duitsland.”
„Opera is op samenwerking gericht, dat fascineert me.”
Hermus arriveerde als ‘beginnelingetje’ in Hagen. „Dan is het belangrijk dat je ondersteuning krijgt, dat er een omgeving is waar je fouten mag maken. Je moet de ruimte krijgen.” Die ruimte kreeg hij in de stad, waardoor hij seizoen na seizoen op een hoger treedje kwam te staan.
Na vijf jaar vertrok de toenmalige Generalmusikdirektor. De stad Hagen zocht naar een vervanger, maar kon lange tijd niemand vinden. Tot ze dachten: we hebben toch gewoon een goede dirigent in eigen huis? „Ik dacht eerst: ik ben veel te jong, ik kan het niet”, vertelt Hermus. „Maar het was ook wel erg mooi om al je favoriete opera’s en symfonieën te gaan doen. Dus heb ik het gedaan. Er was niet één tegenstem bij de stemronde van het orkest.”
Wandeling
Al was het ‘best wel schrikken’ in het begin, spijt zal hij niet hebben van zijn besluit. Hij bouwde in vijf jaar tijd een groot repertoire op. „Hagen was heel wezenlijk voor mij. Het is de basis voor het beetje dat ik nu kan.”
Vorig seizoen zette Hermus een punt achter zijn werk in Hagen, dat hem een cultuurprijs gaf voor zijn verdiensten. Inmiddels heeft hij al een nieuwe aanstelling binnen, als Generalmusikdirektor in Dessau. Daar gaat hij in 2009/2010 aan de slag. In het tussenliggende seizoen vermaakt hij zich als freelancer.
Begin dit seizoen stonden er vooral concerten op zijn programma met orkesten in Nederland, Duitsland en Frankrijk. Met Tsaar Saltan is hij aanbeland bij het hoofdstuk opera. Een heel ander, maar misschien nog wel mooier hoofdstuk. „Opera is geen concert. Dat is ook het mooie. Bij een concert ben je zelf de regisseur en denk je bijvoorbeeld: vandaag doe ik het eens lekker langzaam. Gewoon omdat je daar zin in hebt of omdat je daar iets over gelezen hebt in een brief van de componist.”
„Bij opera heb je te maken met de zangers en hun fysieke mogelijkheden en met de regisseur”, vervolgt hij. „Daar moet je kijken wat je muzikaal kan bijdragen aan het stuk. Een Kapellmeister in Hagen zei eens: een concert is een prachtige wandeling door een bos, een opera is een wandeling over een berg. Het is weliswaar veel vermoeiender, maar het uitzicht is schitterend.”