Achtergrond: Lohengrins hoofdpersonen
Over Richard Wagners opera’s zijn boeken vol te schrijven. Lohengrin is daarop geen uitzondering. Peter Franken belicht in aanloop naar de Lohengrin-reprise bij De Nationale Opera de belangrijkste karakters uit Wagners opera.
In Neuschwanstein, één van de Königsschlösser van Ludwig van Beieren, zijn afbeeldingen te zien van scènes uit Parzival, in de versie die wordt toegeschreven aan Wolfram von Eschenbach. In dit verhaal komt ook Parzivals zoon Lohenrangrin voor, één van de graalridders die de burcht Munsalväsche bevolken.
De graalridders worden er geregeld opuit gestuurd om koninkrijkjes die zonder heerser zijn komen te zitten te beschermen tegen overname door ongelovigen. Om die reden wordt Loherangrin naar Brabant gestuurd, waar de hertog is gestorven zonder een mannelijke erfgenaam achter te laten. Hij arriveert op een bootje getrokken door een zwaan en huwt Elsa om zodoende het hertogdom in goede handen te houden. Na een aantal jaren, als zij ondanks zijn verbod vraagt naar zijn naam en afkomst, vertrekt hij weer.
In de versie van de gebroeders Grimm is een nieuwe figuur aan dit verhaal toegevoegd: Telramund. Zodoende kan ook het godsgericht worden geïntroduceerd, waarin Lohengrin vecht voor Elsa tegen haar belager. Wagner ten slotte komt met Ortrud op de proppen. Zo is het kwartet hoofdrolspelers compleet.
Ortrud
Met de introductie van de ‘wilde Seherin’ Ortrud krijgt het verhaal een extra dimensie, die dramaturgisch ver uitstijgt boven het effect dat de toevoeging van een historische figuur als Heinrich der Vogler sorteert.
Bij Ortrud gaat het om het nog niet opgeloste conflict tussen het heidendom en het christendom, tussen het pantheon en de ‘monotheïstische’ drie-eenheid. Ortrud staat in de traditie van de natuurmagie, door tegenstanders uiteraard aangeduid als zwarte magie. Zij gelooft in de oude goden en ontleent daar haar zeer reële toverkracht aan (ze weet Gottfried immers te veranderen in een zwaan).
Ortrud doorziet als enige Lohengrins wezen. Hij bedient zich evenzeer van magische middelen en om het verlies daarvan te voorkomen, verschuilt hij zich achter de bezweringsformule “Nie sollst du mich befragen”. Want een naam staat voor een persoon en in een wereld die door magie wordt bepaald zijn naam en persoon identiek. Wie de naam van iemand kent, kan over deze persoon macht uitoefenen.
In de hindoewereld komt zoiets ook voor. Elke persoon heeft naast zijn publieke naam ook nog een geheime naam (‘raaz’), die slechts wordt genoemd tijdens private religieuze activiteiten. Buiten de zeer directe familie en een geestelijke om mag niemand die weten, want dat maakt kwetsbaar.
Het ‘Gottesgericht’ dat Elsa van een wisse dood moet redden, is een kromme vertoning. In dat gevecht moet de christelijke god ervoor zorgen dat ‘de goede’ wint, maar tegelijkertijd wordt de zwarte magie een rol ontzegd. De Heerrufer zingt: “Durch bösen Zaubers List und Trug stört nicht des Urteils Eigenschaft.”
Zonder twijfel spreekt hier een zekere angst uit voor de toverkracht die types zoals Ortrud lijken te bezitten. In Ortruds optiek is het echter niet zo ingewikkeld: “Zauber ist Zauber.” Of die nu van de christelijke god komt of van haar eigen goden: laat de sterkste winnen. Maar haar krachten doen niet mee, en dus heeft de ‘witte’ magie vrij spel. Als Lohengrin ook maar een kleine verwonding had opgelopen, zou hij zijn magische krachten kwijt zijn geweest en had Telramund op eigen kracht kunnen winnen.
Ortrud lijkt als enige van de protagonisten precies te weten wat zij wil. Van de dromerige Elsa is dat maar de vraag. Ook van Lohengrin is het niet goed duidelijk. En Telramund is niet meer dan een verlengstuk van Ortruds wil; zijn Brünnhilde tegenover haar Wotan.
Haar ageren kan, gelet op de tijd waarin de opera ontstond, ook uitgelegd worden als een verwijzing naar de rol van de vrouw in de politiek. Daar werd door Wagner niet erg positief over gedacht als we afgaan op een mededeling aan Liszt: “Ein politischer Mann ist widerlich, ein politisches Weib aber grauenhaft.”
Hoe het ook zij, Ortrud zit stevig in het kamp van ‘de slechten’ en daaraan ontleent het werk veel van zijn impact. Met alleen een sprookje waarin een tamme zwaan voorkomt als opluistering van een treurige liefdesgeschiedenis is Lohengrins optreden slechts een hoofdstukje in het Parzival-verhaal. Met Wagners toevoeging kan het op eigen benen staan.
Elsa en Lohengrin
De dromerige Elsa vertoont overeenkomsten met haar collega Senta. Laatstgenoemde fantaseert erop los als ze het schilderij van de Holländer bekijkt en gaat daar zo in op dat ze nauwelijks verbaasd is als die man plotseling in levenden lijve voor haar staat. Ze heeft hem als het ware naar zich toe gewenst. Zo ook Elsa die de door haar gefantaseerde schitterende ridder zozeer heeft verinnerlijkt dat hij ‘als bij toverslag’ verschijnt als voor haar de nood het hoogst is.
In Parzival gaat het er wat prozaïscher aan toe. Er wordt alarm gegeven op Montsalvat en Lohengrin wordt eropuit gestuurd: werk aan de winkel, er moet een koninkrijkje beschermd worden tegen een mogelijke overname door heidenen. Je zou bijna gaan denken in termen van de Oval Office en John Kerry.
Als Lohengrin zijn paard wil bestijgen, verschijnt plotseling een zwaan die een klein bootje voorttrekt. Lohengrin is daar zo van gecharmeerd dat hij zijn paard terug naar de stal laat brengen en voor vervoer per zwaan kiest. Na een aantal dagen arriveert hij in Brabant, tot verbijstering van de plaatselijke bevolking. Bij de gebroeders Grimm vindt dan nog het gevecht met Telramund plaats. In Parzival wordt er gewoon direct getrouwd en verlaat Lohengrin pas na jaren zijn nieuwsgierig geworden bruid.
Veel pleit ervoor om Lohengrin te zien als willoos werktuig van zijn vader Parsifal, heerser van Montsalvat, graalkoning. Maar hij is dat bestaan van kuise ridder kennelijk beu. Hij wil niet langer een soort halfgod of pseudostrijdengel zijn, maar gewoon mens onder de mensen. Dat betekent dat hij zijn bovenmenselijke eigenschappen moet prijsgeven. Maar dat gaat hem dan weer te ver; vandaar het vraagverbod.
Omdat het Elsa te doen is om ‘ware’, menselijke, warme, vrouwelijke liefde, ontkomt ze er niet aan de verboden vraag te stellen. Niet weten wie je nu eigenlijk liefhebt, schept onherroepelijk een zekere distantie, bewust of onbewust, gewild of niet. Lohengrin is echter uit op liefde als blind vertrouwen, gratis liefde, liefde als totaal geloof in hem, ongeacht wie hij is. “He wants to have his cake and eat it.”
Dat maakt het slot van de opera tot een wrang gebeuren, waardoor er van een sprookjesachtig einde geen sprake meer is. In sprookjes loopt het immers altijd goed af (en ze leefden nog lang en gelukkig). Wagner heeft hier weliswaar mee geworsteld en zelfs overwogen het slot zo te veranderen dat Elsa niet zo zwaar gestraft werd voor haar volstrekt menselijk handelen. Maar mede op aandringen van Liszt heeft hij daar toch van afgezien. Daarmee is Lohengrin Wagners laatste romantische opera geworden, en niet zijn tweede (na Die Feen) sprookjesopera.
3Reacties
Bedankt Peter voor deze interessante duiding. Ik heb het naar een aantal mensen doorgestuurd. Als je beter bent voorbereid kun je meer genieten.
De Nationale Opera komt zelf niet verder dan ‘De opera met hét bruidskoor.’ (Facebook) Dat zal een hoop mensen nog vies tegenvallen, moeten ze minstens drie uur op wachten (incl pauzes).
Of wacht u dacht van deze aanbeveling “een strak en imposant decor, met een grote muur van staal, als een afgesloten wereld.” (e-mail DNO) Beetje vreemde bruiloft wordt dat…. 🙂
Voor de volledigheid een aanvulling op bovenstaande tekst waarin de achtergrond van Telramund en Heinrich wordt belicht:
Telramund is de schlemiel van de opera. Hij wordt bedrogen door zijn vrouw die Elsa beschuldigt van de verdwijning van Gottfried, waarvoor zijzelf verantwoordelijk is. Ortrud prest hem Elsa aan te klagen bij koning Heinrich. Deze overlaadt hem met lof zolang hij het idee heeft dat er bij deze Brabander iets te halen valt: manschappen voor zijn strijd tegen de Hongaren. Maar Heinrich laat hem als een hete aardappel vallen voor de eerste de beste man met een zwaan die langskomt. Iemand die zo duidelijk over magische krachten beschikt, moet wel door God zijn gezonden. Zijn openlijk opportunisme blijkt nadrukkelijk uit het volledig veronachtzamen van de regels voor een tweestrijd, notabene een Gottesgericht. Hij laat een edelman strijden tegen een volledig onbekende. Naam, rang noch stand zijn genoemd, zelfs niet ingefluisterd.
Lohengrin is Ortruds vijand in meerdere opzichten. In hun strijd is Telramunds lot van ondergeschikt belang. Maar dat hij daadwerkelijk ten onder gaat is voornamelijk door toedoen van Heinrich. Lohengrin kan het tenminste nog opbrengen hem zijn leven te laten. Overigens niet meer dan terecht aangezien hij heeft gewonnen m.b.v. magie. En dat was nu juist ten strengste verboden.
Een ‘schlemiel’ zou ik Telramund nu niet direkt noemen. Wel een man met eergevoel die het ongeluk heeft de ‘verkeerde’ kant te kiezen. Er wordt overigens ook niet duidelijk gezegd of hij in het begin al niet op de hoogte is van de ware toedracht over de verdwijning van Gottfried. In sommige ensceneringen, zoals die van Werner Herzog in Bayreuth (voor mij de allermooiste!) wordt de heel close en solidaire relatie tussen hem en Ortrud benadrukt – en bv ook het verdriet van Ortrud als ze zijn dood verneemt. Dat maakt beide figuren meteen een stuk menselijker. In diezelfde enscenering verzoent Ortrud zich trouwens, in een visueel werkelijk prachtig slotbeeld, met Elsa. Misschien een beetje onwaarschijnlijk, maar ze hebben tenslotte allebei verloren en zoeken dus, in een verder onverschillige wereld, steun bij mekaar…