Andriessen en zijn Theatre of the World
Op 11 juni doopt De Nationale Opera in Theater Carré een nieuwe opera van Louis Andriessen: Theatre of the World. Het werk is te zien als een muzikale terugblik op Andriessens bevindingen als componist, schrijft Franz Straatman in een voorbeschouwing.
Wanneer Reinbert de Leeuw op 11 juni in Koninklijk Theater Carré de opmaat geeft voor de uitvoering van de nieuwe opera Theatre of the World van Louis Andriessen, vallen heden en verleden van beide musici samen. Immers, op 29 juni 1969 beleefde een volgepakt Carré de wereldpremière van Reconstructie, een ‘moraliteit’ genoemd, een allesomvattend muziek-theatraal spel rond de figuur van de revolutionair Che Guevara. Het betrof een gezamenlijk werkstuk van vijf componisten, onder wie Louis Andriessen en Reinbert de Leeuw en drie schrijvers.
De muzikale directie werd gevoerd door onder anderen De Leeuw en Andriessen. Het was hun eerste optreden in Carré, dat in de navolgende jaren een tempel werd voor protestkunst, politieke concerten, nieuwe muziek en nieuwe ensembles zoals De Volharding en Hoketus. De namen van beide groepen waren afgeleid van de eerste composities die Andriessen schreef in de nieuwe stijl die hij begin jaren zeventig ontwikkelde.
Reconstructie werd geproduceerd door de Nederlandse Operastichting, de voorloper van De Nationale Opera. DNO presenteert nu Theatre of the World, wederom in Carré, dat als bakermat van vernieuwing en verandering van het Nederlandse muziekleven zonder meer een ‘theater van de wereld’ was in de gistende jaren zeventig.
Vijfde ‘opera’
Theatre of the World wordt de vijfde ‘opera’ die Louis Andriessen aan het nationale opera-instituut aflevert. Jan van Vlijmen, ook behorend tot het Reconstructie-team, verstrekte als intendant van DNO de opdracht aan Andriessen voor een muziek-theatraal spel. Dat werd De Materie.
Andriessen zette tussen 1984 en 1988 een vierdelige beschouwing in elkaar over het begrip ‘materie’, op basis van enkele hoogtepunten uit de Nederlandse cultuur. De bouw van een schip tijdens de Gouden Eeuw (eerste deel), de visioenen van de middeleeuwse mystica Hadewijch (tweede deel) en de schilderkunst van Piet Mondriaan (derde deel) vulden de tableaux vivant, die door Robert Wilson in scène en beeld werden gezet. Het vierde deel wijdde Andriessen aan een meditatie over de dood. Hij gebruikte als muziekmateriaal enkele akkoorden uit een pavane van zijn vader, de componist Hendrik Andriessen.
Reinbert de Leeuw leidde de uitvoering, in samenspel met het Asko|Schönberg Ensemble, een groepering die eveneens voortkwam uit de vernieuwende beweging van de jaren zeventig. Dat verbond tussen Andriessen, De Leeuw en Asko|Schönberg bleef de muzikale basis voor de uitvoering van de vier navolgende muziektheaterstukken: Rosa, a horse drama (1994), Writing to Vermeer (1999), La Commedia (2008) en het komende Theatre of the World.
Andriessen: “Het grote voordeel van dat ensemble is dat de musici echt van mijn muziek houden en het echt heel goed kunnen spelen. Bovendien gebruik ik nou eenmaal een andere combinatie van instrumenten dan het symfonieorkest. Je zou de helft van de musici moeten wegsturen, namelijk alle strijkers. Het symfonieorkest heeft niet genoeg slagwerk, er zijn geen saxofoons, geen synthesizers, gitaren, basgitaren. Dat zijn de instrumenten die ik nodig heb om het geluid te krijgen dat ik wil hebben. Geluid dat meer te maken heeft met bigbandcultuur dan met Bruckner.”
Hoketus
Andriessen plaatste aan het begin van De Materie meteen een duidelijke verwijzing naar zijn revolutionaire compositie Hoketus, namelijk hetzelfde openingsakkoord, 144 maal hamerend en in een hortende ritmiek en steeds sneller geslagen. Het ambachtelijke bouwen van een schip kon niet beter worden uitgedrukt.
In Hoketus (1977) uitte de expressie zich nog heftiger dan in zijn eerdere werk De Volharding. Hoketus is een beginselverklaring van de nieuwe, harde, radicale stijl, voortgebracht door een ensemble van hout- en koperblazers, panfluiten, elektrische gitaren, toetsinstrumenten en slagwerk, een bruut-metalig klinkende ontlading in stuwende ritmen, ontleend aan de jazz en de popmuziek. Een anti-symfonisch geluid, want tegen de romantische, negentiende-eeuwse symfonische muziek zette Andriessen zich af. “Ik haatte Schumann, Dvorák et cetera al in mijn tienerjaren.”
Ook de uitgangspunten van de twaalftoons en seriële componeermethodes, waar hij in zijn conservatoriumtijd mee was volgegoten, schreef hij van zich af. Andriessen vond in de nieuwste Amerikaanse stromingen van het minimalisme de impuls voor een eigen, felle expressie, die gebaseerd is op unisono gespeelde, vaak hectisch springende melodische lijnen.
Een belangrijke invloed oefende de aanpak van Igor Stravinsky (“hij kijkt altijd over mijn schouder mee”) op Andriessens denken uit. “Bij componisten die altijd maar in één richting doorwroeten, zoals Schönberg, voel ik me niet thuis. Eerder bij alleskunners: de Purcells en de Stravinsky’s, die van allerlei markten thuis zijn, links wat lenen, rechts wat stelen, en – niet te vergeten – veel voor het theater hebben gewerkt.”
Peter Greenaway
Met theater hield Andriessen zich na Reconstructie veel bezig, in samenwerking met acteurs en zangers, zoals in zijn versie van de Matthäus-Passion, maar ook met filmers zoals Peter Greenaway. Met hem ontwikkelde hij twee stukken: Rosa, a horse drama en Writing to Vermeer.
Andriessen formuleerde de uitgangspunten voor wat hij ziet als een goed libretto. “Eén van de belangrijkste is dat de zangteksten volledig onafhankelijk van de handeling moeten zijn. Dus niet dat er gezongen wordt: ‘Geef mij een kopje koffie’, en dat dat dan ook moet gebeuren. Dat vind ik ouderwets. Het hangt samen met mijn uitermate polemische houding tegenover de laat-romantiek. Ik heb een groot wantrouwen tegen de psychologie, dingen als ‘jaloezie’, dat soort onzin is allemaal niks voor mij.”
De zangteksten worden in Andriessens stukken vaak in lettergrepen voorgedragen, een stijl die hij als eerste toepaste in het grootse oratorium De Staat uit 1976, waarin vier zangeressen unisono en versterkt (een kenmerk in zijn stukken met zang) teksten uit Plato’s Politeia (De Staat) reciteerden. Stemmen zonder vibrato. “Ik houd niet van het negentiende-eeuwse zingen dat over orkesten heen brult.” Het liefst zou Andriessen werken met ongeschoolde zangers. In La Commedia was dat het geval met acteur Jeroen Willems, die een rauwe, intense Lucifer-partij zong.
Voor La Commedia gebruikte Andriessen teksten uit Dantes La divina commedia, Vondels Lucifer, Hooglied en het middeleeuwse Das Narrenschiff. Deze bronnen, net als die in De Materie en in Writing to Vermeer (vier vrouwen die brieven schrijven aan de schilder Johannes Vermeer), geven aan dat Andriessen theater gebruikt voor het ontplooien van artistieke manifesten met een politiek-maatschappelijke ondertoon.
Terugblik
In deze politiek-maatschappelijke richting wijst ook het komende Theatre of the World. De hoofdfiguur is een universele geleerde uit de renaissance, de Jezuïetenpater Athanasius Kircher, die na een lang leven zijn bevindingen over het leven en de wereld overziet. Het libretto werkte Andriessen uit met de Duitse schrijver Helmut Krausser.
Theatre of the World zal Andriessens muzikale terugblik worden op zijn bevindingen als componist, vanaf de harde, rechtlijnige expressie in Hoketus, die via zijn theaterstukken en zijn orkestwerk Mysteriën voor het Koninklijk Concertgebouworkest (2013) steeds rijker werd aan klankkleuren (inclusief strijkers!) en lyrische expressie (in La Commedia).
Het wordt de eerste samenwerking op de bühne van Andriessen met Pierre Audi. Als artistiek directeur heeft Audi zich altijd buitengewoon ingezet voor de werken van Andriessen. Met hem betreedt hij op 11 juni het Koninklijke Theater Carré, waar Andriessen 47 jaar geleden begon.
Zie voor meer informatie over de productie van Theatre of the World de website van De Nationale Opera.