Interview: rising star Charlotte Houberg
Vorig jaar rondde Charlotte Houberg cum laude haar masteropleiding aan het conservatorium af. Binnenkort zingt ze werk van Andriessen bij het NJO en voor oktober staat er een eigen lunchrecital op het programma in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. François van den Anker sprak de sopraan na een optreden in het Vondelpark.
Ze is die zondagochtend om half zeven opgestaan, zodat ze goed voorbereid het podium op kan. Tegen enen is het zover en betreedt sopraan Charlotte Houberg met pianiste Martje van Damme de bühne van het openluchttheater in het Amsterdamse Vondelpark. De kleding is feestelijk, de jurken van de sopraan en haar pianiste matchen en de muziek klinkt, licht versterkt, uitstekend.
De twee openen met een lied van Glinka, daarna volgt Tsjaikovksi. Tussen de stukken door vertelt Charlotte iets over de inhoud van het uitsluitend Russische repertoire dat op het programma staat. Het publiek in het Amsterdamse Vondelpark – vast niet allemaal diehard liedliefhebbers – luistert geboeid. Oh ja: de regen komt met bakken uit de hemel. Het podium is overdekt, maar bij een windvlaag striemen de regendruppels in het gezicht van de sopraan, die zich daar niet door laat verstoren.
Voor de laatste serie liederen, van Rachmaninov, leest ze de vertalingen van de gedichten voor. Als verrassende toegift volgt een licht-jazzy ‘Summertime’, begeleid door het North Sea String Quartet, dat eerder die ochtend op het podium stond. Tijdens de muziek stopt de regen. Het applaus is warm en enthousiast.
Een kwartiertje na het slotapplaus komt ze aangelopen voor het interview. Ook buiten de bühne, op gewone schoenen en met tas en rugzak, is Charlotte Houberg een stijlvolle verschijning. Hoe het klonk, wil ze als eerste weten.
Ze vertelt over de samenstelling van het programma. “Wat voor mensen komen er op een zondagmiddag naar het openluchttheater van het Vondelpark, hoe houd je ze geboeid en wat wil je ze meegeven: dat heb ik me afgevraagd bij het opstellen van het programma”, legt ze uit. “Vanwege het Russisch heb ik alle liederen en aria’s kort toegelicht. Dat toelichten vind ik spannender dan zingen, maar het hoort bij mijn werk, dus dat neem ik speciaal mee in mijn voorbereiding.”
Hoe verliep je dag in de aanloop naar dit optreden in de buitenlucht?
“Het belangrijkste was dat ik goed kon inzingen. Als ik niet optreed, start ik de dag met een half uurtje techniek, neuriën en ademhalingsoefeningen, dan weet ik dat alles weer werkt. Maar nu moest mijn stem volledig opgewarmd zijn voor het optreden. Vanmorgen heb ik daarom ook twee aria’s helemaal door gezongen. Met een ochtendstem haal ik de hoge noten wel, maar dan krijgt het geheel niet de klankkleur die ik wil.”
“Ik ben de dag vroeg begonnen met een stuk hardlopen, een goed ontbijt en dan inpakken. Ik maak altijd to-dolijstjes. Ik ben een echt ochtendmens, dus zo’n vroeg concert vind ik wel lekker. Over de kleding hebben Martje en ik overlegd. Ik weet dat veel mensen het leuk vinden als ik een enorme jurk met glitters draag, maar ik wil dit gemengde publiek niet afschrikken, daarom hebben we een middenweg gekozen tussen hip en klassiek.”
Wat moet er altijd mee naar een optreden?
“In elk geval iets eetbaars voor de energie; ik kan een halfuur voor een optreden nog wel wat eten. Een flesje water, wat dropjes. De partituur gaat – als ik uit mijn hoofd zing – bewust níet mee. Dat is een soort bijgeloof. Zo dwing ik mezelf mijn best te doen. Meestal ben ik niet zenuwachtig vooraf. Het is wel prettig om net voor ik op moet niet te veel te praten, even te aarden achter het podium, en soms wat te rekken en te strekken om het lichaam wakker te houden.”
Buitenoptredens lijken me vanwege de omstandigheden, het weer en de akoestiek behoorlijk lastig.
“Het is heel anders dan zingen in een zaal. Je hoort jezelf minder goed en er komt een ander publiek op af. Maar vergeet niet: vroeger werd er gegeten en gekletst bij de opera. Zo’n buitenoptreden is daarmee wel vergelijkbaar.”
“Hier in het Vondelpark is het gratis: iedereen kan aan komen wandelen, ook mensen die niet snel het Concertgebouw zullen bezoeken. Zulke optredens verlagen de drempel. Op cross-overs als een manier om een groter publiek te bereiken ben ik daarentegen niet zo gek. Ik hou van het traditionele, dus zonder dat er een beat onder de muziek moet of andere poespas. We zongen hier vandaag de originele liederen en aria’s. Met die pure vorm van muziek wil ik mensen raken en interesseren voor de muziek.”
Hoe is het jaar sinds je je master haalde verlopen?
“Het was vooral een jaar om mezelf verder te ontwikkelen; wie ik ben en wie mijn stem is. Ik heb heel veel lessen genomen. Ik wil uiteindelijk de opera in, maar zing nu veel oratorium en dat vind ik prachtig om te doen. Natuurlijk, het levert ook brood op de plank op, maar voor mij geldt voor elk optreden dat ik het als belangrijk en interessant zie.”
“Hoe graag ik ook opera zing, het lied is te mooi om te laten zitten”
Hier in het Vondelpark zong je vooral lied. Wat spreekt je aan in dat genre?
“Voor mij is dat de samenwerking met de pianist, zeker als je dezelfde ideeën hebt over de muziek. Een goede pianist is voor mij iemand die de muziek vanuit de tekst benadert en let op ademhaling. Dat lijkt logisch, maar dat is het niet altijd.”
“De discussie over kleuren en details kan tot hele mooie dingen leiden. Ik let bij een pianist erg op kleuren en aanslag, en of die een warme, dragende klank geeft. Voor lied heb je iemand nodig die kan volgen, maar ook duwen, en die solo durft te spelen. De intro’s of uitro’s van veel liederen zijn erg solistisch. Ik kan soms fel worden bij de repetitie, dan vraag ik om een bepaald accent, een benadering van het lied. Als iemand dat snapt en aanpast, is dat geweldig. Ik verwacht die felheid en eerlijkheid ook terug.”
“Het lied moet een wezenlijk deel blijven uitmaken van mijn werk, al is het maar voor mezelf. Hoe graag ik ook opera zing, het lied is te mooi om te laten zitten. Opera is soms wat basaler in de emotie, wat minder literair. Dat is in lied, met al die poëzie, heel anders.”
En dan zijn er oratorium en opera.
“Oratorium, zeker Bach, geeft rust, het ‘zondagse gevoel’. Hoewel ik niet gelovig ben, voel ik als ik Bach zing altijd dat er meer is tussen hemel en aarde. Oratorium betekent ook samen met een koor zingen en dat klinkt vaak heel erg mooi.”
Hoe zie je je weg in de richting van opera?
“Ik wil heel graag opera doen. Mijn doel is om bijvoorbeeld in Duitsland bij een operastudio te zingen. Maar dat is niet makkelijk; er komen zo veel mensen op audities af. Het is een lastige wereld om in te komen. Een goed netwerk is heel belangrijk, dus ik zorg dat ik altijd goed voor de dag kom en goed voorbereid ben.”
“De scriptie waarmee ik mijn masteropleiding heb afgerond, gaat over het thema ‘body language’. Net als bij solliciteren – daar is veel onderzoek naar gedaan – is het bij auditeren de kunst een open houding te hebben. Ik ben me daar sinds het schrijven van de scriptie meer van bewust. Met een open houding heb je simpelweg meer succes.”
Wat voor imago heb je en hoe wil je dat je als zangeres gezien wordt?
“Ik denk dat ze me het lieve sopraantje vinden, die zich altijd goed voorbereidt. Dat hoor ik veel. Vermoedelijk vindt men me afstandelijker dan ik eigenlijk ben. Soms val ik best mee, haha! Ik zou wel wat makkelijker benaderbaar gevonden willen worden en nog meer mijn eigen karakter en mijn passie willen laten zien.”
Je hebt werk van Louis Andriessen gezongen in de opera Theatre of the World bij De Nationale Opera en binnenkort zing je ‘De Stijl’, een deel uit De Materie, bij het ensemble van het Nationaal Jeugd Orkest. Hoe zingt de muziek van Andriessen?
“De muziek in Theatre of the World, die we vorig jaar in Amsterdam in Carré hebben gebracht en kort daarvoor in Los Angeles, was echt een uitdaging. Ik had daarvoor nog weinig moderne muziek gezongen. We hebben hard gewerkt om het goed te krijgen. Louis Andriessen was heel lief en grappig tegen ons. Hij bereidde ons samen met Reinbert de Leeuw voor. Die is best streng. Ze wisten beiden heel precies wat ze wilden. Sommige solisten zongen met wat vibrato en dat wilden Louis en Reinbert absoluut niet horen.”
“Met het NJO Ensemble brengen we binnenkort het programma De Stijl, dat is genoemd naar een deel uit één van de bekendste werken van Louis Andriessen, De Materie. Die muziek is heel jazzy. Toen ik gevraagd werd, ben ik eerst eens gaan luisteren. Na mijn ervaring met Theatre of the World kwam het me bekend voor; het geluid van de opera zat na maanden voorbereiden nog in mijn oren.”
“Het is echt interessant om in Arnhem, Nunspeet en Kootwijk naar De Stijl te komen luisteren. Ik denk dat Andriessen zijn tijd vooruit is en ben benieuwd hoe men er over honderd jaar naar luistert. Of je het mooi vindt of niet, het is boeiend om mee te maken. Dan kun je later in ieder geval tegen je kleinkinderen zeggen dat je erbij bent geweest!”
“Iets in die liederen maakt me nieuwsgierig”
Kort na de optredens in de NJO Muziekzomer sta je voor het Rotterdams Philharmonisch met hun toekomstige chef-dirigent Lahav Shani, op een podium in de Rotterdamse Veerhaven. Wat ga je zingen?
“Alleen Russische muziek, ook omdat de Russische pianist Simon Trpčeski meewerkt. Vrij laat, pas een maand geleden, ontdekte ik dat één van de aria’s bij nader inzien niet helemaal geschikt voor me was. Ze waren heel snel bereid om het programma aan te passen. Voor het Russisch heb ik coaching. Bovendien is mijn tante Russisch; ze geeft daar ook les in en van haar krijg ik adviezen.”
En dan is er op 4 oktober het lunchconcert in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. Al mee bezig?
“Zeker! Het is, vergeleken met de optredens met orkest, heel spannend. Je staat alleen met je pianist op het podium. Met mijn vaste pianist Felix Justin zijn we druk bezig het programma voor te bereiden. Ik zing werk van Rossini en Haydn en de Four Songs van Samuel Barber. Die wilde ik al heel lang doen. Ik kan niet eens goed uitleggen waarom. Iets in die liederen maakt me nieuwsgierig. Het vierde lied, ‘Nocturne’, is bekend, net als ‘Sure on This Shining Night’, dat ik jaren geleden vaker heb gezongen.”
Je hebt de afgelopen tijd voor heel veel orkesten gestaan. Als je voor de repetities een orkest zou mogen toespreken, wat zou je dan zeggen?
“Ik zou zeggen: zie me als onderdeel van het orkest, alsof ik één van de instrumentalisten ben. Soms ervaar ik in het begin te veel afstand tussen de musici en de zangers. Ik was in juli samen met Rosina Fabius op tournee met het Crea Orkest en iedereen vond het zo bijzonder dat we erbij kwamen zitten, meekletsten en meegingen bij het uitgaan. Het werd, zo bleek aan het einde van de tour, erg gewaardeerd.”
Wat zijn voor jou inspirerende mensen geweest?
“Dan denk ik eerst aan mijn docenten. Henny Diemer heeft me veel geleerd, geïnspireerd en vertrouwen gegeven, nu krijg ik les van Rosemary Joshua. Zij heeft een enorme pit en passie. Ze is heel streng, weet wat ze wil en heeft heel veel energie. Ik heb begin dit jaar les gehad van de Amerikaanse sopraan Nadine Secunde, dat was mooi om mee te maken. Ze is de rust zelve, heel stabiel.”
“Laat ik ook mijn vrienden in de zangstudie niet vergeten: van de karaktereigenschappen die zij wel hebben en ik niet heb ik zo veel geleerd. Zoals bijvoorbeeld dingen kunnen loslaten en rust nemen, of niet genoegen nemen met wat het nu is. Maar ons gedeelde doorzettingsvermogen en onze passie voor de muziek houden me dagelijks gemotiveerd.”
Ga je beter zingen als je loslaat?
“Jazeker!”
Charlotte Houberg zingt vanaf 16 augustus werk van Louis Andriessen met het NJO Ensemble. Op 26 augustus is ze solist tijdens het Veerhavenconcert in Rotterdam en op woensdag 4 oktober geeft ze een lunchrecital in de Kleine Zaal van het Concertgebouw.