BarokOpera Amsterdam maakt Vuurtorenwachter
De nieuwe productie van BarokOpera Amsterdam is bijna klaar. Het wordt een coronaproof voorstelling onder de titel De Vuurtorenwachter. Er zijn twee vocale solisten, een instrumentaal ensemble en een acrobaat. Vorige week werd het decor opgebouwd in een grote studio in Amsterdam-Noord. Place de l’Opera was erbij.
Het land is nog volop ontregeld door sneeuw en ijzel. De lente zal pas een dag of wat later aanbreken. Na weken studeren op tekst en muziek in een repetitielokaal zijn de cast en de crew van De Vuurtorenwachter naar een grotere repetitiestudio in Amsterdam-Noord verhuisd voor wat in het jargon de eerste ‘tutti-dag’ heet. Er komt veel samen. Het hoofdelement uit het decor, de vuurtoren, wordt bijvoorbeeld voor het eerst in elkaar gezet. Een houten gevaarte van zo’n zes meter hoog, het domein van de vuurtorenwachter.
Na veel verkeersellende is iedereen aan het begin van de middag ter plaatse. Terwijl er wordt getimmerd aan het bouwwerk, ligt de repetitiezee nog opgestapeld in een hoek van de zaal. Blauwe kunststofplaten, die in elkaar passen, vormen een tijdelijke vloer. Het is nog niet de definitieve zee voor de voorstelling; hoe die eruit gaat zien wil Frédérique Chauvet, artistiek en muzikaal leider van BarokOpera Amsterdam, nog niet onthullen. In deze voorstelling heeft acrobaat Francesca Orso een niet-zingende rol als zeemeermin. Het Amsterdamse huis zal de komende jaren vaker met acrobatiek en fysiektheater werken.
Isolatie
De vuurtorenwachter in het verhaal is weduwnaar; het graf van zijn vrouw is rechts op het podium. Hij is ‘de rots in de branding, de eenzame man op zijn post die ’s avonds het licht ontsteekt als baken voor dolende schepen’, zo staat het in de introductietekst op de website. Hij is één van de karakters in de voorstelling, net als zijn overleden vrouw en een zeemeermin.
Vitali Rozynko is de vuurtorenwachter. De bas-bariton kan voor het eerst zijn laarzen passen en zijn pet opzetten. Zijn trui is dwarsgestreept Bretons. Ook de musici dragen iets dergelijks. Het ontwerp verwijst naar de zee, maar ook naar de muziek, die naast barokrepertoire ook van Keltische oorsprong is. Rozynko beschrijft het karakter dat hij zingt en speelt: ’Hij is een man met een gebroken hart, hij is eenzaam. Jaren geleden verloor hij zijn vrouw en sindsdien woont hij alleen.’
Het verhaal van de voorstelling ontstond naar aanleiding van de eerste lockdown. ‘Veel mensen zullen zich aan de hand van hun eigen ervaringen met mijn karakter kunnen identificeren’, meent de zanger. ‘Het alleen-zijn in die periode, in je eentje wonen in een appartement in de stad en buiten niemand tegenkomen: dat hebben veel mensen ervaren. En al heb ik een partner, dat gebeurde mij ook. Het gevoel van isolatie. In ons verhaal duikt een zeemeermin op, maar de vraag is: bestaat ze wel echt?’
‘Misschien is de vuurtorenwachter te lang alleen en gaat hij dingen zien die er niet zijn. Misschien is ze niet echt…. Mijn vuurtorenwachter is misschien ooit zeeman geweest, hij heeft vermoedelijk zeebenen. Ik denk dat hij dit werk al jaren doet. Hij zit vol routines, tot hij wordt geconfronteerd met de verschijning van de zeemeermin.’
De bas-bariton, van Russisch-Amerikaanse komaf en wonend in Nederland, houdt van veel soorten muziek. ‘Toch zullen mensen me niet als eerste associëren met barok, dat zing ik niet zo veel. Maar ik doe dit graag. Ik denk dat mijn Verdi mijn Händel beter maakt en omgekeerd. Het wordt de eerste keer dat ik Monteverdi zing en daar heb ik heel veel plezier in. Aan het eind van de voorstelling zing ik met Judith Weusten het duet ‘Pur ti miro’.’
Rozynko kan na het korte interview voor het eerst de trap naar de top van de vuurtoren beklimmen. ‘Toen we nog in het repetitielokaal werkten, wees de regisseur de dingen aan en toonde ze waar ze zouden staan in het decor. Vandaag zijn ze er echt. Ik heb ooit in een productie van La traviata gezongen, met een gigantische trap. Ik leidde Violetta over die trap naar beneden, maar we mochten van de regie niet kijken waar we liepen. Die ervaring gaat me hier helpen!’
Instrumenten
Er wordt nog flink getimmerd aan de toren. De laatste treden van de trap naar het licht bovenin worden aangebracht en onderwijl zoeken muzikaal leider Frédérique Chauvet en regisseur Vincent van den Elshout naar de ideale opstelling voor het orkest. De zeven musici – dirigent Chauvet speelt zelf renaissance- en barok-fluiten – zitten in de voorstelling op pallets en die plaatsing moet aan allerlei eisen voldoen. Akoestiek, zichtlijnen, de beschikbare ruimte op het podium, het klavecimbel op de latten van een pallet en jawel, ook hier moet er anderhalve meter afstand zijn.
‘We hebben een rijk continuo, met klavecimbel, theorbe en harp. De harp speelt Keltische muziek, maar is ook te horen in de barokstukken’, vertelt Chauvet, die in overleg met de regisseur het repertoire voor De Vuurtorenwachter koos. ‘We zijn niet met velen op het podium, maar vrijwel alle musici spelen in deze voorstelling meerdere instrumenten en zo vormen we een echt orkest.’
Aan de regietafel wacht sopraan Judith Weusten op het moment dat ze kan gaan zingen. Ze is blij met de kans om weer op een podium te staan. Dat gebeurde veel te weinig in de afgelopen periode, al organiseerde ze zelf een concert en zong ze recent bij de NTR ZaterdagMatinee in het Concertgebouw in de opera Jenůfa, met ‘een heel inspirerende, grote cast’, zegt de sopraan. Maar het was zonder publiek.
Ze werd uitgenodigd voor de casting afgelopen najaar. ‘Ik had voor de auditie een nieuw stuk ingestudeerd en had zó veel zin om dat voor het eerst met een begeleider te zingen’, vertelt ze. ‘Het was echt genieten en dat was alleen nog maar de auditie. Het leuke is dat ik hier geen bestaande operarol zing, maar dat we met het team zoeken naar de details van mijn karakter. Het vraagt flexibiliteit en daar houd ik van. Daarom werk ik graag met hedendaagse componisten. Die willen nog weleens op een laat moment iets omgooien. Samen iets nieuws creëren is erg leuk.’
In de voorstelling klinken vijftien aria’s uit het barokoperarepertoire. ‘Vocaal ligt het heerlijk. Het lijkt voor mijn stem geschreven’, zegt Weusten. Ze geeft stem aan zowel de zeemeermin als de overleden vrouw van de vuurtorenwachter. ‘Zij ziet hoe haar man vastzit in zijn verdriet over haar overlijden. Ze spreekt hem aan en zegt: ga verder met je leven!’
‘Ze heeft door dat zijn rouw om het verlies van zijn vrouw hem ongelukkig maakt. Hij raakt vast in zijn dagelijkse routine. Maar ze wil niet dat haar man door het gemis ongelukkig is. Ze creëert actie in zijn leven om verandering te forceren. De vrouw roept de zeemeermin op, die wordt gespeeld door Francesca Orso en wier stem ik ook ben. Ze spookt nog steeds rond. Eigenlijk kan ze hem ook niet loslaten.’
De favoriete aria van Judith Weusten in de voorstelling is ‘Piangero’ van Händel. ‘Daar zit zo veel in. Maar dat heb ik ook met ‘Lamento della ninfa’ van Monteverdi, dat is fenomenaal.’
Heeft ze er vertrouwen in dat de voorstellingen doorgaan? ‘Ja! Het moet wel. Ik kan hier niet staan en denken: wat doe ik hier? En als de geplande data niet lukken, dan komt het later wel.’
Hoorbaar
Het orkest heeft zich gepositioneerd, er is gestemd en de ouverture van de voorstelling, uit Dioclesian van Purcell, wordt gerepeteerd. Daarmee stijgt in het kille gebouw de temperatuur in een oogwenk een flink aantal graden. Voor het eerst die middag klinkt de sonore bas van de vuurtorenwachter. Als zijn vrouw daarna haar stemt verheft, mengt die prachtig met het ensemble. En dan is nog maar een deel van de voorstelling hoorbaar gemaakt.
Deze week werkt BarokOpera Amsterdam verder aan de voorstelling in de schouwburg van Kampen. Onder voorbehoud zijn de eerste voorstellingen op 6 en 7 april in Kampen en is de première op 8 april in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Houd de website van BarokOpera Amsterdam in de gaten voor de meest actuele data.