Het vuur in Jan-Willem Schaafsma
In het leven van Jan-Willem Schaafsma waren het geloof en Bach een rode draad. Voor het geloof kwam de muziek in de plaats, maar Bach bleef. De tenor is gedreven in lied, opera en oratorium en hoort in Bach nu “het vuur, een passie waar ik me mee kan identificeren”. François van den Anker vroeg naar zijn verhaal.
Een vooroorlogse bovenwoning in een ruime laan bij het centrum van Den Haag. Tenor Jan-Willem Schaafsma woont er sinds twee jaar met zijn echtgenote en collega Maartje Rammeloo en hun dochter. “We werden meteen verliefd op de plafonds van dit huis”, vertelt Jan-Willem, wijzend op het reliëf boven zijn hoofd. Er was veel te doen toen ze het kochten. “Al het onnozele werk als slopen en verf afkrabben hebben we zelf gedaan.” Mooie geloogde deuren en de houten vloer bewijzen dat de bewoners van natuurlijke materialen houden.
Jan-Willem Schaafsma begon het jaar 2018 met een uitgebreide tournee als Laërte in Hamlet van Ambroise Thomas. Met het Haagse gezelschap OPERA2DAY reisde hij meer dan twintigmaal het land in. Het jaar eindigt voor de tenor wederom met een tournee. Als lid van Frommermann viert hij met zijn zingende collega’s en schrijver Tommy Wieringa in verschillende theaters Frommerkerst. Zijn agenda voor dit seizoen vermeldt veel oratoriumoptredens in werken als Judas Maccabaeus en Die Jahreszeiten, en dat combineert hij met een parttimeaanstelling bij het Groot Omroepkoor en af en toe een liedrecital.
Vanilla Ice
Cv’s van zangers beginnen meestal bij het eind van hun conservatoriumopleiding en dat geldt ook voor de loopbaanbeschrijving van Schaafsma op zijn website. Maar een zanger is zoveel meer dan een cv, een volle agenda en een mooie stem, en daarom gaat het gesprek eerst over zijn jeugd. Over zijn keuzes in het leven en de verandering van perspectief die zich voltrok in de tijd dat hij theologie studeerde en dominee dacht te worden. “Ik merkte dat mijn motivatie om dominee te worden kleiner werd. Ik had ideeën over het geloof, maar het idee die aan mensen te gaan vertellen kalfde af. Het conservatorium werd steeds aantrekkelijker.” Dat inzicht leidde tot de verandering: geen theologie, maar een zangopleiding.
De man die voor het vervolg van zijn zangstudie naar Den Haag verhuisde en daar bepalende keuzes maakte, onder meer in zijn stemvak, werd geboren in Groningen. Het geloof speelde een bepalende rol in het gezin Schaafsma. “We waren orthodox-gereformeerd. Om dat te duiden, legde ik het altijd zo uit: we waren GPV – dat is tegenwoordig ChristenUnie – en niet SGP, niet wat de zwartekousenkerk genoemd wordt. Dat verschil is in die wereld van groot belang. Ik was me gedeeltelijk bewust van de grenzen die dat gaf. Ik wist dat we met een bepaalde bril naar de wereld keken, een bril die een brede blik gaf, die ons de waarheid liet zien. Het was een waarheid die anderen niet zagen, zo dachten we.”
De zanger herinnert zich nog de platencollectie van zijn ouders: blauwe en rode verzamelboxen met tientallen lp’s die een doorsnee gaven van de klassieke muziek. “Ik luisterde graag naar de plaat met Peter en de wolf en de Young persons guide tot the orchestra van Britten. Mijn vader zette vaak werk van Bach op, die componist was in de gemeenschap waarin wij leefden dominant.”
Er klonk ook een ander geluid in huize Schaafsma, althans in de kamer van zoon Jan-Willem. “Rond mijn dertiende kwam er moderne muziek bij. Het was eind jaren tachtig. Hits als ‘You can’t touch this’ van MC Hammer of nummers van Vanilla Ice spraken me aan. De opkomende hiphop sijpelde mijn jongenskamer binnen. Mijn ouders verboden dat niet, het was hooguit ‘frowned upon’. Ze wilden nog weleens een discussie aankondigen over de slechte invloeden die popmuziek kon hebben, maar dat heeft nooit helemaal gepakt.”
Voor zichzelf kon hij de ontluikende liefde voor popmuziek rijmen met de regels van zijn kerk. “Ik zag geen MTV, geen clips, er hingen geen posters in mijn kamer. Alleen de muziek sprak me aan. Luisteren, een beetje dansen, dat leek me allemaal niet zo erg. Mijn ouders begrepen het wel, ik was puber en verder heel braaf. Ik luisterde ook naar gospel en bezocht in die periode een paar maal de jaarlijkse EO-Jongerendag.”
“Misschien maakte ik door mijn keuze een droom van hen beiden waar”
Op de middelbare school kwam zingen in zijn leven, maar de gedachte daarmee verder te gaan, kwam niet op. “In die tijd zat dat geloof heel diep in me. In de gereformeerde kerk zag je twee types: mensen die een beetje meededen en mensen die er helemaal voor gingen. Dat laatste gold ook wel voor mij.” Hij besloot theologie te gaan studeren.
In Kampen waren tot 2012 twee theologische universiteiten. Schaafsma koos voor de opleiding die gelieerd was aan de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). “Ik was 17 en zocht iets om te doen naast het studeren. In mijn middelbare schooltijd had ik in een koor gezongen. Ik kon goed wijs houden en mocht een keer een solootje zingen. En natuurlijk zongen we ’s zondags in de kerk psalmen.” Het zingen beviel goed en de theologiestudent overwoog zangles. Vanwege de financiën werd het de muziekschool. “Ik begon er op nul, maar haalde snel een paar diploma’s. Terugkijkend ben ik blij dat ik zo begonnen ben.”
Schaafsma vond een zangdocente die hoorde dat er een stem in hem zat. Ze stuurde hem door naar Felix Schoonenboom. De hoofdvakdocent op het conservatorium in Zwolle vond dat de jonge student vaker les moest nemen. Het waren de eerste stappen van een koerswijziging.
“Er groeide een gedachte: zou conservatorium een optie zijn? Ik heb toen mijn eerste jaar afgemaakt en het jaar erop theologie en de vooropleiding voor het conservatorium gecombineerd. Misschien wel om het besluit nog even uit te stellen. Mijn motivatie voor het vak van dominee werd kleiner. Toen ik dat thuis vertelde, was dat geen drama. Mijn ouders wisten hoe zwaar het beroep van dominee is; de status die het zou geven interesseerde hen niet.”
Zijn ouders hadden beiden muzikale kwaliteiten. Vader was een getalenteerd pianist die niet naar het conservatorium mocht, moeder werd als studente aan de kweekschool grondig opgeleid voor het geven van muziekles. “Misschien maakte ik door mijn keuze een droom van hen beiden waar. Ik heb dat mijn vader niet meer kunnen vragen, ons contact was jarenlang moeizaam. Twaalf jaar geleden is hij overleden. Mijn moeder is hartstikke trots.”
Uitlaatklep
Van een leven na de keuze voor een zangstudie had de zanger nog geen duidelijk beeld. “Ik wist niets van de concertpraktijk en ik had nog geen ‘Fach’. Op het conservatorium in Zwolle begon het met lied, oratoriumaria’s en een operaprojectje. Opera stond toen wat op de achtergrond.”
Voor het vervolg van zijn zangopleiding verhuisde Schaafsma naar het conservatorium in Den Haag. “Ik was muzikaal een omnivoor, op sommige stukken werd ik echt verliefd. Songs of Travel van Vaughn Williams, dat was een eyeopener. Ik zong Die Jahreszeiten, toen nog de baritonpartij. Een lied als ‘Erlkönig’ heb ik al voor het conservatorium gezongen. Die ‘Sturm und Drang’-energie van Schubert sprak me enorm aan. Ik leefde op. ‘Der Atlas’, heftige emoties. Bam, bam bam!”
“Mijn hele wereldbeeld is in die tijd veranderd, Ik wist niet goed hoe ik in het leven stond en maakte een transitie door van een christelijke levensvisie naar een meer seculiere”, zegt Schaafsma over zijn jaren op het conservatorium. “Ik ontdekte hoe muziek als expressiemiddel belangrijk voor me was. Muziek gaf me de kans om mezelf kwijt te kunnen, waar ik mezelf persoonlijk niet altijd een houding wist te geven. In alle twijfel was de muziek een constante, een manier om gevoel kwijt te kunnen. Een soort uitlaatklep.”
Docente Diana Forlano hoorde een tenorstem en stelde voor daaraan te gaan werken. “Dat was een bepalende verandering. Mijn eerste aria als tenor was ‘Every Valley’ uit de Messiah.” Schaafsma zingt het voor: “Every valley, every valley, shall be exalted! Ik deed daarvoor alles op natuurstem, en minder op techniek. Ik had een stem, ik had muzikaliteit en ik wist wat ik er emotioneel mee wilde doen. Er zat iets in me wat eruit moest.”
“Wellicht had ik het succes meer moeten najagen”
Hij werd nog tijdens zijn eerste studiefase toegelaten tot de basisklas van de Dutch National Opera Academy (DNOA). Daar werd het operavuur ontstoken. “Ze deden L’enfant et les sortilèges van Ravel en ze hadden een theepot en een kikker nodig. Het was een geweldige productie. We repeteerden veel en speelden de laatste weken dagelijks twee doorlopen. Regisseur Cynthia Buchan werkte heel precies. Voor mij was dat perfect.” In de twee jaar DNOA die volgden zong Schaafsma in vier producties. “Als tenor had ik een hele goede tijd. Overal werd ik voor ingezet.”
“Mijn conservatoriumopleiding was voorbij, maar ik was minder klaar voor het vak dan ik had moeten zijn. Ik moest geld gaan verdienen. Die periode was heel onzeker. Gelukkig kon ik veel concerten zingen. Voor een tenor is er altijd wel werk. Ik werd gecoacht door Marcel Reijans. Bij hem kon ik veel leren. Ik ging technisch beter zingen en werd zekerder. Terugkijkend had ik misschien wat meer oogkleppen op moeten hebben. Ik heb zeker in die tijd het succes niet afgedwongen, wellicht had ik het meer moeten najagen. Maar ik ben heel gelukkig met wat ik nu doe.”
Nagasaki
Tenor Jan-Willem Schaafsma bestrijkt een breed spectrum. Hij vormt met pianiste Phyllis Ferwerda een liedduo. “We hebben een mooi programma met werk van Schumann, Strauss en Duparc, maar met lied kun je je brood niet verdienen.”
De laatste jaren was hij onder meer te zien in La traviata bij Opera Zuid, in Le comte Ory en in Candide. Bij die laatste productie leerde hij zijn echtgenote Maartje Rammeloo kennen. De recente ervaringen in Hamlet bij OPERA2DAY maakten hem nog enthousiaster voor opera. “Ik ben heel blij dat een club als OPERA2DAY er is. Ze zijn slim in het verzamelen van goede mensen en ze zijn goed georganiseerd.”
Zijn meest recente operaervaring speelde zich in oktober af, in Japan. Schaafsma was gevraagd voor Dejima, een project van componist Rijndert van Woudenberg over het eilandje in de haven van het Japanse Nagasaki dat twee eeuwen fungeerde als Nederlandse handelspost. “Rijndert, die in Japan een eigen ensemble heeft, kwam met het verhaal over het eiland. Hij wist dat er iets in zat; het heeft drama en emotie. Hij vroeg me voor de rol van Johan Willem Sturler, het toenmalige opperhoofd van Dejima in dienst van de VOC. We gaan de voorstelling ook in Nederland en wellicht daarbuiten spelen, maar er moet nog het één en ander gebeuren om dat mogelijk te maken.”
“Soms heet ik dominee kaasschaaf”
Naast het zeer serieuze oratoriumwerk – waaronder Bachs passies – vermeldt de agenda van Schaafsma ook optredens met lichter repertoire. Hij maakt deel uit van het herenensemble Frommermann en is daar muzikaal en persoonlijk zeer op zijn plaats. “Ik zit er al heel lang bij. De specifiek hoge partijen zijn goed te doen voor me. Het heeft iets verslavends.”
De wat verlegen jongeman uit het noorden die in Den Haag ging studeren voelt zich goed thuis in de camaraderie van de Frommermannen. In die club bestaan veel bijnamen. “Ze noemen me Tjeerd, mijn doopnaam, om het onderscheid te maken met naamgenoot Jan Willem Baljet. Maar soms heet ik dominee kaasschaaf.”
Bach speelt nog altijd een rol in het muzikale leven van Schaafsma. Komend jaar maakt hij zijn debuut bij de Nederlandse Bachvereniging. “Ik zing in Café Zimmermann, het programma over het café waar Bach werken als de Kaffee-Kantate uitvoerde, met Lucie Chartin en Mattijs van de Woerd.”
Het werk van de componist uit Leipzig beleeft hij anders dan vroeger. “Voor mij is Bach veranderd van religieus vroom naar gepassioneerd. Wat ik hoor in zijn muziek, is minder het geloof. Ik voel nu veel meer het vuur, een passie waar ik me mee kan identificeren. Het is een religieus vuur bij Bach, maar het is vuur!”
Zie voor meer informatie over het werk van Jan-Willem Schaafsma zijn persoonlijke website.