Vroege Mozarts: Lucio Silla
Als jonge tiener begon Wolfgang Amadeus Mozart al opera’s te componeren. Ze groeiden niet uit tot de tijdloze kaskrakers die hij op latere leeftijd creëerde, maar zijn niettemin de moeite waard. Peter Franken neemt vijf vroege Mozarts onder de loep. In deel twee: Lucio Silla.
Het ontstaan
Voorafgaand aan zijn grote opera Lucio Silla schreef Mozart de serenade Il sogno di Scipione, vermoedelijk bedoeld als eerbetoon aan de aartsbisschop van Salzburg, graaf Schrattenbach. Die overleed echter eind 1771, voordat het werk opgevoerd kon worden. Vermoedelijk kreeg de nieuwe aartsbisschop, graaf Colloredo, het pas in 1772 te horen.
Colloredo had Mozart als het ware van zijn voorganger geërfd, een wonderkind dat inmiddels een tamelijk bekende componist was geworden en gewend was heel gemakkelijk verlof te krijgen om elders werkzaam te zijn, bijvoorbeeld een paar jaar in Italië. Met zijn nieuwe werkgever boterde het niet erg, vermoedelijk omdat deze hem zoals gebruikelijk meer zag als onderdeel van het reguliere personeel dan als een vrije artiest.
Niettemin kreeg Mozart permissie om nogmaals naar Italië af te reizen en dat resulteerde in de opdracht voor de nieuwe opera Lucio Silla, die op 26 december 1772 in Milaan in première ging. Het libretto is van Giovanni di Gamerra, met aanpassingen door Metastasio, en is losjes gebaseerd op een episode uit het leven van de Romeinse dictator Sulla.
De opera
Een belangrijk verschil met Mozarts opera Mitridate is het verkleinen van het aantal solostukken. In plaats van een personage na afloop van een recitatief een lange aria te laten zingen, kent dit werk vooral veel duetten, wat de mogelijkheid biedt enige dramatische accenten in de uitvoering aan te brengen, gewoon door er een uitgekiende personenregie op los te laten.
Zoals gebruikelijk in die tijd waren de aria’s toegesneden op de technische mogelijkheden van de beoogde zangers. Maar doordat de tenor die de titelrol zou zingen kort voor de première ziek werd, zat Mozart opgescheept met een vervanger van veel mindere allure. Van de vier gecomponeerde aria’s werden er twee geschrapt en de twee resterende hoogstwaarschijnlijk wat vereenvoudigd. Daardoor is de muzikale inbreng van Lucio Silla tamelijk beperkt geworden; die staat in geen verhouding tot zijn feitelijke prominentie.
Het werk was een redelijk succes en kende zo’n twintig uitvoeringen. Daarna verdween het van het tableau. In 2004 stond het op het programma bij De Nationale Opera, een productie van het duo Morabito en Wieler, met decors en kostuums van Anna Viebrock. Het oogde alsof men het leven onder de ‘hoge Tiere’ in de DDR ten tonele had willen voeren.
Het verhaal
De handeling speelt zich af in Rome, zo’n 21 eeuwen geleden, ten tijde van de dictator Sulla (Silla). Zijn aartsrivaal Marius is verslagen en kort daarna gestorven, zijn tegenstrever Cinna wil zijn bewind omverwerpen, maar doet zich voor als loyaal medestander.
Giunia is de dochter van Marius, getrouwd met de verbannen Cecilio. Silla heeft het gerucht in de wereld gebracht dat Cecilio dood is, om zodoende Giunia ertoe te kunnen brengen hem te huwen. Giunia is daar niet van gediend en ze windt daar geen doekjes om. Als ze herenigd wordt met haar dood gewaande echtgenoot steekt ze haar afkeer voor Silla, die blijft aandringen, niet onder stoelen of banken.
Net als iedereen verwacht dat Silla zowel Cecilio als Giunia ter dood zal laten brengen, draait de dictator om als een blad aan de boom. Hij laat zijn verstand prevaleren boven zijn primaire gevoelens en berust in zijn verlies. Sterker nog, hij treedt af als alleenheerser. In dit niet willen toegeven aan wraakgevoelens doet Lucio Silla denken aan de hoofdrolspeler in die andere opera seria van Mozart, La clemenza di Tito.
Kijken en luisteren
C Major bracht een opname van Lucio Silla uit op blu-ray, gemaakt in 2015 bij de Scala in Milaan. Voor de enscenering trok de Scala een team aan onder leiding van regisseur Marshall Pynkoski. Zijn personenregie is subtiel, beperkt zich bijna tot choreografie. De hele productie wordt gekenmerkt door veel oog voor details en ingehouden bewegingen en gebaren.
De kostumering en het decor zijn van de hand van Antoine Fontaine, die tot in perfectie een achttiende-eeuwse stijl heeft weten aan te houden. De oogstrelende kledij en steeds wisselende fraaie panelen sluiten naadloos aan bij de barokoperasfeer die Pynkoski kennelijk voor ogen heeft gestaan.
Op zich is dat wel toepasselijk, zeker als we afgaan op de openingsscènes van het werk. Na een uitvoerige ouverture betreden twee Romeinse senatoren het toneel, de verbannen Cecilio en zijn collega Cinna. De heren hebben een onderonsje en zingen beiden een eindeloos lijkende aria, met een overmaat aan coloraturen. In totaal is met deze sopraanzang twintig minuten gemoeid. ‘Too many notes Mozart, too many notes!’
In de volgende scène komt, na een kort duet met haar broer Silla, de derde sopraan aan bod. Deze Celia zingt ook een volledige aria, maar het wordt al wat beknopter. Giunia betreedt als vierde sopraan het toneel en in haar interactie met Silla beginnen de typische, mozartiaanse stijlkenmerken wat duidelijker naar boven te komen. De opera begint als het ware als een verlate Händel en transformeert gaandeweg tot een vroege Mozart. Tegen het einde sluit het werk goed aan bij La clemenza di Tito.
De belangrijkste rollen komen voor rekening van Cecilio en Giunia. Eerstgenoemde wordt vertolkt door de Franse sopraan Marianne Crebassa. Naar mijn smaak niet helemaal zuiver in de coloraturen tijdens de lange openingsaria, maar gaandeweg steeds zekerder in haar rol.
Lenneke Ruiten zingt de rol van Giunia. Prachtig gekleed en met een mooi uitgespeelde hautaine houding jegens Silla weet ze vanaf het moment dat ze opkomt volledig te overtuigen als de dubbel vernederde vrouw: dochter van de verslagen Marius, echtgenote van de verbannen Cecilio. Silla mag dan wel de absolute macht hebben, in Giunia’s ogen is hij een proleet.
De uit Zagreb afkomstige tenor Kresimir Spicer staat als enige man tegenover vier vrouwen en weet in dat sopranengeweld onvoldoende indruk te maken met zijn relatief eenvoudige partij. Het zeer ingehouden moeten acteren helpt hem ook niet; geen moment staat er een absoluut heerser die kan beslissen over leven en dood. De zang is op zich goed verzorgd, maar het effect blijft uit.
Het orkest van de Scala staat onder leiding van Marc Minkowski.
Lees ook de andere delen in deze serie:
Vroege Mozarts: Mitridate, Re di Ponto
Vroege Mozarts: La Finta Giardiniera
Vroege Mozarts: Il re pastore
Vroege Mozarts: Zaide