Het avontuur van The Fat Lady
De Haarlemse operagroep The Fat Lady bestaat vijf jaar. Het jubileum wordt onder meer gevierd met de nieuwe productie ORFEO. François van den Anker sprak oprichter en artistiek leider Tamir Chasson over zijn werk en het collectief in Haarlem, dat zijn eigen weg gaat.
De lijst van producties die The Fat Lady sinds 2014 op de planken heeft gebracht, is aanzienlijk. Voorstellingen als Die Zauberflöte, Orfeo ed Euridice, Dido and Aeneas en Carmina Burana werden gespeeld in de Haarlemse Lichtfabriek. Voor sommige projecten zocht de groep een andere locatie op, zoals het Bloemendaalse openluchttheater Caprera. URLICHT, met muziek van Mahler, werd uitgevoerd in de voormalige koepelgevangenis in Haarlem.
Vijf jaar The Fat Lady is een goede aanleiding om te praten met artistiek en muzikaal leider Tamir Chasson. ORFEO – in vaste Fat Lady-stijl in kapitalen geschreven – heet de nieuwe voorstelling, maar in tegenstelling tot het karakter in de opera van Gluck wil The Fat Lady niet terugkijken. Nog meer mensen bereiken met de eigen visie van de Haarlemse makers op opera: dat is de groeidoelstelling van Chasson en zijn kompanen.
Atelier
“Met de riemen die we hebben – een klein budget en een kleinschalige aanpak – houden we het artistieke niveau hoog”, zegt Chasson als hem wordt gevraagd de balans op te maken van vijf jaar hard werken. “Ik heb in de laatste jaren hele goede jonge zangers en zangeressen kunnen vinden en ze kunnen coachen naar een hoger niveau. Ik denk dat mijn talent is dat ik een zanger meteen begrijp, waar hij moet zijn, wat er moet gebeuren en hoe hij of zij kan groeien.”
Er is na vijf jaar nog veel werk aan de winkel voor The Fat Lady. Het collectief in Haarlem maakte goed verkochte voorstellingen in Haarlem en op Parc Broekhuizen in Leersum, maar Chasson wil graag dat meer mensen het werk dat hij en zijn collega’s met passie verrichten gaan zien en ervan genieten. “Artistiek zijn we goed op pad, onze pr kan nog beter. We zijn een kleine onderneming en we hebben zeker bestaansrecht. Het heet The Fat Lady en het is out of the box!” zegt Chasson strijdvaardig.
“In mijn visie zijn we met The Fat Lady een atelier”
Onderscheidend noemt hij de sterke connectie tussen muziek en dramaturgie. “De partituur is de baas. Het team, met regie, scenograaf, choreograaf en ik als muzikaal leider, werkt heel nauw samen. Het begint met de partituur, die ik inbreng. Mijn keuze voor het repertoire is gebaseerd op de zangers die ik heb.”
“In mijn visie zijn we met The Fat Lady een atelier, bijna een community, waar we dingen onderzoeken. Jonge zangers en zangeressen komen bij ons binnen met veel talent, met passie en met een mooi instrument. Ze zijn allemaal nieuwsgierig. Wat wij anders doen dan anderen: vanuit hun talent en de dynamiek van het ensemble kies ik het repertoire en van daaruit gaan we met het team aan het werk.”
De eerste muziek
Tamir Chasson heft zijn armen boven zijn hoofd en buigt zijn handen om te illustreren hoe zijn eerste contact met muziek eruitzag. Bij vrienden van zijn ouders ontdekte de tweejarige Tamir een piano. “Ik haalde de toetsen net met mijn handen en noemde het instrument ‘de grote doos’. Al snel kon ik op het gehoor eenvoudige melodieën spelen. Mijn moeder vond dat ik piano moest leren spelen, mijn vader had bezwaar. Muziek maken mocht vanwege zijn geloof alleen als hobby, als versiering van het leven, maar niet meer dan dat.”
Moeder hield vol. De pianoleraar van de vrienden waar haar zoon de piano ontdekt had, was een aan Berklee College of Music opgeleide jazzpianist en van hem kreeg de jonge musicus les. “Of ik talent had? Geen idee, ik deed het gewoon.”
Zijn eerste liefde was jazzpiano. Oscar Peterson en Thelonious Monk waren zijn idolen. “Toen ik twaalf was, vond mijn leraar het tijd dat ik een klassieke basis kreeg. Het idee was die op te doen en dan terug te keren naar de jazz, maar dat laatste is nooit gebeurd. Ik kreeg een klassieke opleiding van een Weense pianolerares, die net voor de oorlog naar Israël gevlucht was. Ik was 12, zij 76. Ik was gek op haar, ze heeft me alles geleerd.”
Zwart en rood
“Moeten we daar echt naartoe?” vraagt Chasson als zijn jeugd en het gezin waarin hij opgroeide ter sprake komt. “Ik weet niet of ik alles wil vertellen. Bedenk dat Israël, waar ik geboren ben en opgroeide, een smeltkroes is. Mijn ouders zijn in Israël geboren, maar ieder vanuit een andere achtergrond. Mijn vader was orthodox-religieus, mijn moeders ouders waren kibboetsnik en hartstikke atheïstisch en socialistisch.” Chasson gebruikt kleuren om de verschillen tussen zijn ouders te duiden: “Hij was zwart, zij was rood. Zoals iedereen in Israël hebben ze elkaar in het leger ontmoet.”
“Ik kreeg als kind die verschillende kanten mee: het socialisme, met heel veel psychologie en filosofie, aan de ene kant en de Joodse orthodoxie aan de andere kant. Mijn vader hoopte dat ik rabbijn zou worden, mijn moeder wist dat dat – met mijn karakter en temperament – nooit zou gebeuren.”
Op zijn middelbare school kon Chasson zich bezig blijven houden met muziek. De school was gericht op een combinatie van onderwijs en kunsten. “Bruno Walter was in die tijd mijn held. Mijn favoriete componisten waren Mozart, Schubert, Alban Berg, Wagner, Mahler. En Schönberg. Die laatste kan ik nog altijd niet loslaten, ik heb een heel emotioneel contact met zijn muziek.”
Tijdens zijn middelbare school werd duidelijk dat de jonge Tamir wilde componeren. Hij schreef veel muziek. Toen de koordirigent van de school ziek was, werd Chasson gevraagd in te vallen. “We deden twee liederen en iedereen zei: je bent eigenlijk dirigent. Ik dacht: wat een grap.”
Huisdirigent en leider operastudio
“Toen ik net van school was, vroeg de Israeli Opera me om het continuo te spelen in de opera Don Giovanni. Dat was mijn begin! Ik ontmoette er dirigent Gary Bertini. Hij vond het verbazingwekkend dat ik alles uit het hoofd speelde. Ik was op mijn beurt verbaasd dat hij zonder partituur dirigeerde. We hadden meteen een klik. Aan het eind van de productie – het was mijn eerste opera – zei ik: ik wil bij je studeren. Maar Bertini zag geen mogelijkheden. Hij reisde veel en was niet aan een conservatorium verbonden.”
Chasson vervulde zijn dienstplicht en begon een studie orkestdirectie aan het Curtis Institute in Philadelphia (VS). “Een paar weken voor mijn diploma-uitreiking belde Bertini. Hij had een assistent nodig voor Otello in Triëst. Drie weken later werkte ik daar in het Verdi-theater.”
“Ik had geen plan toen ik naar Nederland verhuisde”
De Israeli Opera vroeg Chasson om huisdirigent en leider van de net opgerichte operastudio te worden. “Het waren waanzinnig interessante jaren. Grote namen als Mehta en Fischer kwamen dirigeren, Nelly Miricioiu deed Tosca bij ons, Dimitrova zong Abigaile. Ik had de mazzel dat ik ze kon vragen voor masterclasses in de studio.” Naast zijn werk in Tel Aviv leidde Chasson een a-capella-ensemble en had hij een eigen operaserie in het noorden van het land. “Bij gebrek aan middelen deed ik zelf de regie van sommige producties.”
“Het was een periode van zeven interessante jaren, die eindigde in een burn-out. In die tijd ontmoette ik in Israël mijn Nederlandse partner, die daar op vakantie was. Ik dacht: eindelijk rust! Ik had geen idee, geen plan toen ik met hem naar Nederland verhuisde.”
De rust duurde een jaar, toen kwamen een paar goede vrienden van Chasson in Haarlem bij elkaar en richtten The Fat Lady op. Hij was niet meteen enthousiast. “Ik wilde helemaal niet. Ik wil absoluut muziek maken, maar niet meer in een operahuis. Nog altijd niet. Ik wilde mijn eigen ding doen en dat is bij The Fat Lady mijn grootste beloning.”
ORFEO
Vijf jaar later wordt er even buiten Haarlem gerepeteerd aan de nieuwe productie ORFEO. In een kerkzaal werken de drie solisten – Lionel von Lawrence, Mayaan Licht en Antonia Dunjko – onder leiding van Chasson aan hun rol. Vocaal zijn ze goed voorbereid. De aandacht van de muzikaal leider gaat vooral uit naar de betekenis van wat ze zingen en de context. Regisseur Ida van de Lagemaat kijkt instemmend naar het werk rond de piano. Onderwijl is scenograaf Chaim Chasson, de partner van Tamir, bezig met de kostuums.
Tamir Chasson is kritisch over de opera van Gluck. Het einde vindt hij dramaturgisch zwak en de toevoeging van Amor klopt niet met de oorspronkelijke mythe. “Maar de muziek is fenomenaal. De afwisseling van recitatieven, aria’s en koren geeft een soort continuüm van muzikale informatie dat nooit stopt.”
De voorstelling ORFEO opent op een bijzondere locatie en met ongebruikelijke muziek. In de flyer staat niet alleen de naam van Gluck, maar ook die van onder anderen Michel Legrand en Serge Lama. “Het begint in een film noir-achtig jazzcafé. Ik heb een proloog bedacht waarin aan de hand van chansons van onder anderen Michel Legrand en Serge Lama het verhaal van Orfeo vóór de dood van Euridice wordt verteld. Als een hommage aan Monteverdi heb ik de toccata uit zijn L’Orfeo in een jazzarrangement opgenomen.”
Na de proloog volgt de complete opera van Gluck, gespeeld op een catwalk. Zoals bij vrijwel alle voorstellingen van The Fat Lady zit het publiek om het speelvlak. De zangers moeten in hun rol heel wat meer doen dan alleen hun aria’s zingen. Regisseur Ida van de Lagemaat vraagt van de solisten een grote inleving in hun personage, in de achtergrond van wie ze zijn en wat ze ervaren.
“Het komt bijna ongefilterd binnen bij het publiek. Het is oprecht, emotioneel en menselijk”, zegt Chasson, die een bijzondere betekenis van deze voorstelling onthult. “Mijn broer is enkele jaren geleden overleden. Daarom is het thema van Orfeo zo belangrijk voor me, de connectie tussen muziek en dood. Daar gaat Orfeo over.”
Op 20 maart is er in De Kapel in Bloemendaal een OPERA TALK. In een gesprek met Fat Lady-ambassadeur Janny van der Heijden vertelt Tamir Chasson over de voorbereidingen en de achtergrond van ORFEO. De première van ORFEO is op vrijdag 29 maart in Haarlem. Zie voor meer informatie de website van The Fat Lady.