La Gioconda: de opera der opera’s
De ZaterdagMatinee voert zaterdag voor een bomvol Concertgebouw Ponchielli’s opera La Gioconda op. Het is opera der opera’s, vindt Hans van Verseveld. Hij schrijft waarom, en vertelt over eerdere opvoeringen in Nederland en diverse opnames.
Waarom zou ik La Gioconda van Amilcare Ponchielli de opera der opera’s noemen, terwijl toch Mozarts Don Giovanni al heel lang met die twijfelachtige eer gaat strijken? Het is natuurlijk een strikt persoonlijke mening en iedereen die er anders over denkt, gun ik zijn of haar mening van harte.
Er is nauwelijks een opera te vinden is die aan zoveel voorwaarden van groots muziekdrama voldoet. Zes hoofdrollen, grote ensembles en koorpartijen én het beroemdste operaballet ooit gecomponeerd.
De rollen zijn zeer evenwichtig verdeeld: Gioconda (sopraan), Laura (mezzosopraan), La Cieca (alt), Enzo Grimaldo (tenor), Barnaba (bariton) en Alvise (bas). Allemaal hebben ze minstens één aria en verder heeft Ponchielli voor iedereen wel een duet of terzet gecomponeerd.
Een groot probleem bij Gioconda is echter wel, dat Ponchielli het uiterste vraagt van de zangers. Daarom is de opera gewoon moeilijk te bezetten. De jaren van Callas, Tebaldi, Milanov, Gencer, Del Monaco en Corelli zijn voorbij en we kunnen stellen dat er in deze tijd nauwelijks zangers zijn te bedenken die aan die standaard voldoen.
Natuurlijk is La Gioconda ook een dure opera om op de planken te brengen, want vier grote aktes op verschillende locaties zijn geen sinecure. Maar moderne regisseurs weten daar wel raad mee. Gewoon een vierkante doos op het toneel en daarin voltrekt zich dan het drama. De ogen gericht op de boventiteling en dat was het dan wel! Gelukkig hebben wij natuurlijk de onvolprezen ZaterdagMatinee, dus het regiseursprobleem is zaterdag niet aan de orde.
La Gioconda is in Nederland nauwelijks uitgevoerd. De laatse keer was bij mijn weten in ’s Hertogenbosch bij de Vereniging Bossche Opera in het Theater aan de Parade op 28, 29 en 30 oktober 2003 met Thea Vermeulen-Peek als Gioconda, Alex Grigorev als Enzo en Henk Smit als Alvise, om er een paar te noemen.
Sinds 1897 is het werk dertien keer op de planken gebracht door de Italiaanse Opera in Carré en tot 1938 was het populair bij de operaliefhebbers uit die tijd. Daarna is het verdwenen van de Nederlandse podia.
Natuurlijk moeten we wel melden dat de Vara Matinee op de vrije zaterdag op 22 september 1990 een onvergetelijke concertante Gioconda bracht in het Concertgebouw in Amsterdam met Maria Slatinaru, Bruna Beccaria en Jadwiga Rappé onder Henry Lewis. De radio-opname van die uitvoering heb ik kort geleden weer eens beluisterd en dat was een fantastische middag.
Er is nog een link met La Gioconda en Nederland. In juli en augustus 1963 zong onze eigen dramatische sopraan Marijke van der Lugt de Gioconda-partij in de Arena van Verona met Fiorenza Cossotto, Ivo Vinco, Carlo Bergonzi, Adriana Lazzarini en Mario Zanassi. Voorwaar toch niet de minsten van hun tijd. De toenmalige Nederlandse Opera kwam niet op het idee om Marijke van der Lugt te vragen om dat kunststukje te herhalen in eigen land.
Ten slotte nog het ballet, dat onder de naam ‘De Urendans’ bekend is geworden. Waar in veel opera’s de balletten worden geschrapt (ik noem slechts Faust en Guillaume Tell) is dat in de Gioconda een doodzonde, want het is samen met de tenoraria ‘Cielo e mar’ het bekendste stuk van het werk.
Onder de oudere Nederlanders geniet het grote bekendheid en ik moet iedereen dan ook aanraden om even te Googelen op ‘Rijk de Gooyer La Courtine’ en dan zult u begrijpen wat ik bedoel. Zaterdagmiddag zal het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Bruno Bartoletti hier ongetwijfeld een spectaculair hoogtepunt van maken.
Er bestaan inmiddels zo’n honderd legale en illegale cd- en dvd-opnamen van La Gioconda, dus keuze genoeg zou je zeggen, maar daar zal ik mij hier maar niet aan wagen. De oude Maria Callas-opname uit 1952 is absoluut aan te raden vanwege háár grandioze prestatie en alleen al de aria ‘Suicidio’ is de aanschaf waard. De tenor Gianni Poggi is echter werkelijk om te huilen zo erg en zo is er met veel Gioconda’s op de plaat altijd wel een probleem.
Een hele goede Gioconda is naar mijn smaak de opname met Renata Tebaldi, die in 1967 nog eens aan een carrière begon van Gioconda’s en daarmee door heel Amerika reisde. Naast haar staan Carlo Bergonzi, Marilyn Horne en Robert Merrill.
Van de eindeloze rijen piraatopnamen noem ik alleen het feit, dat van de door mij zozeer bewonderde Leyla Gencer alleen al vijf verschillende opnamen van het werk in omloop zijn.
In het Concertgebouw gaat het feest aanstaande zaterdagmiddag 15 oktober om 12.30 uur opnieuw beginnen. Ik wens alle zangers toi, toi, toi!
13Reacties
Maar dan mag hier onder de oudjes toch zeker niet Anita Cerquetti worden vergeten, die ons twee indrukwekkende opnamen van Ponchielli’s Gioconda heeft nagelaten; één sfeervolle live-opname in het Stadstheater van Florence uit 1956 onder leiding van Emidio Tieri met Ebe Stignani en een wat betere Gianni Poggi (nu op Myto of Andromeda CD) en een tweede studio-Decca uit 1957 onder leiding van Giancarlo Gavazzeni met niemand minder dan Giulietta Simionato en Mario del Monaco.
De laatste is onderhand een echt verzamelobject geworden. In tegenstelling tot de Amerikaanse London variant worden voor de oorspronkelijke Europese Decca LP’s onderhand belachelijk hoge prijzen gevraagd (net als bij Callas’ allereerste studio-Cetra uit 1952, tegenwoordig op Naxos-CD) maar gelukkig is er ook nog altijd een Decca-CD.
Ja Steven, je hebt gelijk. Toen ik mijn verhaal naar de redactie had verzonden, bedacht ik mij opeens, dat ik één van de allergrootste Gioconda’s, Anita Cerquetti was vergeten en dat is erg, want haar studio- en myto opname getuigen van grote klasse, mede dankzij de uitstekende zangers die zij naast zich heeft.
Tussen de meer dan 35 opnamen die ik van het werk heb zie je er wel eens eentje over het hoofd! Overigens voldoet Cerquetti ook aan de voorwaarden van de meteorencarriere zoals ook andere Gioconda’s tot hun verdriet hebben moeten ervaren. Sylvia Sass, Elena Suliotis en eigenlijk ook Maria Callas. Het blijft samen met Abigaille uit Nabucco een levensgevaarlijke partij en alle vier de dames zongen deze opera in hun korte maar indrukwekkende carrieres.
Dag beste Hans,
Heel veel dank voor je goede wensen, ik ben er zeker van dat je (terecht) hoge verwachtingen a.s. zaterdag zullen worden vervuld!
Nog even over de opnamen: er is ook een uit het jaar 1962 uit de Met met Eileen Farrell, Franco Corelli en Robert Merrill om maar een paar te noemen, een geweldige ervaring al vind ik de tempi van Fausto Cleva iets te snel. Hoe dan ook, voor mij zijn de twee Cerquetti’s het non plus ultra der Giocondas!
Inderdaad, Elena Souliotis en Sylvia Sass zijn wel de twee bekendste voorbeelden van zangeressen die hun stem verruïneerd hebben doordat ze per se La Callas wilden imiteren.
Maar bij Anita Cerquetti kan ik me dat eigenlijk niet voorstellen, zeker niet na het lezen van haar Italiaanse biografie van Vincenzo Quattrocchi, die gek genoeg nooit is vertaald. Zelf hield ze het vroege afscheid op haar nieuwe gezinsleven, maar volgens het roddelcircuit zou er ook een operatie aan de amandelen meegespeeld hebben. Tja…
Maar slijtage? Dat zou je dan toch moeten horen op haar laatste opnamen van Oberon en Nabucco? Allez, tijdens de laatste, opgenomen te Hilversum in 1960(!), was ze na een verkoudheid niet helemaal gedisponeerd zoals dat toen nog heette. Maar verder kan ik op geen enkele opname uit die tijd ook maar iets van slijtage merken. Niet bij haar overbekende Norma toen ze in jan. ’58 voor Callas inviel en al helemaal niet bij die schitterende Ballo in Maschera uit hetzelfde jaar.
Als er één zangeres is van wie ik nu eens graag een kritische discografie zou willen zien op deze mooie site, dan is dat wel dit vleesgeworden Italiaanse temperament (vgl. DVD’s ‘Poussières d’amour’ en ‘Opera fanatic’). Haar opnamen maken alle deel uit van mijn verzameling, maar ik kan het nu eenmaal niet verwoorden als Basia Jaworski.
En laten we ook Renata Scotto niet vergeten! Geen Cerquetti (mijn favoriete), ook geen Milanov en geen Farrell, maar wat een interpretatie!
Voor haar Gioconda uit SF (1979) heeft zij dan ook, als de eerste operazangeres in de geschiedenis een Emmy Award gekregen.
Met La Gioconda begon ook haar ruzie en een eeuwigdurende vete met Pavarotti. In haar autobiografie noemt zij zijn naam niet eens – zij heeft het over “the certain tenor”.
We worden oud, mensen: de biografie van Cerquetti is niet geschreven door Vincenzo Quattrocchi (auteur van de biografie van Magda Olivero) maar door Elio Trovato. Ik geef het maar door voor het geval iemand op internet gaat zoeken.
En wat Scotto betreft: al dat Pucciniwerk aan het Metropolitan en die inderdaad prachtige interpretatie van La Gioconda zouden haar best wel eens haar stem gekost kunnen hebben. Want in een rol van Bellini of Donizetti moet je haar na die tijd toch niet echt meer horen. Je koopt dan veiliger iets uit de jaren ’60, toen ze samen zong met Bergonzi, Cioni en Raimondi, of nog eerder met de jonge Pavarotti (live in Lucia, Rigoletto, La Traviata).
@Steven – Laat ik maar heel erg voorzichtig zeggen dat ik het met jou niet eens ben.
Wie is de beste Butterfly (met Bergonzi)?
De beste Angelica (alle drie de dames van Il Trittico, op
een avond, live)?
De beste Liu?
Francesca?
Manon Lescaut?
Of heb je het nooit gezien?
Ken je de Gioconda? Ooit gezien? Waarom denk je dat zij er Emmy voor heeft gekregen?
Cioni is een naam om te vergeten, net als Poggi.
De beste Rigoletto en Traviata zong zij met Raimondi en Kraus.
Bovendien – kleine meisjes worden groot… 🙂
Basia en Steven,
Tot mijn grote vreugde lees ik, dat ook Renata Scotto in beeld is gekomen. Absoluut één van de allergrootste zangeressen van de vorige eeuw. Net als Maria Callas was zij in staat om op de plaat/CD (ook in de studio) de suggestie van drama op te wekken, iets wat maar zeer weinig zangers gegeven is.
Scotto had het grote geluk, dat heel veel van haar Metropolitan optredens voor de eeuwigheid op Video zijn vastgelegd, maar ook haar vele audioopnamen mogen er zijn. Neem de adembenemende Macbeth uit London van 3 april 1981 en nog fenomenaler de Macbeth uit de Met van 28 januari 1984. Ik stel haar interpretatie zelfs nog boven die van Leyla Gencer van wie ik hier zeven(!) verschillende uitvoeringen in de kast heb staan. (Doet wel een beetje zeer hoor, om dat toe te moeten geven). We kunnen rustig stellen, dat Scotto de periode van mooi zingen ruimschoots gepasseerd is, maar wat een interpretatie en wat een spanning. Scotto begon als een lyrische sopraan met coloratuur en via Puccini (inderdaad Basia, haar Trittico op video uit de Met, is de mooiste die bestaat) zong ze zich het zware vak in met de plaatopname van Nabucco en verder Gioconda en Lady Macbeth. Tegen het eind van haar carriere zong ze nog een paar Marschallins en Kundry’s. Nee Steven, dan kun je echt niet meer terug naar Lucia en Amina!!
Nog even over Anita Cerquetti. Naar mijn mening ging het snel de foute kant op met deze indrukwekkende zangeres. Luister eens een keer of twee naar de aria: “O Rei dei cieli uit Spontini’s Agnese di Hohenstaufen die zij in 1957 voor Decca opnam en dan weet je waarom dit fout móest gaan. Die hoge noten worden wagenwijd open gezongen en da’s de pest voor de stem. Natuurlijk was die manier van zingen heel erg imponerend, maar kijk naar Villazon en ja daar is ze weer, Elena Suliotis, dat houdt nooit lang stand. En zo eindige La Cerquetti dus NIET zoals in het boek van Trovato staat in Hilversum of all places, maar in het Concertgebouw in Amsterdam. De CD van haar Nabucco is van de generale repetitie op 29 oktober 1960 in Hilversum, maar hier, in die reeds genoemde kast staat ook nog de opname van de uitvoering op 31 oktober 1960 in het Concertgebouw. De recensie van 1 november 1960 in de Telegraaf getuigt nog van die memorabele avond t.g.v. het 35 jarig bestaan van de VARA.
Kijk eens, wat bijzonder. Dat de CD met Cerquetti’s Nabucco een generale repetitie was, wist ik niet. (Nu hield ik haar biograaf Trovato toch al niet zo voor een doortastende historicus, maar dit had hij toch beslist moeten opmerken.)En dat er zelfs een geluidsdrager bestaat van haar optreden in Amsterdam, wist ik al helemaal niet. Is die in de winkel te koop, of is het een van de ‘store-operapassion’ CD’s?
En met Mevr. Jaworski verschil ik altijd graag van mening, want ze draait er tenminste niet omheen. En nee: ik ken de opnamen die U noemt natuurlijk niet allemaal, en dat hoeft ook niet om een goede indruk te krijgen van haar stem in de jaren ’80. Ik vind haar Bohème hoogstens ‘wel aardig’, net als haar Adriana Lecouvreur. Haar Cavalleria met Domingo vind ik zelfs bijzonder mooi, maar toch heeft ze me in het veristische genre nooit echt kunnen bekoren, al was het maar omdat haar ’top’ het soms zo lelijk laat afweten. En van forceren kun je per definitie zeggen dat het pas nodig is als het natuurlijk talent het laat afweten. En dat is het toch zo prachtig als je Cerquetti die machtige Gioconda hoort zingen alsof het allemaal vanzelf gaat.
@Mevr. Jaworski:
«Wie is de beste Liu, Francesca, Butterfly, Manon Lescaut» vraagt U.
Welnu, daar kan ik, in deze samenhang althans, maar één antwoord op geven: Magda Olivero natuurlijk. Volgens velen en mijzelf de absolute koningin van het verismo, met een stem die daar als geschapen voor was. Van haar Tabarro bezit ik een handgesigneerde doos, met daarin een eveneens gesigneerd libretto. (Maar die staat in een aparte kluis.)
En als het om Butterfly alleen gaat, geef ik graag de eer aan Renata Scotto. Maar dan toch eerder in haar live-opname met uw wegwerp-Renato Cioni (1967, op Opera d’Oro), dan in de EMI studio-opname met Carlo Bergonzi van een jaar eerder die er ook mag wezen. Op de tweede plaats komt dan Toti Dal Monte, met die prachtige, door Naxos heruitgegeven opname uit 1939. Alleen deze twee zangeressen konden met hun stem de overstap maken van een naïef meisje in de eerste akte, tot een door de liefde en het leven (of het ontbreken daarvan) getekende vrouw in de laatste.
@Steven – heb je ooit La Scotto live meegemaakt?
Zij had een probleem – de microfoon hield niet van haar timbre. Haar een beetje metaalachtige hoogte werd soms naar “staalhard” geinterpreteerd.
Dat hoor je zelfs in haar allereerste opnames, zoals de (wat mij betreft de ALLERBESTE OOIT!) La Sonnambula uit 1961.
In het echt klonk zij anders.
Ik heb het geluk gehad om haar een paar keer live te horen – wat een artieste!
En wat een leuk en lief mens!
Nee, ik heb Renata Scotto nooit in levende lijve zien optreden. In het begin van haar carrière was ik nog slechts een jong ‘menneke’, zoals we in Limburg zeggen, en in de jaren ’70 en ’80 was ik als student veel te arm (nu nog trouwens, bij wijze van) om naar het Metropolitan theater in New York te reizen. En dus moet ik het doen met mijn LP’s en DVD’s.
Maar zou dat bij de kwaliteit van de moderne geluidstechniek nu werkelijk zoveel uitmaken dat je pas mag oordelen als je iemand in het echt hebt meegemaakt? Ter vergelijking met mijn eigen indruk van Scotto in de jaren ’80 heb ik er eens een paar doorgewinterde (Amerikaanse!) operacritici op nageslagen in de Metropolitan Guide to Opera on Video:
(Peter Davis, over Scotto’s Manon Lescaut uit 1980:) « (…) by 1980 she had already assumed several roles – Gioconda, for example [jawel!]- that had taxed her voice and taken a toll on her resources. Despite its steely edge and patches of vinegary tone, her soprano is still a flexible and expressively nuanced instrument (…).»
(London Green, over Scotto’s Bohème van 1982:) «Renata Scotto, a great Mimi in the very first of the Met Telecast series in 1977, is in frankly terrible voice here; anything above the staff is raucous.»
(Peter Davis, over Scotto’s Francesca da Rimini uit 1984:) «It was getting late in the day by the time Scotto sang Francesca, and her soprano tends to sound increasingly thin and edgy as it rises in pitch and volume. [gevolgd door de opmerking dat haar speciale timbre en haar acteerpersoonlijkheid er toch een boeiend personage van maakte].»
Dit betekent toch dat ik er als leek niet wezenlijk naast zat met mijn indruk, dat Scotto in essentie een lyrische sopraan was die haar natuurlijke bloeitijd doormaakte toen ze vooral Bellini, Donizetti en het wat vroegere werk van Verdi zong (lees: tot einde jaren ’70). Wat ze daarna in het Metropolitan theater deed zal best prima geacteerd zijn, maar ze moest er haar stem deels voor opofferen. En zoals ik al zei: forceren begint per definitie daar, waar het natuurtalent ophoudt.
“Wie was de beste Francesca, Manon Lescaut enz.” lijkt me dus in dit geval niet op te gaan, of het zou een kwestie van puur persoonlijke affiniteit moeten zijn (‘I met her, and she was one of ours at the time’)- en dat is per definitie subjectief, zoals bijna alles in de wereld van de Schone Kunsten. Want met een muziekopname of een indrukwekkend schilderij is het vaak net als met de grote liefde; het is ongeneeslijk, en je blijft stekeblind voor de rest van je leven. Dat geldt voor eenieder en dus ook voor mij.
En ja, ik weet het, voordat ik weer een tik van de schoolmeester krijg: in de laatste regel van mijn voorlaatste alinea had ‘maakten’ moeten staan.