AchtergrondBinnenkort

Günther Groissböck: onderweg naar Wotan

De Oostenrijkse bas Günther Groissböck vertolkt binnenkort koning Marke in Pierre Audi’s enscenering van Tristan und Isolde bij De Nationale Opera. Na Hunding, Heinrich en Gurnemanz is dit waarschijnlijk zijn laatste optreden in Amsterdam. Als in de nabije toekomst een Tannhäuser gaat, zal hij er in elk geval niet bij zijn. Een extra reden om deze Tristan te bezoeken.

Günther Groissböck: “Ik heb het geluk gehad dat mij nooit iets is opgelegd.” (© Gerhard Ringhofer)

Günther Groissböck (1976) groeide op in het Oostenrijkse plaatsje Waidhofen an der Ybbs. Aanvankelijk wilde hij pianist worden, maar op aandringen van zijn moeder ging hij zingen in een kerkkoor. Dat leidde uiteindelijk tot het besluit om een professionele carrière als zanger na te streven, en met inmiddels zeer veel succes.

Toen hij ten tijde van de repetities voor Parsifal te gast was bij het Wagnergenootschap, stelde hij over zijn begintijd: “De stem was er al vroeg, maar moest toen nog wel worden gecultiveerd. Ik voelde in mijn begintijd dat het organischer moest, maar gelukkig is het omgaan met het ‘instrument’, de stem, parallel verlopen met mijn geestelijke ontwikkeling. Ik heb het geluk gehad dat mij nooit iets is opgelegd. Ik kon alles met behoedzaamheid laten verlopen.”

Mijn eerste kennismaking met Groissböck was zijn vertolking van Hunding in Die Walküre. Daar zette hij een hele enge man neer. Iets soortgelijks was het geval met zijn vertolking van Gessler (Guillaume Tell) in München: dat personage was een griezel van het zuiverste water. Toen ik hem daar eens op wees, begon hij te lachen. “Ik gebruik die rollen om alles wat mij irriteert of boos maakt kwijt te raken, zodat ik na afloop glimlachend het theater kan verlaten.”

De partij van Hunding heeft Groissböck in Nederland enige bekendheid als Wagner-zanger bezorgd. Na deze rol volgden Heinrich der Vogler in Lohengrin en Gurnemanz in Parsifal. Alle drie producties in een regie van Pierre Audi. Gevraagd naar zijn mening over diens manier van werken stelt hij: “Audi heeft een zeer goed gevoel voor symmetrie en beweging. Hij is heel precies en weet goed wat hij wil. Hij begrijpt mij en ik begrijp hem. Audi is een extreem begaafde, instinctieve kunstenaar. Hij kent de inhoud en weet wat er wel en niet in past. Hij heeft dat talent.”

De onappetijtelijke Baron Ochs

Tijdens de Salzburger Festspiele van 2014 debuteerde Groissböck als Baron Ochs in Der Rosenkavalier. Het betrof een nieuwe productie in een regie van Harry Kupfer, die zeer goed werd ontvangen. Op de dvd die van deze productie is verschenen, is te zien dat Groissböck als geboren Oostenrijker hier helemaal in zijn element is, niet in de laatste plaats vanwege de taal. “Als je de taal niet spreekt, is het moeilijk. Er is altijd een tussenlaag, je komt nooit echt bij de zaak. Als je in je moedertaal zingt, kun je heel exact de kleur veranderen op momenten die daar om vragen.”

“Ik kon het mij aanvankelijk moeilijk voorstellen dat ik de rol van Ochs zou zingen. Ochs heeft veel parlandopassages, niet echt melodieus. En dat dan in combinatie met het beeld dat mensen van die rol hebben. Toen er een aanbod kwam, vond ik toch dat ik het moest proberen. Bij de hervatting van de productie werd ik elke voorstelling vrolijker. Als je een rol vaker zingt, voel je je er steeds vrijer in.”

“Ochs auf Lerchenau is eigenlijk de meest onsympathieke partij die je kunt zingen, onappetijtelijk in zijn gedrag, maar daarom ook zo leuk. In vergelijking met Ochs komt Hunding er eigenlijk beter vanaf. Die staat, binnen de context, in zijn recht als hij Siegmund wil ombrengen.”

Inval-Filippo

Hoewel Groissböck al eerder in de Metropolitan Opera had gezongen – kleinere rollen als Pogner en Landgraf Hermann – zorgde zijn optreden als Ochs in de productie van Robert Carsen pas echt voor wereldwijde bekendheid. Het was Renée Flemings afscheid van haar paraderol (Die Marschallin) en Elina Garanča’s afscheid van het genre ‘Hosenrolle’, dus sowieso een gedenkwaardige reeks voorstellingen. Met name over het samenspel met zijn Octavian was hij zeer content, zo wist hij mij te vertellen.

Een invalbeurt voor Ferrucio Furlanetto tijdens een galavoorstelling in diezelfde periode zou nog weleens een staartje kunnen krijgen. Bij die gelegenheid zong hij de grote aria van Filippo II uit Don Carlo, ‘Ella giammai m’amò’, en dat viel in goede aarde. Mocht het er over een jaar of vijf van komen dat de Met een nieuwe productie van Don Carlo brengt, dan kunnen we wellicht een Filippo verwachten van midden veertig, een mooie leeftijd voor die rol.

De komende jaren zal Groissböck veel in Bayreuth te beleven zijn. In het verleden zong hij daar al eens Landgraf Hermann (Tannhäuser) en Fasolt (Das Rheingold) en de komende twee seizoenen zal hij de rollen van Pogner (Meistersinger) en Gurnemanz (Parsifal) op zich nemen.

Pogner vertolkte Groissböck overigens ook al tijdens de Festspiele van 2017 en zijn Gurnemanz kennen we in Nederland van de DNO-productie van Audi. Over die rol wist hij te vertellen: “Gurnemanz vertelt een droom, maar er zijn momenten waarop de realiteit hem inhaalt. Overigens moet je voorkomen dat het een ‘Gurnemanz-passion’ wordt. De grootste uitdaging van de partij van Gurnemanz is de lengte en de hoge concentratie die het zingen ervan vereist. Een voordeel is dat de vocale ligging mooi is.”

“De gevraagde concentratie is vooral zo hoog omdat Wagner heel precies is in zijn latere werken. Als zanger moet je kleine details heel bewust verinnerlijken. Je moet er alert op zijn en tegelijkertijd mag je de grote lijn niet uit het oog verliezen. Neem het wonder van Karfreitag in de derde akte. Daarin zijn er telkens details waar je heel bewust mee moet omgaan. Ik gebruik altijd ezelsbruggetjes om te onthouden wat ik precies moet doen. Als je die details in combinatie met elkaar onthoudt, gaat het goed.”

Vijf seizoenen Wotan

In Bayreuth neemt Groissböck de rol over van de veelgeprezen Georg Zeppenfeld. De productie van Uwe Laufenberg is inmiddels op dvd verschenen met de rolbezetting van het premièrejaar. Uiteraard is deze Parsifal voor elke wagneriaan iets om naar uit te kijken, maar mijn belangstelling gaat toch vooral uit naar het jaar 2020, het seizoen waarin een nieuwe Ring zal worden uitgebracht.

Merkwaardig genoeg is daarover nog niets bekend – regisseur, decorontwerper, zangers – met één uitzondering, de rol van Wotan zal vijf seizoen achtereen worden gezongen door Günther Groissböck. Meestal wordt iemand voor twee seizoenen gecontracteerd, waarna de verbintenis kan worden verlengd. Dat maakt deze langetermijnovereenkomst des te opmerkelijker. Vermoedelijk heeft Groissböcks sprong naar wereldroem in combinatie met zijn voorliefde voor de Opernfestspiele in München en de Salzburger Festspiele hierin een rol gespeeld. Snel vastleggen voor we hem kwijt zijn, zoiets.

Günther Groissböck (links) als Gurnemanz in Parsifal bij De Nationale Opera. (© Ruth Walz)

Over het zingen van Wotan vertelde hij tijdens zijn bezoek aan het Wagnergenootschap: “Dat klinkt voor mijzelf eigenlijk best gek: een roldebuut en dan meteen in Bayreuth, maar ik ga ervan uit dat ik zal groeien in de productie. De uitdaging bij die rol is om je de innerlijke dramatiek eigen te maken. Van veel dingen wordt gezegd dat ze eigenlijk te gevaarlijk zijn, maar ik vind dat je ze gewoon moet doen. Mijn doel is zo vorm te geven aan de partij van Wotan dat de kleur van de stem niet verandert. Daarvoor is het van belang om goed te doseren. Ik zal daarom niet veel andere partijen aannemen.”

Het zal hopelijk wel een andere Ring worden dan die van Frank Castorf, waarover Groissböck naar aanleiding van zijn optreden als Fasolt opmerkte: “Ik heb er veel plezier in gehad. Het leuke is dat het eigenlijk minder concept heeft dan je misschien denkt. Het is als een live-televisie-uitzending in combinatie met een opera. Als we met z’n allen in dat kleine motelkamertje staan bijvoorbeeld, is je belangrijkste zorg dat je tijdig bij het raam geraakt als je iets te zingen hebt. De regisseur bemoeit zich daar niet mee.”

Dat gebrek aan concept en bemoeienis hadden al heel wat bezoekers zelf kunnen concluderen overigens. In de Tristan van Audi zal daarvan ongetwijfeld geen sprake zijn. Ook koning Marke zal hier strak aan de leiband moeten lopen, maar daar is Günther Groissböck in Amsterdam inmiddels wel mee vertrouwd. Ik kijk uit naar een mooi optreden.

Zie voor meer informatie over de productie van Tristan und Isolde in Amsterdam de website van De Nationale Opera.

Vorig artikel

Cité de l’Opera: Anna, Levy en Catherine

Volgend artikel

Aylin Sezer ontvangt Schaunard Award

De auteur

Peter Franken

Peter Franken