Visser waagt zich aan Verdi’s meesterstuk
De Nederlandse operaregisseur Floris Visser timmert aan de weg. Zijn carrière loopt, met engagementen bij de grote operahuizen van Europa en daarbuiten, op rolletjes. Bij de Nederlandse Reisopera gaat op 30 september zijn regie van Verdi’s La traviata in première. Wie is deze rijzende ster en hoe gaat hij te werk? Een gesprek.
Ik tref Floris Visser in zijn appartement in Amsterdam Oud-West. Overal in de woonkamer liggen stapels boeken en partituren, gerangschikt op opera en onderwerp. “Ik ben eigenlijk op zoek naar een wat grotere woning. En naar nieuwe boekenkasten. Maar door tijdgebrek blijft dat er in de praktijk bij inschieten”, merkt Visser op.
Hij heeft het druk. Hij rondt net een telefoongesprek af met de zakelijk directeur van zijn gezelschap Opera Trionfo en na het interview moet hij door naar De Nationale Opera (DNO), waar hij komend seizoen zijn eerste operaproductie zal verzorgen.
Hoe hij zo veel ballen tegelijkertijd in de lucht kan houden? “Regelmaat. Natuurlijk vind ik het ontzettend leuk om met vrienden tot laat in de kroeg te zitten, maar ik merk dat ik toch het beste functioneer met een zekere monnikendiscipline. Ik sta ‘s ochtends tegen zessen naast mijn bed en ga dan aan het werk, ook wanneer ik op vakantie ben. Mijn ex-vriendinnen konden dat niet altijd waarderen, maar het werkt voor mij. Op de vroege ochtend is mijn geest het helderst en kom ik op mijn beste ideeën.”
“Willy was mijn mentor”
Visser wilde niet altijd al operaregisseur worden. “Aanvankelijk wilde ik acteur worden, daarom ging ik naar de toneelacademie in Maastricht. Daar heb ik de gereedschapskist die ik nu gebruik voor een groot deel gevuld.” In zijn studietijd flirtte hij ook even met een carrière als documentairemaker. “Ik maakte documentaires voor de KRO en dacht ik dat ik daarin verder wilde.”
Op zijn 22ste besloot Visser toch liever zanger te worden en begon aan een opleiding aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Het was later, op datzelfde conservatorium, dat hij vanuit verschillende hoeken te horen kreeg dat hij iets moest gaan doen met het regisseren van opera. “Meerdere mensen vonden dat rare, eclectische ‘Gesamtkunstwerk’ perfect bij mij passen.”
Visser kwam op dat moment in contact met een aantal mensen die een stempel op zijn loopbaan zouden drukken. “Alexander Oliver, de toenmalige artistiek leider van de Dutch National Opera Academy, heeft me echt onder zijn hoede genomen. En ook van Willy Decker heb ik, onder meer door hem te assisteren bij Boris Godoenov bij DNO, ontzettend veel geleerd. Willy was echt mijn mentor.”
In die periode ontmoette hij ook Klaus Bertisch, nog steeds zijn vaste dramaturg. “Ik zet geen stap zonder Klaus. Ook bij La traviata is hij mijn steun en toeverlaat. Als Klaus iets niets vindt, breekt mijn hart.”
“Als ik déze uitdaging weet te winnen”
Nog voordat zijn werk aan de productie van Orphée et Eurydice bij de Nederlandse Reisopera in 2015 goed en wel afgerond was, werd Visser gevraagd om te tekenen voor de regie van La traviata. Aanvankelijk twijfelde hij. “Willy Decker, mijn grote voorbeeld, had het al grandioos gedaan en ik wist niet of ik daar nog wat aan toe te voegen had.”
“Ik legde mijn twijfels voor aan Klaus. ‘Dan doe je het toch niet? Dan zeg je toch af,’ was zijn reactie.” Dat was als een rode lap op een stier. “Ik begon te denken: als ik déze uitdaging weet te winnen… juíst het stuk doen dat de meester heeft gedaan, maar dan op m’n eigen manier.” Visser maakt zijn zin niet af, maar neemt een gedecideerde hijs van zijn borrelende e-smoker.
Na het opnemen van de handschoen begon het echte werk. “Aan het begin van het artistieke proces sta ik als regisseur als het ware in een donkere kamer, boven op een stuk. Ik weet op dat moment nog niet welke kant ik op moet. Ik begin met het lezen van bronteksten en boeken en het steeds weer doornemen van het libretto en de muziek.”
Inspiratie komt soms ook op onverwachte momenten. Zo liep Visser eens in het Zuiderstrandtheater in Den Haag wat verveeld door de foyer, toen hij een foto aan de wand zag hangen. Er stond een statige gang op afgebeeld, met verschillende deuren. “Ik maakte er met mijn mobiel een foto van en heb deze naar Dieuweke, mijn decor- en kostuumontwerpster, en naar Klaus gestuurd, met de vraag: ‘Traviata?’ Dat is uiteindelijk de basis geworden voor het decor.”
“Ik viel van de ene verbazing in de andere”
Na de ontdekking van dit beeld ging de zoektocht naar de sleutel tot het werk verder. “Ik zag steeds het beeld van een jong meisje voor me. Ik kon dat niet echt plaatsen, totdat ik het libretto weer ter hand nam. Wat niet veel mensen zich realiseren, is dat er in ‘Ah! fors’è lui’, het slot van de eerste akte, vrijwel altijd geknipt wordt, ook in opnames. Er is eigenlijk een heel extra stuk tekst, dat begint met ‘A me fanciulla’. In dit stuk heeft Violetta het over haar jeugd en zegt ze dat ze als kind steeds verlangend vasthield aan een beeld van een geliefde die op haar pad zou komen.”
“Toen ik dit met Klaus besprak, deed hij de suggestie om te beginnen met de titel van het werk – La traviata, ‘zij die van de weg is geraakt’. Ik begon te denken: hoe is ze van de weg geraakt? Hoe is ze geworden wie ze is? Waar verlangt ze naar en waarom handelt ze in het stuk zoals ze doet?”
Om deze vraag te beantwoorden, ging Visser terug naar de bron. “Verdi’s bron voor La traviata was La Dame aux Camélias van Alexandre Dumas fils. Maar Dumas schreef op zijn beurt over een historisch figuur, de courtisane Marie Duplessis. In haar ben ik me uitgebreid gaan verdiepen, en ik viel van de ene verbazing in de andere.”
“De meest gewilde, belezen en scherpe courtisane van Frankrijk werd geboren als Alphonsine Plessis in Normandië. Provincialer dan dat wordt het niet. Ze groeide op in een vreselijk gezin. Haar vader was een alcoholist met losse handjes. Haar moeder was de gezinssituatie ontvlucht. Op haar dertiende werd Plessis door haar vader verkocht aan een troep zigeuners, die haar tot hoer maakten. In minder dan tien jaar – ze overleed immers op haar 23ste – wist dit plat pratende boerinnetje uit de provincie zich te transformeren tot een intelligente, belezen vrouw die zich in de hoogste kringen kon redden. Dat is toch onvoorstelbaar? Ze was een hoer, want uiteindelijk kwam het wel op seks aan, maar wat voor één! Nergens is het beroep van hoer zo doorontwikkeld als in het Frankrijk van de negentiende eeuw. En slechts weinigen blonken er zo in uit als Duplessis.”
Toch staat voor Visser ook de tragedie centraal. “Duplessis schitterde in de spotlights. Maar achter die schittering stak de hartverscheurende tragedie van een meisje dat op een verschrikkelijke manier van het pad af is geraakt. Ze heeft er het beste van weten te maken, maar het blijft een tragedie.”
“Iemand van het kaliber van Violetta Valéry kan niet bestaan in de schaduw”
Voor Visser stond buiten kijf dat zijn enscenering hedendaags aangekleed moest worden. “Ik wilde absoluut geen hoepelrok en pruikentooi. Verdi heeft in zijn tijd al enorm ruzie moeten maken met de censuur om de kostumering. Hij wilde per se eigentijdse kostuums, om zijn publiek een onontkoombare spiegel voor te houden. Hij heeft die strijd uiteindelijk toch verloren: er moesten achttiende-eeuwse kostuums aangetrokken worden. In de lijn van de intentie van Verdi heb ik besloten dat mijn Traviata modern gekostumeerd moet worden.”
Maar hoe verenigt Visser dan het historisch in de negentiende eeuw verankerde beroep van courtisane met een moderne enscenering? “De courtisane was een product van de negentiende-eeuwse Franse haute bourgeoisie, die zich na de Franse Revolutie dezelfde levensstijl als de voormalige koning wilde aanmeten. In die context is het beroep van prostituee doorontwikkeld tot dat van courtisane. Maar in de kern was het uiteindelijk toch prostitutie, met de welgestelden als doelgroep.”
“Courtisanes bestaan in het hier en nu niet meer, maar voor de moderne upper classes bestaan er wel zeer exclusieve seksclubs, met exclusieve dames die door rijke mannen op sleeptouw genomen worden. Het decor, met de grote gang en de verschillende deuren, is voor mij dan ook een luxe privéclub annex appartement waar Flora, Annina, Violetta en Gaston wonen. Annina is een oud-prostituee die voor de meisjes zorgt, een soort Xaviera Hollander. Gaston is de eigenaar van de club. Maar let wel: ik verplaats de handeling niet naar een plat bordeel: iemand van het kaliber van Violetta Valéry kan niet bestaan in de schaduw. En tegenover alle ‘glamour’ steekt de narigheid juist veel effectiever af.”
“Germont is een hork, maar zijn verhaal is volkomen plausibel”
In de productie van Visser zal regelmatig een kind op het toneel te zien zijn. “Tegenover Violetta Valéry stel ik het jonge meisje dat ze ooit was, de onschuldige Alphonsine Plessis die op tragische wijze van het pad geraakt is. Al tijdens de ouverture zie je het jonge meisje in de provincie spelen met een vriendje – het is een delier van de zieke Violetta/Duplessis. Het meisje staat niet alleen voor de verloren onschuld, maar is tegelijkertijd een doodsengeltje dat de naderende dood aankondigt.”
Voor Visser dient dit meisje om het karakter van Violetta te verdiepen. “In de tweede akte is ze terug in het provinciale Frankrijk van haar jeugd, samen met de geliefde waar ze – als we het geknipte deel van ‘Ah! fors’è lui’ mogen geloven – al van jongs af aan van gedroomd heeft: haar kinderdroom lijkt alsnog uit te komen. Zo bezien krijgt het geheel een extra lading.”
Ook het besluit van Violetta om, op verzoek van Alfredo’s vader, de relatie te verbreken, komt zo in een ander licht te staan. “Germont is een hork, maar zijn verhaal, namelijk dat het huwelijksgeluk van zijn dochter in gevaar komt door Alfredo’s verhouding met Violetta, is volkomen plausibel. Violetta zou Germont natuurlijk de deur kunnen wijzen en voor haar eigen geluk kunnen kiezen, maar dat doet ze niet. Waarom niet? Omdat ze in Germont de bezorgde, liefhebbende vader ziet die ze zelf gehad had willen hebben! Een vader die zich om het leven van zijn dochter bekommert en haar niet zomaar aan een troep zigeuners verkoopt. Precies dáárom brengt ze dat offer. Het is een manier om een meisje als zichzelf te helpen om niet van de weg te raken. Alles valt te verbinden aan het onschuldige meisje dat ze ooit was. En dat jonge meisje is mijn sleutel tot La traviata gebleken.”
La traviata gaat op 30 september in première in het Wilminktheater in Enschede en is tot en met 18 november te zien in verschillende theaters in het land. Zie voor meer informatie de website van de Nederlandse Reisopera.
5Reacties
He, wat een leuk stuk, het is niet mijn grote favoriet, maar ik ga proberen het ergens te zien.
ZOEKEN NAAR WAAR NIET NAAR GEZOCHT HOEFT TE WORDEN
Mij komen de vragen “Hoe is ze van de weg geraakt? Hoe is ze geworden wie ze is? Waar verlangt ze naar en waarom handelt ze in het stuk zoals ze doet?” uiterst oninteressant voor. De gebeurtenissen in deze opera zijn, meen ik, voldoende om van het padje af te raken. Verscheurende liefdesperikelen, een eikel van een schoonpapa en de vliegende tering gaan je niet in de koude kleren zitten. Dan is een halfje xanax geen overbodige luxe. Een verhaal, libretto, begint en eindigt ergens en het is volkomen nutteloos om een potje hinein te gaan interpretieren met confabulatoire verklaringen omtrent gebeurtenissen waarover het libretto niet rept. It is what it is.
Over de kostuums. Verdi wilde dat in zijn 19e-eeuwse opera 19e-eeuwse kostuums werden gedragen, dezelfde kleding als die van het 19e-eeuwse publiek. De conclusie dat er bij een uitvoering in de 21e-eeuwse “dus” kostuums uit de 21e eeuw gedragen moeten worden en dat dit “in de lijn van Verdi” is, is hilarisch. Bij degenen die iets van logica en argumentatieleer weten, speelt een geamuseerde glimlach om de lippen.
‘Ah! fors’è lui’. Violetta bezingt in ‘Ah! fors’è lui’ de hunk waarvan zij als meisje al droomde. Bakvisfantasieën. Men zou dit kunnen beschrijven als Violetta “die het over haar jeugd heeft”, maar dat doet een tikkeltje geforceerd, met de haren erbij gesleept en komisch aan. Als ik een haring eet, heb ik het ook niet over het visserijbeleid van het ministerie van Landbouw en Visserij.
HOER! Er groeit in Nederland een gretig besef dat Violetta een hoer was, in wat voor bochten we ons ook moeten dwingen om te bewijzen dat courtisanes (die volgens Visser, o contradictio, “in het hier en nu niet meer bestaan”) wel degelijk temeiers zijn: “Nergens is het beroep van hoer zo doorontwikkeld als in het Frankrijk van de negentiende eeuw.” Doorontwikkeld! Er dringen zich associaties op met de conferences van Paul de Leeuw.
Tot slot, en ik blijf hier nadrukkelijk zo beleefd mogelijk. Volgens Visser had zijn leermeester Decker “Traviata al grandioos gedaan.” Het is een mening die niet door iedereen (onder wie yours truly)met evenveel enthousiasme gedeeld wordt. “A failure of Verdi intentions and of the whole reality of his portrayal of Violetta’s tragic and emotionally tortured life.” aldus MusicWeb.
“Ik zet geen stap zonder Klaus” (Bertisch). Ik vraag me af of dat wel zo’n goed idee is. Ik lees artistieke overwegingen die ik bij elke andere opera-regisseur precies zo tegenkom, gewoon geperst uit dezelfde mal. Niets origineels. Was een relevante vraag geweest: hoe onderscheidt u zich van andere opera-regisseurs?
“Alles valt te verbinden aan het onschuldige meisje dat ze ooit was.” Ik dacht waar heb ik zoiets pas eerder gelezen?
“Nog tijdens de ouverture spelen drie steeds groter wordende versies van kinderen steeds minder onschuldige spelletjes, alsof Loy een summier inzicht wil geven in de achtergrond waartegen het drama zich zal voltrekken.” (De Volkskrant over La Forza)
Verdi en de onschuldige kinderen, het lijkt een thema te zijn!
Loy hoeft helemaal geen achtergrond van het drama te schetsen. Het drama behoeft geen voor- of nagerecht. Zorg er eerst maar eens voor dat het hoofdgerecht warm op tafel komt.