Wesseling: Kulenty’s opera daagt DNOA uit
Met de bijzondere kameropera The Mother of Black-Winged Dreams van Hanna Kulenty voegen het Nationaal Jeugd Orkest (NJO) en de Dutch National Opera Academy (DNOA) vanaf 6 augustus een nieuw hoofdstuk aan hun samenwerking toe. Maria Riccarda Wesseling, mezzosopraan en sinds september 2015 hoofd van DNOA, licht de productie toe.
Maria Riccarda Wesseling werd geboren in Zwitserland en studeerde zang in Bern en Amsterdam. Op haar 23ste leerde ze haar Nederlandse man kennen. In 2010 werd ze Nederlands. “Met taaltoets en al”, lacht ze. “Ik moest de examinatoren zelfs op fouten in de test wijzen…”
Als het nieuwe hoofd van DNOA, de tweejarige masteropleiding van de conservatoria van Amsterdam en Den Haag, brengt Wesseling een schat aan ervaring mee. Ze staat al jaren op het operatoneel. Haar glansrijke invalbeurt voor Susan Graham in Iphigénie en Tauride bij de Opéra national de Paris in 2006 maakte haar internationaal bekend. Sindsdien is ze te gast bij prestigieuze operahuizen, concertzalen en festivals.
Haar aanstelling bij DNOA betekent niet dat Wesseling haar zangactiviteiten heeft geparkeerd. Ze blijft optreden, al is het minder frequent. Afgelopen seizoen zei ze twee producties af om ruimte te maken voor haar nieuwe job. Wel zong ze Fricka in Das Rheingold bij de Ruhrtriennale, een productie van Johan Simons die ze absoluut niet wilde missen.
Komend seizoen zingt de mezzo onder meer Marcellina in Le nozze di Figaro bij het Liceu in Barcelona en de titelrol in de nieuwe opera Anna’s Maske van Philip Hefti in St. Gallen. “Twee producties naast mijn werk bij DNOA vind ik reëel”, zegt ze. “Ik ben te jong en te veel artiest om alleen voor de academie te werken. Bovendien merk ik hoe belangrijk het is om in contact te blijven met regisseurs, dirigenten en andere artiesten. Ik denk dat het voor mijn positie bij DNOA essentieel is dat ik actief blijf in het operaleven.”
“Ik ben dit thema op deze manier nog nooit in de opera tegengekomen”
Wesselings eerste productie bij DNOA was Don Giovanni, eerder dit jaar. Die productie was echter al voor haar komst geprogrammeerd. “Ik heb dit seizoen mijn ‘handtekening’ nog niet kunnen laten zien. De artistieke keuzes waren al gemaakt.”
Geldt dat ook voor The Mother of Black-Winged Dreams?
“Deels. Het is de laatste regie van Javier López Piñón, die met pensioen gaat. Hij wilde graag een hedendaags werk doen. In eerste instantie was gekozen voor een opera van Richard Ayres, maar daar zaten rollen in voor coloratuursopraan en tenor, en die hebben we allebei niet. De huidige lichting studenten bestaat uit vijf sopranen en twee baritons. Precies voor die bezetting is The Mother of Black-Winged Dreams van Hanna Kulenty. Althans, we hebben met instemming van de componiste de rol van de bariton gesplitst, zodat die door onze twee baritons gezongen kan worden.”
Was u al bekend met deze opera?
“Nee, ik kende het stuk niet, maar ik kwam het tijdens mijn speurtocht tegen. De wereldpremière had uitstekende recensies. En zowel componiste Hanna Kulenty als librettist Paul Goodman wonen in Nederland.”
Waar gaat de opera over?
“Over een vrouw met een meervoudige persoonlijkheidsstoornis. Ik ben dit thema op deze manier nog nooit in de opera tegengekomen. En ik sta al twintig jaar op de bühne.
Het stuk begint met een monoloog waarin Clara, de hoofdpersoon, gek wordt van haar innerlijke stemmen. Ze wil zelfmoord plegen, maar wordt door diezelfde stemmen, die op dat moment gepersonificeerd ten tonele verschijnen, tegengehouden. Clara probeert vervolgens deze afgesplitste persoonlijkheidsdelen de baas te worden.
De opera is heel associatief. Het stuk spreekt de taal van dromen en sluit aan bij de ideeën van psychosynthese, waar je de verschillende persoonlijkheden in jezelf met elkaar in gesprek brengt.”
Dat klinkt als een intense avond.
“Ja, het is geen Bastien und Bastienne… Het is inderdaad heel intens, maar het duurt slechts anderhalf uur. Het is niet loodzwaar voor de toeschouwer. De beelden zijn prachtig en naast beklemmende situaties zijn er ook humoristische momenten.
Ik vind het een mooi voorbeeld van modern muziektheater. Er zit heel veel schoonheid in. Wel een heel ander soort schoonheid dan als je bijvoorbeeld naar Gluck in de Opéra Garnier gaat.”
Hedendaagse muziek is vaak moeilijk om te zingen. Hoe is dit werk voor de jonge zangers van de academie?
“Op zich is het vocaal niet moeilijk. Het was voor de zangers wel veel werk om het hele stuk in hun hoofd te krijgen. Ze staan vrijwel allemaal van a tot z op het toneel en moeten dus álles uit hun hoofd kennen. Ze hebben niet, zoals bij veel andere opera’s, een paar scènes rust, waarin ze de partituur nog eens kunnen doorkijken. De tekst en de muziek zijn ook nog eens heel repetitief. Je moet steeds precies weten bij welke afslag je bent.
Bijkomende moeilijkheid is dat er veel gesproken wordt in dit werk. Dat is een uitdaging, waar ik pedagogisch gezien erg blij mee ben. Veel zangers gaan voor de mooie klank, maar taal is net zo belangrijk. Het is die eeuwenoude strijd: prima la musica o le parole? Ik ben iemand die vindt dat opera verstaanbaar moet zijn, ook zonder boventiteling. Of het om gesproken of gezongen tekst gaat: communicatie is essentieel.”
“Kijk ernaar met de vraag: wat vertelt het mij?”
De opera wordt opgevoerd in een voormalige fabriekshal op het Zwitsalterrein in Apeldoorn. Hoe zijn jullie bij die locatie gekomen?
“We zijn op zoek gegaan met als enige harde criterium dat het in Gelderland moest zijn, omdat de productie onderdeel is van de NJO Muziekzomer. We hebben verschillende locaties bezocht. Onze favoriet was een enorme zolder van een ggz-instelling. Het paste perfect bij de opera. Zo van: wat is er mis in de bovenkamer? Maar voor een voorstelling met publiek was de ruimte helaas te klein.
We zijn ook bij een vliegtuighangar geweest die door de Duitsers in de oorlog werd gecamoufleerd als boerderij, maar uiteindelijk viel de keuze op een fabriekshal. Je hebt ruimte nodig, dus dan ligt zo’n hal voor de hand.
Ik heb zelf net Rheingold gedaan in de Jahrhunderthalle van de Ruhrtriennale. De hal op het Zwitsalterrein is een soort ‘mini-Jahrhunderthalle’. Het is een fantastische theaterruimte. Een lege hal geeft het artistieke team heel veel vrijheid. Daarbij doet Alex Brok het licht. Hij weet de magie van de ruimte naar voren te halen met hele mooie lichteffecten.”
De voorstellingen worden gespeeld zonder boventiteling. Waarom?
“Het is een heel polyfoon werk. Er wordt gesproken en gezongen, vaak door elkaar heen. Als je dat wilt boventitelen, wie volg je dan? Het gaat in deze opera ook niet zozeer om woordelijke verstaanbaarheid. Je moet het niet met je analytische taalgeest bekijken, maar op een meer associatieve manier. En de centrale woorden vang je wel op. De belangrijkste zinnen komen heel vaak terug.
Het is wel goed om van tevoren de premissen van het werk te weten. Alles wat je ziet, speelt zich af in de binnenwereld van Clara. Als je dat weet, kijk je er anders naar. Verder hoef je niet alles letterlijk te begrijpen. Kijk ernaar met de vraag: wat vertelt het mij? Verwacht geen rechtlijning verhaal, maar geef je over aan de ervaring van Kulenty’s indringende muziek.”
Wat zijn uw plannen met DNOA de komende tijd?
“In de winter doen we Cendrillon van Massenet met het Residentie Orkest. En volgende zomer maken we weer een productie met het NJO. Antony Hermus zal dan dirigeren. Het wordt een romantische opera.
Ik wil het liefste dat onze studenten in hun twee jaar bij de academie producties in vier verschillende stijlen en talen zingen, zodat ze een goed gevulde koffer hebben als ze vertrekken. De academie moet goed aansluiten bij de actuele beroepspraktijk.
“Ik wil onder meer de samenwerking met De Nationale Opera intensiveren”
Als het gaat om het vertolken van rollen, komen er ook steeds meer artistieke ’talen’ in de opera, zowel in de regie als in de muziek. Je moet als zanger in die talen kunnen meegaan en meedenken. Ik heb zelf Wagner gezongen onder Teodor Currentzis. Dat is een héél andere Wagner dan onder bijvoorbeeld Hartmut Haenchen. En in een regie van Pina Bausch speel ik heel anders dan bij Laurent Pelly. Je moet enorm flexibel zijn.”
Alexander Oliver, jarenlang het hoofd van DNOA, zei ooit in gesprek met Place de l’Opera: “Ik ben niet jaloers op de jonge zangers van nu.” Hoe kijkt u daartegenaan?
“Er is minder werk, er zijn meer jonge zangers en de eisen zijn hoog; dat klopt. Ik hoop dat we de jonge zangers van de academie naast de intense opleiding ook kunnen helpen door hun netwerk te verstevigen. Ik wil onder meer de samenwerking met De Nationale Opera intensiveren, zodat we daar zo veel mogelijk kansen kunnen creëren voor onze zangers. Komend seizoen zingen bijvoorbeeld vier dames van de academie in Manon Lescaut. Daarnaast breng ik onze studenten ook in contact met agenten en theaters in het buitenland.
Ik betrek ook veel spraakmakende en toonaangevende mensen bij de opleiding. Marc Albrecht heeft al lesgegeven, Johan Simons is een week langskomen om aan Don Giovanni te werken en ook Peter Sellars was te gast. Voor het komende studiejaar hebben onder anderen Ivor Bolton, Willard White, Boris Ignatov en Krzysztof Warlikowski interesse om met onze studenten te werken.
Wat Sandy Oliver heeft opgebouwd, is fantastisch. Ik ga daar graag mee verder. Onder meer door de samenwerking met inspirerende partners als het NJO te koesteren.”
The Mother of Black-Winged Dreams is te zien op 6, 9, 10 en 12 augustus. Zie voor meer informatie de website van de NJO Muziekzomer.
Zie voor meer informatie over Maria Riccarda Wesseling en haar net uitgekomen cd met liederen van Paul Juon haar persoonlijke website.