AchtergrondBinnenkortFeatured

Gilbertsson: “Ik wilde zo graag bariton zijn”

De IJslandse tenor Elmar Gilbertsson vertrok in 2007 na zijn muziekstudie in Reykjavik naar Nederland. Hij werkt vaak in ons land en zong in verschillende producties van Opera Zuid. Daar staat hij binnenkort in Rigoletto, als Il duca di Mantova. Een gesprek over zijn loopbaan en zijn Verdi-debuut.

Elmar Gilbertsson (© Joris van Egmond).
Elmar Gilbertsson (© Joris van Egmond).

Repetitietijd in Maastricht. Het trottoir voor Opera Zuid is bezaaid met losse bladeren van de bomen rond het gebouw. Elmar Gilbertsson komt door de bladerberg aanfietsen en parkeert zijn vouwfiets binnen bij de deur. “Je achterlicht brandt nog”, roepen enkele collega’s bijna in koor in de hal. De zanger legt uit dat het een dynamo is: “Die gaat vanzelf uit.” Bij Opera Zuid wordt voor elkaar gezorgd.

Elmar Gilbertsson begon ooit bij Opera Zuid als Sailor in Dido and Aeneas, een project waarin Opera Zuid samenwerkte met onder meer Opera Studio Nederland. Hij was Kudrjás in de succesvolle productie van Kát’a Kabanová en keerde terug voor Die Zauberflöte, Pagliacci, Madama Butterfly en Tosca. Vorig seizoen zong hij Ramiro in La Cenerentola en Alfred, de barman, in Die/de/the Fledermouse, waarin ‘Una paloma blanca’ zijn leitmotiv was. Nu is hij in Maastricht voor zijn eerste Verdi-rol: zijn eerste Duca di Mantova in Rigoletto.

Mannenkoren

Er was muziek in zijn jeugd in Búðardalur – een dorp in het noordwesten van IJsland, met nog geen 300 inwoners – maar zeker geen opera. Hij luisterde naar Guns N’ Roses en Metallica. “Muziek is muziek. Als ik iets mooi vind, maakt het genre me niet zo veel uit”, stelt de tenor.

Dus je had ook rockzanger kunnen worden?
“Dat zingen is iets van later. Ik speelde in die tijd alleen gitaar.”

Gilbertsson maakte zijn middelbare school af en ging studeren. “Ik wist niet goed wat ik wilde. Ik was opgegroeid op het platteland en het leek me een goed idee om een agrarische opleiding te gaan doen, al had ik niet echt toekomstplannen in die richting. Ik kreeg een goede opleiding en woonde op een campus. Het was een mooie tijd.”

“Ik weet nog hoe ik eens door de gangen van het schoolgebouw liep en ergens ver weg stemmen hoorde. Ik volgde het geluid, klom naar de zolder en daar stond een koor. Vijftig man; boeren uit de omgeving. Ik was zo gebiologeerd door dat voor mij nieuwe geluid dat ik steeds terugging. Ze vroegen of ik wilde meedoen. Ik kon niet zingen, maar ze zeiden: dat komt wel goed. Er is in IJsland een oude traditie van mannenkoren. We zongen IJslandse liederen en gearrangeerde werken voor koor.”

Elmar Gilbertsson als Kudrjás in Kát’a Kabanová (© MartinJan Gaasbeek).
Elmar Gilbertsson als Kudrjás in Kát’a Kabanová (© MartinJan Gaasbeek).

Na zijn agrarische opleiding verhuisde hij naar de hoofdstad Reykjavik om daar elektronica te gaan studeren. “Zo gauw ik in de stad was, zocht ik weer aansluiting bij een koor. Ik wilde blijven zingen en maakte deel uit van verschillende koren.”

Je lijkt me een vrijbuiter.
“Dat klopt, maar ik houd erg van het sociale aspect van zo’n koor. Ik leerde mensen kennen van allerlei leeftijden en achtergronden, van zakenmensen tot boeren.”

“In het koor leerde ik mijn stem te gebruiken. Ik nam ook zanglessen aan de Sigurdur Demetz muziekschool, om mijn basis te verbreden, maar ik beschouwde die lessen als hobby.”

Wist je snel dat je tenor was?
“Welnee, ik zong meestal bij de bassen in het koor. Ik hield van dat donkere geluid. Maar mijn zangdocent hoorde dat ik tenor was. Shit, dacht ik, ik wilde zo graag een bariton zijn.”

Maar de tenor mag toch altijd het meisje kussen?
“Tsja, wist ik veel. Ik kende de operawereld helemaal niet, dat ontdekte ik pas later. Maar ik raakte meer geïnteresseerd in klassieke zang en op een bepaald moment was de conclusie onvermijdelijk: ik wilde zanger worden.”

“Ik zocht een nieuwe docent en vond tenor Jon Thorsteinsson. Die was net terug van een verblijf in Nederland en door het werken met hem begon de muziek steeds belangrijker voor me te worden. Ik zat op een bepaald moment in een projectkoor waarmee we veel renaissancewerk zongen. Byrd, Tallis, polyfone muziek, zowel seculier als religieus. Dat moet het moment geweest zijn dat ik wist: ik wil de muziek in, ik hou op met die elektronische circuitjes maken. Natuurlijk, er is meer dan zingen – ik wil ook gewoon plezier hebben – maar nu, hier, weet ik dat zingen het belangrijkste ding in mijn leven is.”

Vaderfiguur, moederfiguur

Gilbertsson wilde verder en vertrok op aanraden van Thorsteinsson naar Nederland voor een auditie bij de Dutch National Opera Academy (DNOA). “Ik ging erheen voor de ervaring van het auditeren, maar het ging goed en ik werd aangenomen. Die twee jaar bij DNOA waren geweldig! Ik had nog vrijwel geen acteerervaring en toen ik bij de dramalessen dat aspect van het vak ontdekte, was dat echt een openbaring. Acteren, daar had ik lang daarvoor als kind weleens van gedroomd. Maar ik zag het nooit als reële mogelijkheid. Ik heb een hele gewone achtergrond, waar werken met je handen wordt gewaardeerd. Dan is het een hele stap om artiest te worden.”

Gilbertsson in Die Zauberflöte (© MartinJan Gaasbeek).
Gilbertsson in Die Zauberflöte (© MartinJan Gaasbeek).

“De groep bij DNOA was extreem close. Het was het jaar van Kai Rüütel, Maribeth Diggle, Jussi Lehtipuu. De leider van DNOA, Alexander Oliver, was een echt vaderfiguur. Alle studenten waren zijn kinderen. Hij is een bijzondere man. En nu heb ik een moeder hier”, zegt hij lachend als Opera Zuid-directeur Miranda van Kralingen langsloopt.

Na DNOA maakte Gilbertsson deel uit van Opera Studio Nederland, waar hij onder meer in de door Pierre Audi geregisseerde Orfeo zong. Daarna volgden de Opera Zuid-optredens, evenals drie series van de succesvolle Zauberflöte van Simon McBurney (bij De Nationale Opera en in Frankrijk) en Das Rheingold tijdens de Ruhrtriennale, waarin hij geregisseerd door Johan Simons de rol van Mime zong.

Het is nogal een lijst…
“Zo heb ik er nog nooit over nagedacht. Ik ben hier, ik doe mijn best. Het werken met Audi was geweldig. Hij had er met ons veel plezier in om Orfeo te maken, ver weg van het grote theater waar de dramaturgie in zijn nek hijgde. Het was een productie waarbij we veel gepraat hebben om de lagen in de rollen te ontdekken. Ik hou daar niet altijd van, maar die keer beviel dat me heel goed.”

Voor je eerste grote rol bij Opera Zuid werkte je samen met Harry Kupfer, een bijna legendarische regisseur.
“Ik zat nog helemaal niet zo lang in de opera, maar ik had snel in de gaten wat voor kaliber hij had. Tijdens mijn opleiding had ik veel met jonge regisseurs gewerkt, maar dit was de oude, zeer befaamde regisseur met heel veel bekende producties op zijn naam.”

“Ik houd niet erg van operaregisseurs bij wie je het gevoel krijgt dat ze geen idee hebben wat ze willen. Die gaan zitten en zeggen: ‘Laat maar iets zien. Als het wat is, gaan we erop verder.’ Ik hou ervan om vrijheid te hebben in het ontwikkelen van mijn rol, maar als ik zo veel vrijheid krijg dat ik het helemaal zelf moet doen, dan doe ik net zo lief de hele regie. Harry Kupfer wist exact wat hij wilde. Hij keek naar wat je deed en was altijd bezig je uit te dagen. Dat is zo goed voor je ontwikkeling als persoon, artiest en acteur. Ik leerde daar erg veel van.”

Erger dan Don Giovanni

Je hebt een tatoeage aan de binnenkant van je pols. Wat staat er?
“Alvilda, zo heet mijn dochter. Haar naam staat ook op mijn leren armband, zo is ze altijd bij me. Ze is elf en woont bij haar moeder, mijn ex, in Reykjavik. Alvilda is de reden dat ik zo vaak mogelijk naar Reykjavik ga. Ze is mijn dochter, maar we zijn ook dikke maatjes. Ze is erg onafhankelijk, dat herken ik van mezelf in haar. Ik zie haar te weinig; reizen hoort bij mijn bestaan. Ik ben vorig jaar 288 dagen niet thuis geweest, heb ik laatst berekend.”

En nu ben je weer een aantal weken in Maastricht voor de hertog in Rigoletto. Jouw collega-tenor Stephen Costello zingt hem nu in New York en typeert hem als “louche, narcistisch, aantrekkelijk én gevaarlijk”.
“Ja, het is een enorme slijmbal. Hij denkt alleen aan seks en is echt een ‘complete asshole’. De Duca is een beetje als Don Giovanni, maar eigenlijk is hij erger, nog grotesker. Maar: er is in de opera een moment van reflectie, over Gilda, in de aria ‘Parmi veder le lagrime’. Hij heeft haar gehad, maar hij kan haar niet vinden… ‘Ze is me ontstolen’, zingt hij. Uit die aria blijkt dat de hertog mogelijk toch een heel klein beetje een hart heeft. Voor een kort moment is hij eerlijk.”

Gilbertsson in Das Rheingold bij de Rurhtriennale (© Paul Foster Williams).
Gilbertsson in Das Rheingold bij de Rurhtriennale (© Paul Foster Williams).

Hoe zie je eruit in de rol?
“Het is een beetje hipsterstijl, met een baard dus, modern. Zo is de hele productie vormgegeven. De hertog is ijdel. Dat ben ik ook. Not! Maar het is lekker om de bad guy te spelen. Vraag me niet waarom, maar het is makkelijker. Ik hoop dat mensen de voorstelling en mijn aandeel mooi vinden, maar ook dat ze mijn karakter haten. Het is een hele fysieke rol, veel lopen en zingen, dat is erg uitdagend. Heerlijk om te doen!”

Ben je bezig met het uitstippelen van een carrière?
“Ik heb eerlijk gezegd geen uitgesproken loopbaanplan. Misschien zou dat wel moeten. Sinds enige tijd heb ik een agent, met hem praat ik wel over die zaken. Ik geloof dat ik tot nu verstandig heb gedaan met mijn stem en mijn repertoirekeuze. Tegen allerlei rollen heb ik nee gezegd om mijn stem te sparen. Pinkerton, Jason in Medeé, Don José: allemaal geweigerd tot nu toe. Ik werk nog geregeld met Jon Thorsteinsson. Hij begrijpt mijn stem en weet wat ik wel en niet moet doen.”

“Op termijn wil ik graag een Lenski zingen. En ooit, als ik vijftig ben, terug naar Mozart voor Idomeneo. Werther, dat is ook één van mijn wensen. Sinds ik die opera voor het eerst hoorde, heb ik daarvan gedroomd. Ik heb tegen mezelf gezegd dat het te vroeg is. Maar ik heb hem ook nog niet aangeboden gekregen. Het is zulke mooie muziek, ik moest ervan huilen.”

Jij?
“Ik ben hard van buiten, maar heel zacht van binnen. Ha ha!”

Rigoletto gaat op 13 november in première bij Opera Zuid. Zie voor meer informatie over Elmar Gilbertsson www.elmargilbertsson.com.

Vorig artikel

Die Fledermaus in de onderwereld

Volgend artikel

Van top tot teen tintelende Tamerlano

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.

2Reacties

  1. Rik
    13 november 2015 at 19:40

    Francois tekent hier weer een mooi portret, wat ik met genoegen heb gelezen.
    Chapeau hoor.

  2. 18 november 2015 at 10:18

    ben het helemaal met Rik eens,heel mooi.
    Hoop dat deze tenor snel eens een mooie rol krijgt bij de Nat.Operaen niet van die bij rolletjes.