Padmore: “Schubert is als een goede vriend”
Voor de liefhebbers van het lied is hij een vertrouwd gezicht: Mark Padmore. Op 6 juni is hij weer eens te gast in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. Samen met Kristian Bezuidenhout voert hij Schuberts Schwanengesang uit. Place de l’Opera sprak met de Britse tenor.
Wanneer ontstond uw liefde voor het lied?
“Toen ik begin twintig was. En dan ging het vooral om Schubert. Maar ik voelde me toen vocaal nog niet klaar om liederen voor publiek uit te voeren. Een cyclus duurt al snel een uur. Dat vereist een rijpe techniek. En ook intellectueel moet je gevoel voor deze muziek ontwikkelen.
Pas toen ik 40 was, ben ik – samen met Roger Vignoles – veel lied gaan doen. Ik heb daarna veel aan het repertoire gewerkt, ook veel naar Dietrich Fischer-Dieskau geluisterd, en uiteindelijk een eigen benadering gevonden.”
Wat spreekt u aan in het liedgenre?
“Het repertoire is buitengewoon. En als je met veel verschillende pianisten werkt, ontdek je steeds weer nieuwe dingen. Jonathan Biss noemde het liedrepertoire net zo uitdagend als het solorepertoire voor piano. Verder is het voor mij ook de poëzie, de Duitse lyrische poëzie die me erg aanspreekt.”
Taal is essentieel in het lied. Is het voor u een obstakel dat Duits niet uw moedertaal is?
“Ik spreek niet vloeiend Duits. Mijn Frans gaat nog wel, maar mijn Duits is minder sterk. Daardoor moet ik echt studeren op de liederen, woord voor woord. Maar daar ben ik gek op. Ik verken graag de relatie, de grammatica en de syntaxis van gedichten, om zo te leren hoe ik het gedicht het beste kan overbrengen. Juist daardoor ben ik tijdens uitvoeringen heel geconcentreerd op de tekst en heb ik veel aandacht voor details en voor de architectuur van gedichten. Ik denk dat dat het publiek helpt.”
In Amsterdam zingt u Schuberts Schwanengesang. Dat werk was niet echt bedoeld als een cyclus. Waarom wordt het toch vaak als cyclus uitgevoerd?
“Het vormt in mijn ogen een goede cyclus omdat veel van de liederen draaien om hetzelfde thema: ‘Sehnsucht’, verlangen. Ik vind het ook interessant dat na zeven liederen van Rellstab en zes van Heine nog één lied van een andere dichter volgt, ‘Die Taubenpost’ van Seidl. Het zou kunnen zijn – maar dat is speculatie – dat Schubert na de Heine-liederen iets anders zocht om er een afgeronde cyclus van te maken. ‘Die Taubenpost’ staat in dezelfde toonsoort als het eerste lied en keert op die manier terug naar het begin. Ik houd van ‘Die Taubenpost’. Het is psychologisch gezien een kloppend slot.
Je moet hierbij ook bedenken dat ze in Schuberts tijd geen recitals kenden zoals we die nu kennen. De liederen werden geschreven voor een huiselijke setting en verkocht als bladmuziek, zodat de mensen het thuis konden zingen. Wij hebben tegenwoordig een heel idealistisch beeld van het lied.”
Wat is Schwanengesang voor een cyclus, als u het vergelijkt met de andere beroemde Schubert-cycli?
“Er is geen verhaal, zoals in Die schöne Müllerin. Je krijgt ook niet het gevoel dat het de hele tijd om hetzelfde karakter gaat, zoals in Winterreise. Op het moment dat Schubert Schwanengesang schreef, had hij al meer dan zeshonderd liederen gecomponeerd. In Schwanengesang krijg je daardoor een soort compendium van alle stijlen die hij meester was.
Schubert schreef muziek zoals het nooit eerder geschreven was, vooral als hij zich beperkte, als hij weinig noten schreef. De grimmige akkoorden in ‘Der Doppelgänger’ grijpen me bijvoorbeeld elke keer weer aan. Ik zong dat lied een keer op een school. Een 15-jarige jongen was geschokt door de kracht van de muziek.”
Hoe is het om Schubert te zingen in vergelijking met andere componisten?
“Schubert is als een goede vriend. Hij opent zichzelf in zijn muziek en brengt een intimiteit die bijna geen andere componist bereiken kan. Hij is je metgezel, die het leven op een intieme manier begrijpt en je helemaal kan meeslepen. Heel anders dan bijvoorbeeld Beethoven, die opwindend is, die de hele wereld lijkt aan te kunnen. Van hem houd je niet zoals je van Schubert houdt.”
Beethoven staat in Amsterdam ook op het programma. Waarom die combinatie?
“Beethovens cyclus An die ferne Geliebte gaat ook over ‘Sehnsucht’. De twee stukken zitten dicht bij elkaar. Het was een groot thema in het repertoire van die tijd. Schubert hield ook erg van Beethoven. Hij was één van de mannen die Beethovens kist droeg op de begrafenis en een jaar later organiseerde hij een herdenkingsconcert. Hij werd gezien als degene die het stokje van Beethoven zou overnemen. Helaas overleed hij zelf kort daarna.”
Hoe benadert u de uitvoering van een liederencyclus? Hoe blijft u geconcentreerd?
“Ervaring helpt. Daarnaast heb je een goed begrip nodig van hoe het publiek luistert. Als het goed is, neem je het publiek mee in je beleving en concentratie. Plek voor ijdelheid is er daarbij niet. Als het allemaal draait om jouw stem, om jouw techniek, werkt het niet. Liedzang gaat om de tekst en wat verteld wordt. Not sound but meaning. Dat is het unieke van liederencycli.
Voor mijzelf is het heel bevredigend om de verschillende cycli steeds beter te leren kennen. Het is als het leren kennen van een berg. Als je eenmaal de route weet, kun je andere dingen meer aandacht geven. Het weer, de vogels, de bloemen en planten… Zo kun je het publiek door het werk gidsen.”
U treedt op met Kristian Bezuidenhout. Werkt u vaak met hem samen?
“We hebben net Winterreise opgenomen. Die opname komt later dit jaar uit bij Harmonia Mundi. Kris is een geweldige musicus. Interessant is dat hij op een instrument uit Schuberts tijd zal spelen. Dat brengt een hele andere klankwereld met zich mee. Je hoort bij oude piano’s een grotere variëteit aan klanken dan bij moderne instrumenten, waar alles toch vaak smooth en comfortabel is. Ik denk dat de pianomuziek bij deze uitvoering meer aandacht zal trekken. Dat is ook goed zo. Het is een optreden van twee mensen.”
Het recital van Mark Padmore en Kristian Bezuidenhout begint om 20.15 uur. Zie voor meer informatie en het bestellen van kaarten de website van het Concertgebouw.