AchtergrondInterviews

Nicolas Mansfield: ‘Ik wilde een lefgozer zijn’

Bijna twintig jaar zette hij zich in voor de Nederlandse Reisopera, waarvan acht als directeur en boegbeeld. Nu is het tijd om afscheid te nemen. Nicolas Mansfield: ‘Ik heb het echt heel leuk gevonden om het gezicht van de Reisopera te zijn. Niet uit ijdelheid, maar vanwege het vooropstaan. Ik wilde laten zien wat er kan.’

Nicolas Mansfield: ‘Ik neem de gedachte mee dat ik enorm genoten heb, maar dat het niet mijn mooiste jaren waren. Die komen nog.’ (© Maarten Corbijn)

Al sinds 2000 is Nicolas Mansfield bij de Reisopera in Enschede in dienst. Hij begon als koordirigent en kreeg na een paar jaar een sleutelrol in het artistieke team van toenmalig intendant Guus Mostart. In 2013 nam hij het stokje van Mostart over, precies op het moment dat de Reisopera met 60 procent minder subsidie moest zien te overleven.

Onder Mansfields leiding creëerde de Reisopera spraakmakende producties als Die tote Stadt, Ariadne auf Naxos, Orphée et Eurydice en Tristan und Isolde, de gewaagde première waarmee Mansfield zijn programmerende werk in 2013 begon. Meerdere producties werden uitgeroepen tot Opera van het Jaar.

Eind september kondigde Mansfield zijn vertrek als directeur per 1 oktober aan, al blijft hij nog tot het einde van het jaar bij de Reisopera in dienst.

Heb je veel reacties gehad op het nieuws van je vertrek?
‘Ja, honderden. Per e-mail, Linkedin, WhatsApp. Het komt kennelijk wel aan.’

Wat was de mooiste reactie?
‘Eén iemand zei hoe mooi het is dat de overtuiging van één persoon in staat is om het gemeenschappelijk belang te dienen. Dat vond ik het mooiste compliment. Dat is waar dit vak om draait.’

Vorig jaar zomer had je een zware hersenbloeding, waarna een lange weg van herstel volgde. Hoe gaat het met je?
‘Heel goed. Ik ben weer helemaal gezond.’

Ben je tussen vorig jaar zomer en nu volledig teruggekeerd op je directeurspositie?
‘We leven gelukkig in een land waar je ziek kunt zijn en tijd kunt nemen om te herstellen. Ik heb mijn werk voor de Reisopera uit handen gegeven. Ik ben nog wel een paar keer terug geweest, heb gesprekken gevoerd en vragen beantwoord. Maar ik heb niet meer van negen tot vijf op kantoor gezeten.’

Volgens mij heb je dat ook nooit gedaan: van negen tot vijf op kantoor zitten… Nam het directeurschap je niet volledig in beslag?
‘Ja, ik had vaak werkweken van zeven dagen. En dat bijna twintig jaar lang. Ik heb een aanzienlijk deel van mijn leven in de Reisopera geïnvesteerd. Altijd vroeg in de auto, lange dagen maken. Op de dag dat ik ziek werd, was ik al om half zes opgestaan om in Spraakmakers van Radio 1 aan te schuiven. Daarna reed ik terug naar Enschede voor een openluchtconcert en toen werd ik ziek.’

Had je het achteraf gezien anders willen doen? Rustiger aan?
‘Als ik vergelijk wat mensen in de wereld allemaal meemaken, kan ik mijn eigen situatie wel relativeren. Ik zie het meer als een les voor de toekomst dan een les voor het verleden. Je leert nooit iets voor het verleden.’

Nicolas Mansfield programmeerde als eerste titel Tristan und Isolde. Het werd direct de Opera van het Jaar 2013. ‘Iets werkelijk bijzonders’ en ‘nog nooit zo veelzeggend geënsceneerd’ waren twee van de vele lovende reacties. (foto Marco Borggreve / © Nationale Reisopera 2013)

Toen je in 2013 als directeur aantrad, zat de Reisopera nog midden in de schok van de drastische subsidiekorting. Wat was je grootste uitdaging?
‘De korting had een heel grote impact op de mensen die weg moesten, maar dat had mijn voorganger nog voor zijn rekening genomen. Dat was een slimme zet. Met het team dat overbleef moesten we weer perspectief krijgen. Hoe maak je met 3,5 miljoen producties die mensen waar voor hun geld geven? En hoe realiseer je dat met dertig in plaats van honderd mensen? We zaten in een rouwproces, omdat we afscheid moesten nemen van collega’s, maar we waren ook op een zoektocht naar een nieuwe manier van werken. Mensen moesten niet langer binnen de kaders van hun functie blijven, ze moesten méér gaan doen. Daar was lef voor nodig.

Ik moet zeggen dat ik daar wel heel veel zin in had. Ik wilde laten zien dat het kon. Ik wilde een lefgozer zijn, iemand met een uitgesproken mening, iemand die opkomt voor het belang van cultuur. Iedereen heeft recht op toegang tot cultuur; ik heb dat vaak gezegd, misschien te vaak. Maar het is echt een recht. En je moet keuze hebben in je eigen omgeving. Hoe mooi de voorstellingen in Amsterdam ook zijn, je moet ook in je eigen omgeving opera kunnen genieten.’

Hoe overtuig je mensen ervan dat cultuur een recht is? Zeker in deze crisistijd is dat niet makkelijk.
‘Ik denk dat de manier van denken op veel marketingafdelingen moet veranderen. Ik houd verschillende platforms van marketeers bij en daar wordt vaak gezegd: wij vinden kunst zo belangrijk, wij willen onze kunstvorm delen, wij vinden dat er ruimte voor moet zijn. Maar dat wij-denken is naar binnen gekeerd. Je moet het omdraaien: het is in júllie belang. Kunst is iets wat je geeft, niet wat je neemt.’

Zijn er parallellen tussen de crisistijd waarin jij begon en de crisistijd waarin je opvolger aan de slag gaat?
‘In 2013 ging het vooral om de politiek. Dat kun je masseren. Je kunt met politici praten en mensen overtuigen. Nu hebben we te maken met een virus en dat is heel anders. Het ‘dreigingslandschap’ is veel breder geworden, het komt nu van alle kanten. Het is alsof je in het voetbal niet meer van links naar rechts, maar van boven naar beneden moet spelen.

Ik vind het indrukwekkend wat de minister voor de culturele sector heeft gedaan. Ze heeft echt veel geld geïnvesteerd. Maar geld alleen redt de sector niet. We moeten bij het nulpunt beginnen. De vraag zou moeten zijn: wat voor invloed heeft de culturele sector op corona? Niet andersom.’

In 2015 won de Reisopera opnieuw de titel Opera van het Jaar, nu met Floris Vissers prachtige enscenering van Orphée et Eurydice. ‘Glucks beroemdste opera verandert in de handen van Floris Visser in puur goud’, schreef Place de l’Opera. ‘Deze ontroerende voorstelling is het product van een gelukkig huwelijk tussen zang op topniveau en een intelligente, sfeervolle regie.’ (© Marco Borggreve)

Je had duidelijke doelen en ambities toen je aantrad. Wat is het beste gelukt?
‘Ik moest de Reisopera opnieuw op de culturele kaart zetten. Het gezelschap had natuurlijk al een hoge status, maar het was politiek gezien een moeilijke tijd. Ik heb heel veel tijd doorgebracht in de wandelgangen van de Tweede Kamer om het belang van cultuur en het belang van de Reisopera in het bijzonder onder de aandacht te brengen. Dat was heel veel werk, en heel moeilijk, maar het is gelukt.

Daarnaast is op het gebied van sponsoring veel gelukt. Ik zie cultuur als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het rijk, de bezoekers, het culturele bedrijf zelf en de bedrijven daaromheen. We hebben veel bedrijven kunnen meenemen in wat we doen.’

Welke doelen of ambities zijn op je to-dolijst blijven staan?
‘Ik had graag iets meer ruimte willen hebben om afwisselend te programmeren. Met drie grote producties per seizoen heb je niet veel speelruimte. Ik ben een generalist. We hebben The Fairy Queen gebracht, maar ook een Johannes. We deden Orfeo, maar ook musical.’

Kwamen er veel reacties op dat je als operagezelschap ook musical programmeerde?
‘Ja, veel mensen hebben wel vragen gesteld waarom we dat deden. Maar waarom niet? We deden een bepaald soort musical en het was prachtig voor mensen om die musicals met liveorkest te kunnen horen. Dat gebeurt niet vaak. Ik had het musicalvak nog wel breder willen neerzetten. Misschien is dat iets voor mijn opvolger.’

In eerdere interviews zei je dat je zelf geen opera maakt, maar als directeur druk je natuurlijk wel een stempel op de programmering door wie je engageert voor de regie, de muzikale leiding, de rollen, enzovoort. Wat voor stempel heb jij gedrukt?
‘Ik hoop het stempel dat we geen enkele regisseur of dirigent hebben gevraagd die het beter weet dan de componist en de librettist bij elkaar. Ik ben altijd op zoek geweest naar goede mensen. Het begint bij je overtuiging, dat is voor mij belangrijk. Ik zocht goede mensen, die daarnaast ook goed konden dirigeren, regisseren, zingen, ontwerpen.’

Heb je talent ontdekt waar je bijzonder trots op bent?
‘Je brengt mensen bij elkaar, dat vind ik het mooiste. Mensen gaan rond producties relaties aan en bouwen soms vriendschappen op die ze hun hele leven behouden. Een specifiek iemand kan ik niet noemen. Ik kan wel zeggen dat veel zangers ontroerd waren door de kansen die ze kregen. En ik vond het zelf bijvoorbeeld fantastisch om Antony Hermus te vragen voor Tristan und Isolde en Die tote Stadt. Maar zijn talent heb ik natuurlijk niet ontdekt.’

Wat vond je belangrijk in de productieteams die je samenstelde?
‘Energie vond ik altijd een belangrijk ding. Uiteindelijk moet alle energie op het podium terechtkomen bij het publiek in de zaal. Ik was geen directeur die zich veel met het repetitieproces bemoeide, maar ik heb wel af en toe wel tegen de cast moeten zeggen: ‘Jullie hebben het wel heel leuk onder elkaar. Vergeet het publiek niet.”

In 2016 oogstte de Reisopera veel lof met Ariadne auf Naxos, geregisseerd door Laurence Dale. ‘Een buitengewoon sterke productie van deze bij het grote publiek minder bekende opera’, schreef Place de l’Opera. ‘Eens te meer laat het gezelschap blijken ook met bescheiden middelen op een hoog niveau te kunnen acteren.’ Ariande werd uitgeroepen tot Opera van het Jaar 2016. (© Marco Borggreve)

Je was een directeur die nadrukkelijk op de voorgrond stond, onder meer door veel optredens in de media. Hoe werd daarop gereageerd?
‘Heel goed. Ik heb het ook echt heel leuk gevonden om het gezicht van de Reisopera te zijn. Al sinds 2003 leidde ik de Meezing Messiah in december. Dan staan er twaalfhonderd mensen om je heen die jij door zo’n stuk mag leiden. Dat vind ik fantastisch. Niet uit ijdelheid – dat kan ik met een eerlijk geweten zeggen – maar vanwege het vooropstaan, het voorgaan. Ik ben trots dat ik die functie heb vervuld. Ik heb overal het belang van cultuur onder de aandacht willen brengen. Jullie moeten luisteren! Het is geen keuze, het is een feit: cultuur is belangrijk.’

Talentontwikkeling speelde een grote rol onder jouw leiding. Hoe kijk je daarop terug?
‘Ik kijk met voldoening terug op de samenwerking met jonge zangers, regisseurs, ontwerpers en musici voor wie de Reisopera een rol van betekenis heeft kunnen spelen.’

De Reisopera werkt mee aan De Nationale Opera Studio, maar het voelt toch vooral als een DNO-initiatief. Dat merkte de Raad voor Cultuur onlangs ook op. Heb je met de Reisopera gezegd: DNO, neem dit maar van ons over?
‘Nee, dat hebben we niet gezegd. Maar ik vind dat de samenwerking tussen de drie operagezelschappen steeds beter wordt, al ontbrak ons vaak de tijd om echt met de benen op tafel te filosoferen over ons werk. Er was altijd te veel om te doen.

De samenwerking zou nog meer inhoud moeten krijgen, want de Reisopera heeft de plicht om aan talentontwikkeling mee te werken. Ik hoop dat mijn opvolger dat oppakt. Dat is ook in het belang van de jonge zangers zelf. In de bus naar Leeuwarden reizen voor een voorstelling en vervolgens pas om half drie ’s nachts weer thuis zijn: dat hoort er ook bij.’

Bart van Meijl neemt ad interim jouw functie over, maar je definitieve opvolger is nog niet bekend. Wat wil je jouw opvolger niettemin meegeven?
‘Vooral dat de Reisopera een nationale instelling van internationaal belang is. Het is een gezelschap voor iedereen in Nederland. En het zou nooit een ander belang moeten dienen dan zo veel mogelijk mensen in Nederland bedienen met de mooiste operavoorstellingen. Dat is het begin, dat is het eind.’

Wat zijn jouw plannen voor de toekomst?
‘Het enige nieuws over mijn toekomst is dat er geen nieuws is.’

Waar breng je je tijd nu voornamelijk mee door?
‘Ik denk na over de toekomst. Ik schrijf veel en lees veel. Voor de Reisopera buig ik me de komende weken over een aantal strategische cultuurvraagstukken. Ik wandel verder veel en ik benut mijn vrije tijd vanuit de overtuiging van de schoonheid van het leven.’

Wat lees je op dit moment?
‘Het boek The Midnight Library van Matt Haig, die 21 jaar geleden een einde aan zijn leven probeerde te maken. Hij beschrijft het leven als een oneindige bibliotheek. Welk boek pak je op? Hoe verander je het script van je leven? En je book of regrets: hoe doe je dat dicht?’

In januari trek je de Reisopera-deur definitief achter je dicht. Wat neem je mee in je verhuisdoos?
‘Ik neem de gedachte mee dat ik enorm genoten heb, maar dat het niet mijn mooiste jaren waren. Die komen nog. Verder neem ik heel veel mee. De les van het belang van het publiek. De schoonheid van stilte. De kracht van collegialiteit. De betekenis van de kunstvorm; het is niet van ons, het is van iedereen. Maar ook: het leven begint en eindigt niet met opera.’

Vorig artikel

Kameropera over celliste Jacqueline du Pré

Volgend artikel

Opera in de media: week 43 van 2020

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.