Vliegende Hollander: eindelijk weer echte opera
In het eigen theater in Amersfoort werkt Holland Opera met een voor deze tijd omvangrijke cast en crew aan de eerste grote operaproductie sinds half maart. De gloednieuwe opera Vliegende Hollander gaat op 21 augustus in première. We gingen kijken bij de repetities en spraken componist Niek Idelenburg. ‘Dit is in alle ellende van deze periode de start van iets nieuws.’
Het is geen echte wedstrijd, natuurlijk niet, maar Holland Opera lijkt hem te gaan winnen. Sinds 1 juni bestaat het post-lockdownaanbod in de klassiek-vocale muziek uit bescheiden opgezette producties, concertante voorstellingen en muziektheater op kleine schaal. Deze week is Holland Opera het eerste huis in Nederland met een volwaardige opera in een uitvoering die behendig door de coronaregels laveert. Veilig, maar toch zo dat alle mogelijkheden van het muziektheater worden benut.
Bij het gezelschap uit Amersfoort viel sinds 12 maart een groot aantal voorstellingen uit, waaronder de tournee van Zwanenmeer. Er volgde, zo beschrijft regisseur/librettist Joke Hoolboom in het programmaboek van Vliegende Hollander, ‘een week van depressieve apathie’. Die eindigde met het besluit om de geplande productie van Divorce of Figaro in de Werkspoorkathedraal een jaar uit te stellen en een compleet nieuwe voorstelling uit de grond te stampen in het eigen theater, de Veerensmederij in Amersfoort. ‘900 vierkante meter coronaproof vlakkevloertheater’, staat er op de website van Holland Opera.
Als we voor een bezoek aan de repetities vanuit de augustushitte de Veerensmederij binnenlopen, word er hard gewerkt aan Vliegende Hollander. De tribunes zijn al ingericht voor het bezoek van het publiek, met steeds twee setjes stoelen naast elkaar, op gepaste afstand.
Vanaf de tribune kan de toeschouwer een breed speelvlak zien, met een volwaardig decor inclusief videowand, een echt instrumentaal ensemble en een cast met zes graag geziene solisten. De muziek komt vanaf een verhoogd podium rechts, waar de strijkers en blazers zitten. Helemaal links staat een omvangrijk arsenaal slagwerk en ook vanaf het midden van de bühne komt er muziek, uit een piano die betoverd lijkt en die volgens het programmaboek wordt bespeeld door ‘Dolende Ziel’.
Linksboven is het met glas omgeven domein van God, die de wereld via monitoren in de gaten houdt. God is in Vliegende Hollander een vrouw, gezongen door Stephanie Desjardins. Ze studeerde een jaar geleden af van de Dutch National Opera Academy. Zelfs op de warme repetitiedag is ze volledig in kostuum. Het aanbod van de regie om vanwege de temperatuur haar handschoenen uit te trekken slaat ze af. Het kostuum helpt haar bij het spelen en zingen van haar rol, vindt ze. In de buurt staat haar tegenspeler Arnout Lems, de duivel, in een minstens zo imposante jas.
Fusion
Het operapubliek zal de karakters en het verhaal van deze Vliegende Hollander herkennen uit Der fliegende Holländer van Wagner, maar componist Niek Idelenburg benadrukt dat de verwijzingen naar Wagners opera heel beperkt zijn. ‘Ik werd meer geïnspireerd door de mythe dan door de opera van Wagner. Ik vind de ouverture van zijn opera wel erg mooi. Daarvan zit een citaat in het openingsdeel van onze productie. Wagner laat in een aria aan het eind van de opera iets daarvan terugkomen en zo’n muzikaal grapje heb ik ook toegepast. Nog niemand heeft het kunnen ontdekken trouwens.’
Er is bij Holland Opera na het afkondigen van de coronamaatregelen even gedacht aan losse concerten, maar dat vond de leiding niet passen bij wat het huis normaliter doet. Niek Idelenburg vertelt over het moment dat het kwartje viel. ‘Ik ging een keer de hond uitlaten. Een rondje van een uur door het bos, de ideale manier om je hoofd leeg te maken. Toen ik thuiskwam, wist ik wat we moesten gaan doen: de vliegende Hollander.’
Idelenburg beschikt over een brede muzikale basis. Hij begon als kind met pianoles en speelde ‘voor de grap’ basgitaar in een newwaveband. Hij speelde ook jazz, folk en jazzrock. Hij voltooide zowel een studie directie als een studie klassieke zang aan het conservatorium en raakte in de ban van barokmuziek. ‘Met mijn muzikale interesses – Bach, jazz, improvisatie en nieuwe muziek – is het niet vreemd dat ik zelf tot een fusion van muziek kom’, legt hij uit in het programmaboek.
Op de vraag hoe hij – met al die muzikale bagage – bij het componeren van deze opera een eigen idioom vond, luidt zijn antwoord: ‘Ik denk dat het vroeger makkelijker was voor de klassieke componisten. Als je nu componeert, ken je zó veel muziek. De dialogen tussen God en de duivel, die in het verhaal een weddenschap aangaan over de goedheid van de mens, vormden een fijn startpunt voor het componeren. Ik heb steeds schetsen gemaakt, deed iets anders en combineerde daarna de muziek. Binnen die schetsen vond ik de structuur. In het stuk zit driemaal zo’n dialoog tussen God en de duivel.’
‘Ik heb voor alle rollen als basis een bepaald idioom gekozen. Bach is God, dat stond meteen voor me vast. Die keuze hielp erg om bij het componeren een vorm te vinden. Ik heb een achtergrond in Bach en barok en vind het leuk om daarmee te spelen. Elisabeth Hetherington, die de rol van Senta zingt, kan uitstekend overweg met coloraturen en versieringen, maar daaronder zit in mijn compositie een ander soort akkoorden. Voor de duivel gebruik ik steeds de tritonus, de in de middeleeuwen verboden interval, die ook wel diabola in musica wordt genoemd. Elke scène met Arnout Lems als de duivel begint met een dalende tritonus.’
Moe van het dolen
Bariton Martijn Cornet zingt de schipper. Hij repeteert half in kostuum een scène met Senta. Er moet wat worden afgesteld aan het systeem voor het geluid; in zijn oor is het te hard. Net als in de buitenproducties van Holland Opera worden instrumenten en zangers versterkt, maar dat gebeurt terughoudend. Vanuit de zaal geeft de regie aanwijzingen. Het mag niet te veel versterkt worden, ‘anders kom je alleen maar uit de box’, zegt regisseur Joke Hoolboom vanuit de zaal.
De twee bemanningsleden van het dolende schip, matroos Erik Slik en stuurman Marcel van Dieren, zijn nog niet in kostuum als ze onverwacht uit het decor tevoorschijn springen. Met enorme touwen zingen ze een duet, waarin ze wanhopig proberen hun eigen leven te beëindigen, moe van het dolen over de zeeën.
Niek Idelenburg, zelf zanger, vindt het belangrijk om dicht op de stem van de zangers te componeren. ‘Ik weet dat Arnout Lems, die de duivel zingt, als bariton een fantastische hoogte heeft. Enkele passages zijn nogal hoog, maar blijven voor hem comfortabel. Hij was er blij mee, want meestal krijgt hij de allerlaagste partijen te zingen.’
Voor het instrumentaal ensemble koos Idelenburg vijf musici en haalde hij de betoverde piano terug uit een eerdere productie. ‘Ik wilde een flinke bas in het geluid, daarom zijn er een cello en een contrabas. Daarnaast zit de fagot, die kan zowel melancholisch als humoristisch klinken. Het ronde geluid van de hobo d’amore heb ik gekoppeld aan Senta. Het uitgebreide slagwerk geeft heel veel mogelijkheden. De vibrafoon heeft een heel andere kleur dan de marimba. Daarnaast is er het grootse van de pauken. En dan zijn er de buisklokken. Die zijn belangrijk voor de sfeer.’
Goed genoeg
Bijna terloops laat de componist weten dat Vliegende Hollander zijn eerste complete opera is. Zijn opera opus 1 staat niet groot aangekondigd in het programmaboek. Lijkt dat op een sprong in het diepe? ‘Een beetje wel’, zegt hij. ‘Ik heb altijd veel gearrangeerd, ook vorig jaar voor King Lear, en ben nu bezig met het werk aan de Klimaat Kantate, die samen met De Profundis en het First Ladies Songbook binnenkort wordt uitgegeven bij Donemus. We spelen al jaren zo’n 150 voorstellingen per jaar, dan kom je niet toe aan het componeren van een opera. Hier kon ik, dankzij de coronacrisis, twee maanden aan werken. Het is in alle ellende van deze periode de start van iets nieuws.’
‘Natuurlijk vroeg ik me soms af of het goed genoeg is’, zegt Idelenburg, maar de mensen die hij de nieuwe muziek liet horen reageerden positief. Voormalig docent Daan Manneke, bij wie Idelenburg het vak ‘analyse hedendaagse muziek’ studeerde, liet weten zeer enthousiast te zijn over wat hij te horen kreeg.
Het aangepaste plan voor de zomerproductie van dit jaar werd al vroeg in de coronacrisis gemaakt. Van de onzekerheid of en hoe er voorstellingen gespeeld zouden kunnen worden hadden de makers van Holland Opera niet veel last. Idelenburg stelt nuchter vast: ‘We zijn niet bang aangelegd en hebben al zo veel meegemaakt. Dit is ons eigen huis en we werken met een team dat we goed kennen. Douwe Hibma, die het decor ontwierp, en Martijn Kramp, die de kostuums bedacht, kun je om een boodschap sturen.’
‘Zakelijk is het te overzien’, zegt Idelenburg, tevens artistiek leider van Holland Opera, over de komende serie van 25 uitvoeringen. ‘We spelen in de weekends tweemaal op een dag. De kaarten zijn iets duurder dan vorige jaren. We zijn heel strikt: elke avond is er een schoonmaakbedrijf en als de zangers te dicht bij elkaar komen, grijpt Joke in. Afstand, die is ook theatraal interessant.’
Zie voor meer informatie over Vliegende Hollander de website van Holland Opera.