DNOA brengt Judith Weir en Lennox Berkeley
De Dutch National Opera Academy luidt de zomer in met twee kameropera’s. De double bill Blond Eckbert en A Dinner Engagement is vanaf 29 juni te zien in het Amsterdamse conservatorium. François van den Anker peilde de stemming en sprak met regisseur Robert Chevara en artistiek leider Paul McNamara.
De Dutch National Opera Academy koos voor de zomerproductie twee kameropera’s van Britse componisten. Blond Eckbert (1993) van Judith Weir – die ook het libretto schreef – is gebaseerd op het korte verhaal Der blonde Eckbert van de Duitse schrijver Ludwig Tieck. In 2006 maakte Weir zelf de ‘pocketversie’ van haar opera die nu gespeeld wordt. Muzikaal plaatst ze zichzelf “meer bij Stravinsky dan bij Britten”.
Ook beïnvloed door Stravinsky is Lennox Berkeley, de componist van A Dinner Engagement. Hij componeerde de eenakter voor het operagezelschap van een oude geliefde, Benjamin Britten. Diens English Opera Group bracht het werk voor het eerst in 1954 tijdens het Aldeburgh Festival. Berkeley verbleef in de jaren dertig in Parijs om bij Nadia Boulanger te studeren. Hij was bevriend met de leden van de Groupe de Six, zoals Milhaud en Honneger.
“I am glad you are all concentrating”, zegt regisseur Robert Chevara terwijl het speelvlak wordt omgebouwd, met een ironie die Britse theatermensen in hun genen lijken te hebben. Een doorloop van de eerste kameropera, Blond Eckbert, is net achter de rug en de zangers voor het tweede stuk, A Dinner Engagement, zijn de theaterzaal binnengekomen. De kostumering van de twee delen van de double bill is nogal contrasterend en de spelers zien zichzelf en elkaar voor het eerst in kostuum en met grime. Het leidt tot opwinding op de speelvloer.
Iedereen pakt opgewonden de smartphone voor selfies en groepsfoto’s en wie niet voor een foto gevraagd wordt, ‘photobombt’ zichzelf in beeld. ‘Soignée’ is het buzzwoord voor de rest van de middag.
Alle ironie is weg als Robert Chevara in de kantine van het Conservatorium van Amsterdam over zijn ervaringen met de jonge stemmen van de Dutch National Opera Academy (DNOA) vertelt. “Het fantastische aan het werken met studenten is dat ze een enorme gedrevenheid hebben. Ze willen het goed doen, ze zijn echt hongerig. Ik voer hen en zij voeren mij met inspiratie. En belangrijk: we hebben de tijd. Bij een operahuis heb je soms maar twee of drie weken om de zangers in jouw opvatting van het stuk te sleuren. Samen met Paul McNamara heb ik aan mijn visie voor twee opera’s gewerkt. Nadat ik de studenten had ontmoet, ben ik aanpassingen gaan maken en heb ik mijn ideeën rond hen gemodelleerd.”
De Ier Paul McNamara, sinds december 2018 artistiek leider van de DNOA, koos het repertoire voor deze zomerproductie. Er wordt gespeeld in het theater in de kelder van het Amsterdams conservatorium. Een vierkante doos, die vanwege de lage deuren ongeschikt is voor het inrijden van decorstukken, maar die eigen mogelijkheden biedt die door regisseur Robert Chevara gretig benut worden.
Aan drie zijdes zijn er tribunes voor het publiek, aan de vierde komt het ensemble, bestaande uit masterstudenten van de conservatoria van Amsterdam en Den Haag. Ed Spanjaard heeft de muzikale supervisie, geassisteerd door de jonge dirigenten Tom Goff en Furgus McAlpine.
“Men zal verrast zijn hoe interessant en aantrekkelijk deze opera’s zijn”
“Mijn eerste opera’s zag ik in het Ierse Wexford, waar ze vooral onbekend repertoire programmeren”, vertelt McNamara. “Aan die tijd heb ik een gezonde nieuwsgierigheid naar onbekend repertoire overgehouden.”
Hij vindt het belangrijk dat zijn masterstudenten repertoire opbouwen en dan niet alleen het ijzeren. “Het gaat ons natuurlijk niet om kaartjes verkopen, maar ik nodig het publiek graag uit om te komen kijken en luisteren naar dit onbekende repertoire, dat voor het eerst in deze combinatie gespeeld wordt. Men zal verrast zijn hoe interessant en aantrekkelijk deze opera’s zijn.”
Beide componisten – Judith Weir, die aanwezig zal zijn bij de première op zaterdag 29 juni, en Lennox Berkeley – lieten zich muzikaal inspireren door Stravinsky. En dramaturgisch zijn er veel meer links dan je op het eerste gezicht vermoedt, vertelt McNamara.
“Beide werken zijn sprookjes. A Dinner Engagement is een ‘comedy of manners’ en bij Weir horen en zien we een donker, Duits sprookje. Beide opera’s beginnen met een echtpaar dat op een gast wacht. Lord en Lady Dunmow wachten op de gravin, Berthe en Eckbert in Blond Eckbert wachten op ‘iets’ of ‘iemand’. In beide stukken staat een dinertafel centraal en de verhalen gaan allebei over verwachtingen en verlangens.”
“Is dit twee of drie maanden van mijn leven waard?”
Paul McNamara en Robert Chevara kennen elkaar al enkele decennia. Chevara heeft ervaring als leider van de English Touring Opera. Zijn cv vermeldt toneelwerk van Tennessee Williams, musical van Lionel Bart en zo ongeveer het hele gangbare operarepertoire in operahuizen over de hele wereld. Zijn bewerking van La fanciulla del West van Puccini tot een Engelstalige West End Girl werd een succes en leidde tot een boek. Een herneming staat hoog op zijn wensenlijst.
Chevara heeft veel ervaring met jonge zangers dankzij een groot aantal ensceneringen voor Guildhall en de Royal Academy of Music in Londen. Hij denkt goed na over aanbiedingen, zoals deze in Amsterdam. “Ik moet op een bepaalde manier verliefd worden op het project. Ik vraag me altijd af: is dit twee of drie maanden van mijn leven waard? Ik doe het alleen als ik denk dat ik iets over deze opera te vertellen heb, iets wat een ander niet heeft.”
“Ik heb de zangers bij het begin van het proces gevraagd een geheim te bedenken voor hun karakter en dat aanvankelijk voor zich te houden. In de loop van de repetitieweken werden de geheimen onthuld. Marion Dumeige en Stephanie Desjardins spelen de countess Dunmow in A Dinner Engagement. Ze vonden het karakter van de gravin wat stijfjes en humorloos en daarom bedachten ze dat zij een diepe liefde voelde voor haar man. Het uithuwelijken van de wat puberale dochter aan een rijke jongeman –het thema van de opera – ziet ze niet alleen als een strategische zet, maar ook als een kans om haar dochter een gelukkig leven te geven.”
“De luxe van tijd – die ik nog had – bestaat niet meer”
Paul McNamara had, toen hij de functie van artistiek leider op 1 december 2018 aanvaardde, zijn agenda voor het seizoen al vol staan met rollen. Dit voorjaar reisde hij bijvoorbeeld geregeld naar Würzburg voor de rol van Siegfried in Gotterdämmerung. “Volgend seizoen gaat het anders: ik blijf zingen, maar ga dat om mijn werk hier in Amsterdam en Den Haag heen plannen.”
McNamara staat al drie decennia op de operatonelen, met een flink aandeel Wagnerrollen. Die praktijkervaring is wat de opleidingen wilden toen ze vorig jaar een nieuwe leider van de opera-academie zochten. De zanger beschouwt zijn eigen loopbaan echter niet als een voorbeeld, zeker niet van het instant succes waar sommigen tegenwoordig op hopen.
“Als ik mijn carrière als zanger moet omschrijven, is het: life in the slowlane. Ik heb me langzaam gehaast. In mijn tijd had je geen operastudio’s. Ik heb het allemaal zien veranderen. Zelfs de boeken over auditeren zijn achterhaald. De kansen voor jonge zangers om zich in een beginnerscontract rustig te ontwikkelen worden steeds kleiner. Mijn advies: laat je zien en zorg dat je voorbereid bent. Zo niet, dan staan er een heleboel concurrenten klaar om het over te nemen. De luxe van tijd – die ik nog had – bestaat niet meer.”
Daarom is DNOA belangrijk, meent McNamara. De helft van de masterstudenten studeert af met de zomerproductie in Amsterdam. Wat ze kunnen na twee jaar DNOA? “Twee dingen zijn belangrijk. Het eerste: de zangers kennen hun vocale identiteit goed en weten wat ze wel of niet kunnen, en wat ze over een paar jaar zouden kunnen. Die zelfkennis is belangrijk. De muziekindustrie is niet erg geduldig, je kunt geen fouten maken. En toch: je moet ook risico durven lopen.”
“Het tweede is, en daar ben ik me de laatste jaren sinds ik lesgeef meer van bewust geworden: leren onder druk werken en leren omgaan met die druk. De kern van het verhaal is dat je de omstandigheden niet kunt veranderen, alleen hoe je daarmee omgaat.”
“Gebruik die geheugenspieren, die zijn nog soepel”
Ook regisseur Robert Chevara heeft ideeën over de toekomst van de zangers met wie hij deze weken werkt. “Na de opleiding vliegen ze uit. Succes drijft soms een wig tussen jou en familie en geliefden. Twee maanden in een operahuis hier en dan door naar het volgende, dat kan erg eenzaam zijn. Je moet behoorlijk zeker zijn van je keuze. Het moet het allemaal waard zijn. Zonder liefde voor je vak haal je het niet.”
Vanuit zijn vakgebied, de regie, geeft hij de jonge talenten mee: “Wees 100 procent voorbereid, lees in het libretto alles wat de andere karakters over jou zeggen en vraag je af wat dat voor jouw rol betekent. Er wordt van je verwacht dat je niet minder dan briljant bent. Aan de andere kant: wees tevreden met wat je kunt geven. Alleen maar bezig zijn met wat fout kan gaan, is ongezond. Gebruik die geheugenspieren, die zijn nog soepel, en gebruik je leervermogen, dat is groot als je jong bent.”
“Feitelijk zijn operazangers ‘handelswaar’”
Voor veel zangers is een vast engagement bij een operahuis in Duitsland een lonkend perspectief. Maar ook dat verandert, weet Paul McNamara. “Let wel op de muzikale kwaliteit van het huis. Zeker als je begint en je het kernrepertoire aan het leren bent, heb je mensen nodig die je de tijd geven. De laatste jaren hebben de middelgrote en kleine huizen hun ensembles ingekrompen. Het oude ‘Fach-systeem’ is aan het verdwijnen, je moet heel breed inzetbaar zijn.”
McNamara benadrukt dat bij DNOA het proces centraal staat. Van het bepalen van je repertoire tot het leren van je rol en het worden van een interessante gesprekspartner voor de regisseur. De zakelijke kant van het vak komt ook aan bod. “Feitelijk zijn operazangers ‘handelswaar’ en we bereiden hen ook voor op dat deel van het leven van een zanger. Voor de praktijk simuleren we bij DNOA met onze producties een operahuis. Zo krijgen de studenten een beeld van de werkelijkheid die ze zullen aantreffen in de branche. We leren ze de nuts and bolts van het vak. Opleidingen als DNOA zijn een essentieel onderdeel van de operavoedselketen.”
De première van de twee kameropera’s van DNOA is op zaterdag 29 juni. Toni Butiurca, Linsey Coppens, Gabe Clarke, Rolfe Dauz, Stephanie Desjardins, Marion Dumeige, Adanya Dunn, Serena Pérez, Zachery Vandermeulen, Helena Koonings, Judith Weusten zijn te zien tot en met 3 juli in het Conservatorium van Amsterdam. Zie voor meer informatie de website van DNOA.