Mijn Wagner: Götterdämmerung
In een serie kijkt Peter Franken terug op zijn favoriete voorstellingen van de tien opera’s uit de Wagnercanon die hij in het theater heeft gezien. In deel acht van zijn Wagnerherinneringen: Götterdämmerung door de Nederlandse Reisopera.
Een gevoel van ontroering tijdens de ‘Trauermarsch’, dat paste natuurlijk bij mijn eerste Götterdämmerung, een productie in Dortmund. Later bleef dat gevoel veelal uit, afhankelijk van de wijze waarop de regie ermee omging. Frank Castorf (Bayreuth) wist deze emotionele scène bijvoorbeeld volstrekt te verzieken. Maar meestal komt het monumentale slotdeel goed uit de verf. Zo ook bij de Ring van regisseur Antony McDonald en dirigent Ed Spanjaard bij de Nederlandse Reisopera.
In 2012 sloot de Reisopera zijn Ring af met een productie van Götterdämmerung. Een geplande gesloten Ring is er nooit meer van gekomen, het bleef bij vier lossen delen. Na de euforie rond Siegfried werd met spanning uitgekeken naar het slotdeel van Wagners Ring des Nibelungen. Zou het gezelschap het einde van de godenwereld op eenzelfde niveau over het voetlicht kunnen brengen als de vorige delen?
Laat ik beginnen met de totaalindruk. Het was een groots slot van een groot werk. Met alle regieconcepten die al sinds jaar en dag het operatoneel overheersen, zou je bijna vergeten hoe prettig het is een werk gepresenteerd te krijgen zoals het door de auteur is bedoeld. Afgezien van de kostumering (geen berenvellen en andere ‘etnografische flauwekul’) en de afwezigheid van paarden volgt deze Ring zeer getrouw het libretto en het overgrote deel van Wagners regieaanwijzingen. De kostuums zijn in Duitse interbellumstijl, de decors wat meer eclectisch, maar toch goed daarbij aansluitend. Al met al een mooi toneelbeeld.
Het gedeelte voor de eerste pauze beviel me het minste. De Nornenscène kwam niet erg uit de verf, zowel qua dramaturgie als qua zang. Beter was het afscheid van Siegfried en Brünnhilde. De in de rol debuterende Kirsten Blanck zette een frisse, blonde, verliefde meid neer, een waar genoegen om naar te kijken.
Op ‘Gibich’ zien we de familie in avondkleding, gezeten aan een grote tafel. Aan de wand hangt een kolossaal schilderij waarop een enorm everzwijn in een gevecht op leven en dood met een stel jachthonden is verwikkeld. Deze ‘Eber’ wijst vooruit naar de zogenaamde oorzaak van Siegfrieds dood in akte drie. De gehele scène werd aardig uitgespeeld, hoewel de overigens goed zingende Thomas Oliemans als de dandy Gunther hier en daar wat aan ‘overacting’ deed. De woning van de Gibichungen werd in beeld gebracht middels een decorstuk dat bijna een kopie was van de entree van Villa Hügel in Essen, het optrekje van de familie Krupp.
Ondertussen kreeg Brünnhilde bezoek van Waltraute. Hoewel adequaat gezongen, viel de scène mij qua dramatiek nogal tegen. Mijn enthousiasme nam echter direct daarna toe door de wijze waarop Gunther Brünnhilde overweldigde, met een heuse ‘vechtscène’. Wagner schrijft voor dat Siegfried hier in de gedaante van Gunther optreedt. Regisseur Antony McDonald legt voor een keer het libretto naast zich neer en laat Oliemans gewoon Siegfrieds tekst zingen. De Tarnhelm heeft deze keer niet slechts Siegfrieds gedaante veranderd, maar ook zijn stem! Misschien wordt dit wel een nieuwe trend.
In akte twee begon de voorstelling op stoom te komen. Brünnhilde werd ten tonele gevoerd in een compleet andere gedaante. Weg het verliefde kindvrouwtje, een in strak groen geklede vrouw met een strenge knot à la Evita maakte in plaats daarvan haar opwachting, vervolgens het gehele toneel beheersend tot het einde van de akte. ‘Hier steht dein starkes Weib.’ Nou, dat kon je wel zeggen. Aardig detail was de bloedneus die Gunter kreeg van alle stress toen besloten werd dat Siegfried zou moeten sterven.
De derde akte liet ons de Rhijndochters zien, spelend op de zijkant van een half gezonken boot. De ‘Trauermarsch’ werd gespeeld met gesloten doek, zoals Wagner voorschrijft. Hoewel er niets te zien was, rezen mij de haren te berge tijdens dit muzikale hoogtepunt. Het was lang geleden dat me dat bij een Götterdämmerung overkwam.
Het bleek de opmaat voor een zeer emotioneel slot van deze productie. Brünnhilde besteeg zowaar een echte brandstapel en vervolgens werd er een geweldig vuur tegen de achterwand geprojecteerd. Adembenemend wereldtheater! In de stijl van Patrice Chéreau’s Centennial Ring kwam daarbij het volk toelopen om in stilte te aanschouwen wat er zich allemaal voltrok. Een schitterend einde.