Achtergrond

Vroege Verdi’s: naschrift

In een achtdelige serie besteedde Peter Franken aandacht aan evenzovele minder bekende opera’s van Giuseppe Verdi uit de periode 1839-1849. In een naschrift kijkt hij hierop terug en gaat hij in op een paar andere minder gespeelde werken van de componist.

Giuseppe Verdi.

Na Il Battaglia di Legnano volgde op 8 december 1849 Luisa Miller en op 16 november 1850 Stiffelio. Kort daarna opende Rigoletto de reeks opera’s waaraan Verdi zijn blijvende grote roem te danken heeft.

Van een voorstelling van Luisa Miller bij de Metropolitan Opera verscheen eerder al een recensie op Place de l’Opera. En ook de opera die Verdi’s aanloopperiode naar zijn grote jaren afsluit, Stiffelio, kwam hier al eerder aan de orde, naar aanleiding van een geslaagde voorstelling in Frankfurt. Over de status van Stiffelio als sleutelwerk schreef ik een kort artikel getiteld ‘Giuseppe Verdi’s grote drie‘.

Stiffelio wordt door velen gezien als behorend tot de reeks vroege opera’s, gewoon omdat men er nog nooit van heeft gehoord. Werken als Attila, Ernani, I due Foscari en Giovanna d’Arco worden weliswaar niet zo heel vaak uitgevoerd, maar bezitten wel een grote naamsbekendheid. Dat Stiffelio muzikaal op gelijke hoogte staat met Rigoletto, heeft het werk niet kunnen behoeden voor vergetelheid. Daarmee lijkt het erop dat Verdi een sprong heeft gemaakt van zijn vroege opera’s naar zijn ‘grote drie’, zonder dat daar iets tussen heeft gezeten.

Overigens is onbekendheid niet voorbehouden aan werken die voorafgingen aan Rigoletto. De omgewerkte versie van Stiffelio, die in 1857 onder de naam Aroldo in première ging, is bijna een rariteit, hoewel het werk in deze vorm een plaats heeft tussen Simon Boccanegra en Un ballo in maschera. En I vespri Siciliani, dat direct volgde op La traviata, is vooral bekend als titel, je moet echt je best doen om het werk ergens in een theater te zien.

Rivaliserende vrouwen

Dat sommige opera’s geen repertoire konden houden, is vaak een kwestie van toeval, maar heeft natuurlijk ook te maken met de kwaliteit van het libretto. Immers, door de bank genomen leverde Verdi toch steeds werk af met voldoende muzikale kwaliteiten.

Wat de spanning ten goede kan komen, is het opvoeren van rivaliserende vrouwen. Bijna altijd zit de sopraan tussen twee mannen in, een tenor en een bariton. Een extra vrouw, natuurlijk een mezzo, kan een grote meerwaarde voor de handeling hebben, zelfs in een bijrol zoals Maddalena in Rigoletto.

Merkwaardig genoeg maken Verdi’s librettisten hier nauwelijks gebruik van. In Oberto gaat het tussen Cuniza en Leonora en in Nabucco is er de strijd tussen Fenena en Abigaille, maar vervolgens moeten we elf titels overslaan voor we in Luisa Miller geconfronteerd worden met de rivalen Frederica en Luisa. In Il trovatore is de rol van Azucena een absolute aanwinst, maar Ulrica in Un ballo in maschera is toch vooral een neutrale bijrol. Nee, dan Elisabeth en Eboli, of Aida en Amneris.

In I vespri Siciliani zag Verdi zich in mijn perceptie met een groot probleem geconfronteerd. Helena is in mijn beleving één van de minst aansprekende rollen die Verdi een prima donna heeft toebedacht. Ze is feitelijk onnodig voor het verhaal. De roof van aanstaande bruiden door Franse soldaten is voldoende om de vlam in de revolutionaire pan te laten slaan. Het loyaliteitsprobleem van Arrigo, de zoon van de Franse gouverneur, speelt tussen hem en de Siciliaanse revolutieleider Procida. Helena is er als love interest tussen gewurmd omdat Verdi anders zonder sopraan kwam te zitten. Dat maakt het verloop van de handeling nog meer geforceerd dan hij al was, omdat men te sterk heeft willen vasthouden aan een historisch gegeven. Dus in geval van I vespri Siciliani zal meer bekendheid het werk vermoedelijk niet meer bemind kunnen maken.

Dat geldt echter wel degelijk Verdi’s eersteling Oberto en zijn zesde en zevende opera’s I due Foscari en Giovanna d’Arco. Die verdienen een plaats op het podium, evenals het door mij bewonderde Stiffelio natuurlijk.

Lees alle afleveringen van de serie vroege Verdi’s.

Vorig artikel

Sterre Konijn brengt eerste solo-cd uit: ‘een’

Volgend artikel

Hannigan en Steffani zingen Berg en Mahler

De auteur

Peter Franken

Peter Franken