Serie: het jonge talent van de Reisopera (4)
De Nationale Reisopera heeft aan het begin van dit seizoen een jong ZangersEnsemble geformeerd. Kleine rollen in grote producties of grote rollen in kleine producties, dat is de gedachte bij de ontwikkeling van de nieuwe generatie. Place de l’Opera stelt in een serie gesprekken de leden van het ensemble aan u voor. In deel vier: Thorbjørn Gulbrandsøy.
De Noorse tenor (maar dat is hij pas drie jaar) was vorig seizoen bij de Nationale Reisopera te zien in de pocketversie van La Bohème. In de nieuwe grote zaal-productie The Fairy Queen, die op 14 februari in première gaat, zingt hij enkele rollen, waaronder die van Phoebus. Tussen het passen van zijn pruik en het beklimmen van een hoge ladder tijdens de repetities spraken we de Noor over zijn bijzondere verhaal.
De uitspraak van zijn naam vraagt voor een Nederlandse interviewer wat oefening. Thorbjørn Gulbrandsøys taal en zijn manier van praten zijn echter zeer Brits. Hij woonde zeven jaar in Londen en pikte daar zijn accentloze Engels op, inclusief de elegante frases die de scherpe kanten van zijn uitspraken dempen. Geen stellige overtuigingen, maar zinnen die beginnen met: “I like to think that…”
De zanger groeide op in het Noorse Bergen, begon er met cello en stapte later over naar zang. Na zijn periode in Londen vertrok hij vorige zomer naar Oslo. Daar heeft hij nu een appartement. “Ik heb er sinds mijn verhuizing in juli in totaal een week of vier doorgebracht. Dus het is nog niet echt thuis, meer een chique manier om mijn meubels op te slaan.”
Gulbrandsøy reist veel voor zijn werk als zanger en zit steeds maar kort op dezelfde plek. Hij droomt niet van een vaste verbintenis, bijvoorbeeld in het ensemble van een Duits theater. “Het is op zich een aantrekkelijk idee voor een zanger die – zoals ik – als freelancer zijn brood verdient. Maar als je gewend bent aan de afwisseling van werken op steeds andere plaatsen heeft het idee van een vast contract ook iets beklemmends. Ik sta open voor verandering, zo zit ik in elkaar.”
“Als tenor ben ik meer mezelf”
Gulbrandsøy zong bij de Reisopera de tenorrol van Rodolfo in de pocketversie van La Bohème. Opmerkelijk genoeg stond hij een paar jaar eerder nog als Schaunard in dezelfde opera van Puccini, in zijn geboorteplaats Bergen. En dat is toch echt een rol voor een bariton. Over zijn overgang van bariton naar tenor heeft Gulbrandsøy veel te vertellen. “Het was het beste besluit dat ik ooit in mijn leven heb genomen.”
Gulbrandsøy studeerde van het conservatorium af als bariton. Hij zong onder meer bij de Norwegian National Opera, bij Opera North en in het koor van het Glyndebourne Festival. Daar werkte hij onder meer mee aan de door Katie Mitchell geënsceneerde Matthäus Passion.
“Ik had altijd veel werk als bariton en wilde die ontwikkeling niet zomaar stoppen. Ik houd er niet van om voor dingen weg te lopen en ze op te geven voordat er een natuurlijk einde aan komt. Ik ben ijverig en werk hard om de dingen goed te doen. Ik had ooit besloten bariton te zijn en ik heb daardoor veel interessante dingen kunnen doen.”
“Ik wist vanaf het begin helemaal niet of ik die stap naar tenor kon maken. Noem het hoop slash geloof dat het zou lukken. Ik moest voor die overgang ook rijp zijn, een zekere volwassenheid bereikt hebben. Maar op een bepaald moment kwam ik tot het inzicht dat ik mijn intuïtie kon volgen en dat het de juiste keuze zou zijn.”
“Daarmee zei ik voor een bepaalde periode ook nee tegen werken, geld verdienen en je rekeningen betalen. Ik moest me concentreren op een verandering, niet zozeer fysiek maar emotioneel. Daar heb ik uiteindelijk veel langer aan moeten werken dan aan de fysieke en vocale veranderingen die de stap van bariton naar tenor met zich meebrachten.”
“Ik was lang bariton en dan wordt dat een kwestie van identiteit. De rollen van een bariton zijn volledig anders dan die van de tenor. Het is de gemene broer tegenover de minnaar. En inderdaad: dat betekent meer kussen op het podium met de sopraan”, lacht hij. “Ik moest nieuwe dingen leren, nieuwe ‘tools’ om mezelf uit te drukken.”
“Mijn vrienden en familie zagen wel een verandering in mij als persoon, maar die was niet heel groot. Hooguit kun je zeggen dat ik me nu meer als mezelf kan laten zien. Als tenor kom ik simpelweg beter tot mijn recht. Ik ben liever niet de gemene broer, ik hou van plezier en drukte. De bariton, die boze man in de hoek, dat ben ik gewoon niet zo.”
“Weet je, het is niet uit exhibitionisme maar uit een diepe overtuiging dat ik iets te zeggen heb dat ik op een podium sta. Tenor zijn is veel extraverter. En laten we wel wezen: het is één van de meer onnatuurlijke stemmen. Of ik de hoogtes gemakkelijk haal en of het mooi is, dat kan ik moeilijk zelf uitmaken. Laat ik zeggen dat het in elk geval natuurlijk voelt.”
“Er is altijd ruimte voor verbetering”
Thorbjørn Gulbrandsøy kijkt tevreden terug op de afgelopen periode. “Het is veel sneller gegaan dan ik verwachtte. Ontdekken dat je inderdaad die uitdaging aan kan en dat je keuzes goed uitpakken, dat geeft veel zelfvertrouwen. Niet alleen dénken dat je iets kan, maar dat ook echt wéten, dat maakt je benadering van je werk anders.”
“Na de overgang heb ik geprobeerd een beetje afstand te houden van mijn oude contacten en heb ik me gericht op nieuwe, met nieuw publiek dat nog niet bepaalde verwachtingen had”, vervolgt hij. “Ik blijf daarbij natuurlijk wel les nemen. Het is een ‘work in progress’, er is altijd ruimte voor verbetering en altijd werk te doen.”
De tenor heeft geen eigen website en op YouTube is niet zo gek veel te vinden, al duikt het filmpje van zijn Radio 4-optreden, vorig jaar bij Clairy Polak, overal op. “Ik vind het ongemakkelijk om mezelf te promoten. Ik zet niet veel van mezelf op internet, dat moeten anderen maar doen. Mijn doel is: werken.”
“Het is tegelijkertijd avontuurlijk en eng”
Thorbjørn fungeerde als model voor de poster van Il barbiere di Siviglia, de najaarsvoorstelling van de Reisopera. Hij was de man met de scheerzeep en het bloederige scheerongelukje. “Ik zat zelf niet in die productie”, zegt hij. “In die periode deed ik Fidelio in Bergen. Maar grappig genoeg was de opera van Rossini wel de allereerste cd die ik zelf ooit kocht. De uitvoering was waarschijnlijk niet met een topcast, maar ik was er volkomen aan verslingerd. Ik kon er echt geen genoeg van krijgen.”
“Hoewel ik in mijn jeugd ook wel periodes had dat ik naar Sting of Michael Jackson luisterde, kwam ik toch altijd weer terug bij klassieke muziek. Ik kan mezelf – in positieve zin – wel als een echte klassiek-‘geek’ beschouwen.
In de nieuwe productie van de Nationale Reisopera, The Fairy Queen, zingt Gulbrandsøy de rollen van Chinese man en van Phoebus. “Deze productie is echt een ensemblestuk. Regisseur Paul Koek zei bij het begin tegen ons: ‘Het wordt chaos.’ En inderdaad, dat is het wel een beetje. Er zitten interessante tegenstellingen in.”
“Ben ik gelukkig in die chaos? Ik geloof dat ik in ietsje minder chaos beter functioneer, maar er is ruimte genoeg voor me. Dit is een groot team, er is veel decor, er zijn spullen, lichteffecten, speakers op het podium en dergelijke. Het is een echte teamklus. In zo’n grote productie moet je op jezelf vertrouwen.”
“Ik denk dat je me in deze voorstelling nogal kwetsbaar ziet. Ik moet risico nemen, uit mijn comfortzone stappen. Het is tegelijkertijd avontuurlijk en eng. Dat dilemma – avontuur en angst – hoeft voor mij niet opgelost te worden voor de première. Het hoort erbij, anders had ik twintig jaar geleden al moeten stoppen. En zo kom je ook dingen van jezelf te weten. Het is goed om uitgedaagd te worden. Als het moment daar is, als de voorstelling begint, dan is de twijfel weg en dan doe ik het gewoon!”
The Fairy Queen is van 14 februari tot en met 6 maart in diverse theaters in het land te zien. Zie voor meer informatie de website van de Nationale Reisopera.