Achtergrond

De bouwplaats van opera

Wie Norman Shankle in z’n uppie op het toneel ‘Un aura amorosa’ uit Così fan tutte ziet zingen, zal geen moment stilstaan bij het circus dat achter de schermen volle toeren draait. Maar dat circus is onontbeerlijk. Een kijkje in de bouwplaats van Het Muziektheater, de timmerende en lassende achterkant van het gelikte operadecor dat het publiek altijd ziet.

(Foto: Edwin Walvis)
(Foto: Edwin Walvis)

Een paneel met diverse gele en groene knoppen, een paar monitors, een koptelefoon en een microfoon. Dat is het kloppend hart van alle opera’s die op het toneel van Het Muziektheater verschijnen. Of het nu een Verdi of een Mozart is, een ‘grand opéra’ of een kamerwerkje, degene achter de knoppen staat ten allen tijde aan het roer.

Met zijn roer moet de voorstellingsleider – zoals hij officieel heet – een hectisch en complex operavoertuig op de rails houden. Solisten, koorleden, lichttechnici, rekwisiteurs, kappers en grimeurs: allemaal zijn ze afhankelijk van zijn tekens. Tijdens opera-avonden bestaat het team achter de coulissen uit 20 tot 50 mensen. Indirect werken echter zo’n 600 werknemers zich in het zweet om de operaliefhebber elke keer van een genotvol seizoen te voorzien.

„Eigenlijk is het één grote bouwplaats”, vertelt Bart Hermans, beleidsmedewerker educatie, al wandelend door de wirwar van gangen. In de gang met artiestenkleedkamers staan de namen van Cosi-solisten netjes op bordjes gekrijt: Mister Pisaroni, Mister Shankle, Miss Comparato. Ondertussen schalt vanuit de repetitiestudio iets verderop het ‘Libiamo’ uit La Traviata van Verdi – de volgende productie van De Nederlandse Opera – begeleid door het getimmer aan het Traviata-decor op het montagetoneel. Op het hoofdtoneel worden weer voorbereidingen getroffen voor een balletvoorstelling.

Het is een heel geschuif tussen de vier tonelen (hoofd-, achter-, zij- en montagetoneel) van Het Muziektheater, vertelt Hermans. „Op een standaarddag bouwt een ploeg van de Technische Organisatie Muziektheater ’s morgens vroeg een repetitie op. Drie uur ’s middags stopt die repetitie, waarna de avondvoorstelling door een nieuwe ploeg opgebouwd wordt. Na de voorstelling wordt alles weer afgebouwd, zodat er de ochtend erna gerepeteerd kan worden.”

Decors kunnen met dank aan een geavanceerde techniek – uniek voor een theater – makkelijk van hoofdtoneel naar achtertoneel verschoven worden. De jeugdherberg uit Così fan tutte wordt bijvoorbeeld na iedere voorstelling naar achter geschoven, om plaats te maken voor repetities of balletvoorstellingen. Met het strand uit de Mozart-opera is het overigens iets lastiger. Bij iedere opera-avond wordt het zand op een soort vloerkleden uitgeharkt, waarna het ook iedere avond weer terug in de bakken geschept moet worden.

Als een carrousel wisselen de verschillende producties zo van toneel. Binnenkort zal ook La Traviata zich in die ‘interne puzzel’ mengen, omdat de laatste twee à drie weken van de in totaal zes weken repetitietijd van operaproducties grotendeels op het hoofdtoneel doorgebracht wordt.

(Foto: Hans Hijmering)
(Foto: Hans Hijmering)

Luguber
Het gewoel rond de tonelen is echter nog maar een schijntje van alle activiteit in het theater. Wat te denken van het licht. Aan het gehemelte van het theater hangen duizenden lampen, die allemaal goed afgesteld moeten worden. Hoe? Bijvoorbeeld door hulp van figuranten. Hermans: „Die moeten dan op de plek van de zangers gaan staan en wachten tot de belichting afgesteld is. Kunnen ze ondertussen een boekje lezen of zo.”

Wel maakt de computer dat werk steeds makkelijker „Vroeger stond er nog een lichttafel in de zaal en was ieder lampje daar met een aparte kabel mee verbonden”, vertelt Hermans. „Dat ging om duizenden meters kabel.” Inmiddels heeft de computer die meters drastisch ingeperkt.

En bij licht houdt het niet op. Nog hoger in het gebouw zit een zestigkoppige afdeling voor kostuums, kap en grime. Buiten het atelier staat – ietwat luguber – een kast met modellen van de hoofden van de DNO-koorleden. Op hun schedel is met een zwarte streep hun eigen haarlijn aangebracht, om de pruiken (opgeborgen in een kast ernaast) perfect te laten passen.

De afdeling zit bewust in het theater zelf, zodat solisten zonder veel tijdverlies hun kostuums kunnen passen. Per productie worden er in het atelier soms wel honderden kledingstukken gemaakt. En dat niet alleen, er is een eigen ververij, iemand voor special effects met kleding, een schoenmaker, een hoedenman.

In het theater zijn verder tal van ‘kantoormedewerkers’ actief, om de opera- en balletprogrammering in elkaar te draaien en op rolletjes te laten lopen. Ook staat er in Amsterdam-Zuidoost een decorcentrum, waar aan de aankleding van de producties gewerkt wordt (De Nederlandse Opera bouwt bij vrijwel iedere productie een nieuw decor). „Een soort kleine vliegtuighangar”, omschrijft Hermans. Tot slot beschikt het theater over meerdere opslagplaatsen voor decors.

Een forse business dus, opera. En dat allemaal om Norman Shankle op zijn knietjes Mozart te laten zingen.

Vorig artikel

DNO laat jongeren flirten met opera

Volgend artikel

Nieuwe reconstructie Dido and Aeneas in Concertgebouw

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.