AchtergrondBinnenkort

Arnold Bezuyen is rijp voor Florestan

Het is een buitenkansje: de komende dagen is Arnold Bezuyen, één van de succesvolste Nederlandse operazangers van dit moment, in eigen land te zien. Hij zingt Florestan in Fidelio bij het Orkest van de Achttiende Eeuw. Place de l’Opera sprak met hem.

Arnold Bezuyen: "Het Orkest van de Achttiende Eeuw is een héérlijk orkest. Het klinkt fantastisch op die oude instrumenten."
Arnold Bezuyen: “Het Orkest van de Achttiende Eeuw is een héérlijk orkest. Het klinkt fantastisch op die oude instrumenten.”

Nog zes, zeven jaar en dan woont Arnold Bezuyen langer in Duitsland dan dat hij in Nederland heeft gewoond. Ruim 22 jaar vertoeft hij al in Duitstalig gebied. Eerst vier jaar in Wenen, tegenwoordig in Hannover, waar hij met zijn vrouw (violiste bij de opera van Hannover) en dochtertje voorlopig wil blijven.

Het heeft hem veranderd. “Ik voel me meer Duits”, vertelt hij. “Maar dat zeg ik zonder rancune. In het Duits heb je een mooi onderscheid tussen ‘Heimat’ en ‘Zuhause’. Nederland is mijn ‘Heimat’, Duitsland mijn ‘Zuhause’. Daar voel ik me ook ‘zuhause’.”

Bezuyen heeft zijn uitmuntende status in operaland voornamelijk te danken aan Duitse operahuizen en Duits operarepertoire. Na de start van zijn carrière bij de Hoofdstad Operette vertrok hij naar Augsburg en vervolgens Bremen, waar hij een breed scala aan rollen zong. De partij van Loge in Das Rheingold was een schot in de roos. Het bracht hem in 1998 naar de prestigieuze Bayreuther Festspiele, waar hij iedere zomer terugkeerde.

Met opera’s van onder anderen Wagner, Richard Strauss en Janácek bouwde Bezuyen een reputatie op die letterlijk overal in de wereld deuren voor hem opende. Hij zong op legendarische plekken als de Scala in Milaan, Covent Garden in Londen en de Staatsoper in Wenen, maar vloog ook uit naar onder meer Japan en Amerika. Eén van de hoogtepunten was zijn debuut bij de Metropolitan Opera in maart 2011, wederom als Loge in Das Rheingold.

“Ik denk dat het een mooi product wordt”

Met zulke operahuizen op je cv verliest je eigen kikkerlandje wellicht aantrekkingskracht. Maar Arnold Bezuyen verheugt zich nog altijd erg op optredens in Nederland. Zoals nu bij het Orkest van de Achttiende Eeuw, waarmee hij sinds half januari aan Beethovens enige opera Fidelio werkt. Hij zingt Florestan, de politieke gevangene die door zijn vrouw Leonore, verkleed als de man Fidelio, bevrijd wordt.

Op de ochtend voor de generale in De Doelen in Rotterdam vertelt Bezuyen hoe het gaat. “De repetitieperiode is kort, maar er moet heel veel gebeuren. Ik heb nog geen vrije dag gehad. Maar dat geeft een bepaalde concentratie aan de productie. Ik denk dat het een mooi product wordt.”

Heb je eerder samengewerkt met het Orkest van de Achttiende Eeuw?
“Nee, nog nooit. Het is een héérlijk orkest. Het klinkt fantastisch op die oude instrumenten. Heel warm en transparant. De fluit en de hobo klinken bijvoorbeeld écht als houtblazers. En de pauken zijn ongelofelijk mooi. De doorzichtigheid van het geheel spreekt me erg aan.”

Is het voor jou als solist anders om voor een orkest met periode-instrumenten te staan?
“Nou, toen ik het aanbod kreeg, was mijn eerste vraag aan mijn agent wel: in welke stemming spelen ze? Authentieke ensembles stemmen lager. Als het te laag zou zijn, had ik het niet gedaan. De rol heeft een bepaalde hoogte, zo heb ik hem ook ingestudeerd. Bovendien heb ik een absoluut gehoor. Bij een te lage stemming zou ik de hele tijd het gevoel hebben dat ik ernaast zit. Maar het orkest stemt op 430 Hz in plaats van 440. Dat is te doen.”

En zangtechnisch, moet je je op dat gebied aanpassen aan het authentieke klankbeeld?
“Technisch is het niet anders. Ik zing niet anders. Wel ben ik de rol wat lyrischer aangegaan. Niet zo ‘brutaal’. Warmer van klank.”

Heb je Florestan eerder gezongen?
“Ja, met Jaap van Zweden bij de Reisopera. Het was zijn eerste opera. Ik denk dat het zo’n vijftien jaar geleden was.”

Bezuyen: "Ik ben qua zingen op mijn hoogtepunt. Voor afbouwen ben ik nog veel te jong.”
Bezuyen: “Ik ben qua zingen op mijn hoogtepunt. Voor afbouwen ben ik nog veel te jong.”

Sindsdien heb je de rol niet meer gedaan?
“Nee. Ik heb jarenlang gewacht met het heldenvak. Ik kon het wel zingen, maar dat is nog wat anders dan de juiste kleuren tot je beschikking hebben. Pas de laatste paar jaren heb ik het gevoel dat ik de rollen voor een lyrische heldentenor echt recht kan doen.”

Waarin verschilt je huidige vertolking van Florestan dan van die van vijftien jaar geleden?
“Ik sta nu veel meer boven de materie. Toen klonk het waarschijnlijk wat jongensachtig. Nu ben ik er rijp voor. Ik heb bijvoorbeeld ontdekt dat je de partij veel minder grof kunt benaderen. Destijds dacht ik: ik móet groot zingen. Nu snap ik dat dat vanzelf wel komt. Ik werk ook veel meer met forte en piano. Beethoven schreef veel grootse tussenspelen, maar bij de inzet van de zang spelen vaak nog maar vier of vijf instrumenten. Dan hoef je helemaal niet zo groot te zingen.”

Jeroen Lopes Cardozo verzorgt een semi-enscenering bij de vier voorstellingen. Wat kunnen we verwachten?
“Het spel is beperkt tot een deel rechtsvoor op het toneel en een deel linksachter. Voor wordt gespeeld, achter is te zien wat er in de toekomst gaat gebeuren. In de eerste akte zie je linksachter bijvoorbeeld de gevangenis. Het is kleinschalig. We hoeven niet heen en weer te rennen.”

Florestan is ook niet echt een rol met veel beweging. Voor jou speelt de hele opera speelt zich af op een paar vierkante meter…
“Klopt. Het gaat daarom heel erg om je gebaren en je ogen. Je moet de vertwijfeling overbrengen, meer is niet nodig. De rol is voor mij ook meer een muzikaal hoogtepunt dan dat het een partij is waarmee je even laat zien hoe goed je kunt acteren. Al acteren we natuurlijk wel. Maar ik kan me heel erg op het zingen concentreren.”

Wat staat er na Fidelio op jouw programma?
“Ik ga eerst een maand naar huis. Lekker niks doen. Dat is het leven van een operazanger: hollen of stilstaan. Daarna, in april en mei, ben ik in Catania voor Herodes in Salome. Verder doe ik een paar liedavonden, waaronder één in Wahnfried in Bayreuth. Ik zing in twee producties in Lübeck, vertolk nog een keer Herodes in Salome in Leeds en doe Der Ring des Nibelungen in Korea. Veel onderweg dus.”

“Herodes in Salome had ik altijd al op mijn lijstje staan”

Word je weleens moe van dat reizen?
“Het reizen op zich is helemaal niet leuk. Daar heb ik geen zin meer in. Het maakt moe, gewoon moe. Ik ben ook geen 20 meer… Maar als je eenmaal ergens bent, bijvoorbeeld drie weken in Tokyo, is het wel heel leuk.”

Dichter bij huis zingen is geen optie?
“Ik geef de laatste tijd veel les in Hannover, dan ben ik dicht bij huis. En als ik de keuze heb tussen twee jobs in dezelfde periode, allebei bij goede huizen, dan kies ik de job die dichterbij is. Maar vaak heb je die keuze niet. Bovendien ben ik nu qua zingen op mijn hoogtepunt. Voor afbouwen ben ik nog veel te jong.”

Heb je nog openstaande wensen?
“Ja, tuurlijk. Eentje gaat nu in vervulling: Herodes in Salome had ik altijd al op mijn lijstje staan. Verder zou ik heel graag Siegmund en Parsifal willen doen.”

En Italiaans repertoire? Op je repertoirelijst zag ik heel weinig Italiaanse rollen.
“Ja, ik zou het graag doen. Pagliacci bijvoorbeeld, of Otello. Maar op één of andere manier is het Italiaanse repertoire aan mij voorbijgegaan. Door mijn ongelofelijke hoeveelheid Duits repertoire ben ik in een hokje geplaatst en niet meer gevraagd. Misschien moet ik het eens aan de grote klok hangen?

Ik heb het zelf weleens aangekaart bij een intendant van een operahuis. Zij keek op van haar bureau en zei: ‘Dat meen je toch niet serieus, dat jíj Italiaans wilt doen?’ Veel van mijn collega’s zullen kunnen meepraten over de ‘hokjespolitiek’ in de operawereld. Je krijgt al snel een label en dan blijven inderdaad wensen openstaan. Maar zo is het nu eenmaal.”

In elk geval wordt je Herodes-wens vervuld.
“Ja, daar ben ik al hard voor aan het studeren. Ik heb veel goede coaches om me heen die me daarbij helpen. Ik neem er veel tijd voor. Ik wil het de eerste keer direct helemaal goed doen!”

Fidelio gaat vanavond (27 januari) in première in De Doelen in Rotterdam. Daarna zijn er voorstellingen in TivoliVredenburg in Utrecht (28 januari) en Koninklijk Theater Carré in Amsterdam (31 januari, 1 februari). Zie voor meer informatie de website van het Orkest van de Achttiende Eeuw. Zie ook de persoonlijke website van Arnold Bezuyen.

Vorig artikel

Jaroussky betovert in Telemann en Bach

Volgend artikel

Opera in de media: week 5

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. Jan de Jong
    29 januari 2017 at 00:41

    Gaat luisteren! Deze Fidelio is zeker de moeite waard. Niet perfect, wel volop genieten! Van Arnold Bezuyen en anderen.
    Vanavond in Utrecht gehoord. De komende dagen (31/1 en 2/1) nog in Carré.