Sophie de Lint maakt zich op voor een nieuw begin
Tijdens haar eerste twee seizoenen bij De Nationale Opera voerde Sophie de Lint uit wat haar voorganger Pierre Audi had gepland. Haar eerste eigen programma, voor 2020/2021, viel door corona in het water, al boden producties als Die ersten Menschen en een online Opera Forward Festival soelaas. Op 4 september moet dan eindelijk een min of meer normaal ‘De Lint-seizoen’ van start gaan. Haar ambitie is groot. ‘Ik wil onze kunstvorm openbreken en een groter publiek bereiken.’
Sophie de Lint is een vroege vogel. Als ze wakker wordt, is haar brein direct in een working mode, vertelt ze. Ze begint rond een uur of zeven vanuit huis te werken en zet haar werkzaamheden vervolgens voort op haar kantoor in Nationale Opera & Ballet. Daar was het lange tijd stil en leeg, maar nu er voor de seizoensopeningen gerepeteerd wordt, is het huis weer vol. De Lint geniet ervan; ze werkt het liefst in het theater en ziet de mensen met wie ze werkt graag face-to-face.
Het zal menigeen verrassen, maar Sophie de Lint is alweer drie jaar directeur van DNO. In 2018 verliet ze haar post bij het Opernhaus Zürich en nam ze het stokje van Pierre Audi over. Inmiddels voelt ze zich thuis in Amsterdam en Nederland. ‘Het heeft wel een tijdje geduurd. Tijdens de voorbereiding op mijn komst naar Amsterdam heb ik me zo gefocust op het werkaspect dat ik nauwelijks bezig was met het feit dat ook mijn privéleven van Zürich naar Amsterdam zou verhuizen.’
Ze heeft haar plek gevonden in de Plantagebuurt in Amsterdam. Door haar open raam hoort ze vogels zingen en bomen ritselen en dat maakt haar gelukkig. Tegelijk is er het gemis van haar vrienden en familie, die grotendeels in Zwitserland wonen en die ze door de pandemie amper heeft kunnen zien. ‘Het voelde soms leeg van binnen; ik miste zo veel mensen, maar gelukkig kreeg ik geweldige steun van mijn partner en vrienden in Nederland.’
Nederlands bloed
Het interview gaat in het Engels; aan haar Nederlands werkt De Lint nog. Al heeft ze de taal nog niet volledig onder de knie, ze voelt wel een sterke band met Nederland. Ze werd geboren in Rotterdam als jongste (samen met haar tweelingzus) van vier kinderen. Een foto van de vier in Hollandse klederdracht herinnert aan die tijd. ‘Ik heb de foto op mijn bureau staan’, zegt De Lint.
Toen ze 2 jaar was, verhuisden haar ouders naar Genève, waar ze Franstalig werd opgevoed. ‘Mijn oudste zus – vier jaar ouder – spreekt wel Nederlands, die heeft dat nog meegekregen. Ik sprak de taal nog niet toen we uit Rotterdam vertrokken. Maar ik voel een duidelijke connectie met Nederland. Ik zeg graag dat ik vol Nederlands bloed zit, maar ook vol Zwitserse/internationale educatie.’
‘Nederlanders zijn direct, dat klopt,
maar ze zeggen niet alles wat ze denken’
Thuis in Genève kreeg De Lint niet veel Nederlandse cultuur mee, maar ze ontwikkelde als kind wel een grote interesse in Nederland. ‘Ik weet nog dat ik mijn eerste spreekbeurt op de basisschool over Nederland hield. Ik had klederdracht meegenomen en ook lekkernijen als Haagse hopjes en Goudse kaas. Het werd echt een eetfeest.’
Nu ze weer terug in Nederland is, ontdekt ze steeds meer van de Nederlandse cultuur. ‘Ik vind het interessant om Zwitserland en Nederland te vergelijken. Ik heb daar met de Raad van Toezicht van Nationale Opera & Ballet veel over gesproken. Het zijn beide kleine, krachtige, ambitieuze landen. Maar Zwitserland heeft een behoorlijk verticale, hiërarchische structuur, terwijl Nederland heel horizontaal is. In die zin duurt het hier langer om beslissingen te nemen. De manier van communiceren is ook anders. Nederlanders zijn direct, dat klopt, maar ze zeggen niet alles wat ze denken. Als iets fout gaat, wordt vaak gezegd: volgende keer beter. En dan wordt er niet meer over gepraat.’
Dikke streep
Amsterdam en DNO speelden al lang voor De Lints aanstelling als directeur een rol in haar operacarrière. Ze bekleedde verschillende functies bij het Grand Théâtre de Genève, was regieassistent bij diverse operahuizen, werkte een paar jaar als artiestenmanager en werd toen artistiek directeur bij het Opernhaus Zürich. In al die jaren bezocht ze telkens weer producties in Amsterdam. ‘Ik was altijd benieuwd wat er in Amsterdam gebeurde.’
Pierre Audi benaderde haar jaren geleden zelfs om de functie van hoofd artistieke zaken te overwegen, maar door haar verplichtingen in Zürich kon ze daar geen ja op zeggen. ‘Het ontroerde me wel’, zegt ze. ‘Vanwege de band met Nederland vond ik de vraag heel persoonlijk.’
Het moest zo zijn, denkt Sophie de Lint. Inmiddels is ze toch in Amsterdam geland. Al had ze haar start ongetwijfeld anders voorgesteld. De coronacrisis trok een dikke streep door haar eerste eigen seizoensprogrammering en zette heel DNO onder de druk. ‘Het was een grote slag voor de mentale gezondheid van onze medewerkers. En veel freelancers en kunstenaars kwamen in existentiële nood. Daar ging onze aandacht het afgelopen jaar vooral naar uit, onder meer door hen te betrekken bij onze alternatieve programmering.’
DNO gebruikte haar subsidie onder meer om de salarissen van vaste werknemers door te betalen. Dankzij overheidssteun en de reserves van het operahuis werden een alternatieve programmering en diverse streamings verwezenlijkt. Daarmee konden ook freelancers geholpen worden en kon het operahuis operationeel gehouden worden, zodat het bij versoepelingen van de maatregelen meteen actief zou kunnen worden. ‘Voor mij was de productie van Die ersten Menschen in juni het resultaat van al het werk dat we tijdens het afgelopen seizoen hebben gedaan’, zegt De Lint. ‘Door al dat werk waren we er direct klaar voor om weer open te gaan met een omvangrijke productie.’
Jonge makers
De vooruitzichten voor het nieuwe seizoen zijn voorzichtig optimistisch. Nationale Opera & Ballet houdt tot 20 september een zaalbezetting aan van duizend bezoekers, die een coronatoegangsbewijs van de CoronaCheck-app moeten kunnen laten zien. Als de regering op 20 september met positief nieuws komt, gaat het theater werken met de totale capaciteit van 1.600 plekken.
De pandemie zal ook in 2021/2022 een sterke invloed op de programmering hebben. Sophie de Lint heeft de eerste seizoenshelft volledig moeten omwerken. Toch is dat niet per definitie iets negatiefs, stelt ze. ‘Ik zie het als een nieuw begin. Door de pandemie zijn we fundamentele vragen gaan stellen. Wat is essentieel? Hoe werken we? Hoe programmeren we? Die vragen bieden een kans om onze missie om een nieuw en groter publiek te bereiken te versnellen. Ik wil onze kunstvorm openbreken.’
In 2021/2022 lanceert De Lint een geheel nieuwe wijze van programmeren bij DNO. Naast de grote, internationale operaproducties die drie tot vijf jaar vooraf al in de stijgers worden gezet, laat ze ook veel ruimte voor kortetermijnproducties die inspelen op de actualiteit. Jonge makers mogen hun verhalen delen, er worden bruggen gebouwd naar andere kunstdisciplines en er wordt vaker multimediaal gewerkt, zoals in de muziekfilm Springtime in Amsterdam van regisseur Christof Loy. Sanne Rovers maakte de docufilm Crazy Days, over het repetitie- en opnameproces van Le nozze di Figaro midden in coronaseizoen 2020/2021, en Michel van der Aa’s filmversie van Upload is inmiddels te zien via Medici.tv en de website van DNO. De Lint hoopt dat dergelijke films nieuw publiek prikkelen om zich aan opera te wagen.
Jonge makers dicht De Lint een grote rol toe. ‘Tijdens het Opera Forward Festival van dit jaar heb ik me gerealiseerd dat we echt meer naar hen moeten luisteren’, zegt ze. ‘Zij wijzen ons de weg naar de toekomst. Zij geven heel sterke signalen over hoe de samenleving verandert – dingen die ik zelf misschien niet zo snel zou zien. Daarom geef ik hun graag de vrijheid. Het is belangrijk om een balans te vinden tussen meer experimentele, alternatieve voorstellingen en de grote operaproducties, die de voornaamste pijler onder ons operahuis blijven vormen.’
Urgentie
In haar introductie van de programmering voor 2021/2022 belooft Sophie de Lint de ‘urgentie van opera’ te verkennen. Maar wat is dat, de urgentie van opera? ‘Die uitspraak is bedoeld als antwoord op de pandemie’, zegt de directeur. ‘Wij – zowel de artiesten als het publiek – hebben de collectieve ervaring van opera zo gemist. De pandemie heeft ons er allemaal aan herinnerd hoezeer we van opera houden.’
‘In juni 2020 zat ik naast de minister van Cultuur bij het afscheidsconcert van Marc Albrecht. Ik had al zo lang geen livemuziek meer gehoord, ik kon niet stoppen met huilen. Het bracht zo veel emotie in me naar boven. We namen al die operavoorstellingen als vanzelfsprekend aan. Nu hebben we de urgentie pas echt gevoeld.’
‘Mijn startpunt is vaak toch de artiesten.
Ik word altijd geïnspireerd door artiesten’
Het woord ‘urgentie’ heeft voor De Lint nog meer betekenis. Het gaat ook over de manier waarop artiesten hun verhaal willen vertellen, en welke verhalen volgens hen verteld moeten worden. En het slaat op multidisciplinaire experimenten, waarin componisten van vandaag een reactie componeren op muziek van eeuwen geleden. Tijdens het volgende Opera Forward Festival wordt oud en nieuw bijvoorbeeld nadrukkelijk gemixt. Met als leidraad de mythe van Orpheus en de geboorte van de opera klinkt zowel muziek van Gluck als een nieuwe creatie van Manfred Trojahn.
Puccini-cyclus
Het programmeren van een operaseizoen is een complexe puzzel, vertelt De Lint. In de kern brengt ze een mix van artiesten en repertoire waar ze zelf van houdt, maar tegelijk zijn er tal van factoren waar ze rekening mee moet houden. ‘Parameters’ noemt ze dat. ‘Je hebt te maken met de missie van DNO en NO&B, met ons fantastische koor, dat je wilt laten groeien, met de samenwerking met geweldige orkesten en met de wens om diversiteit, inclusiviteit, nieuwe verhalen en nieuwe geluiden in je repertoire te brengen’, somt De Lint op. ‘Mijn startpunt is vaak toch de artiesten. Ik word altijd geïnspireerd door artiesten. Ik denk zelden: laten we een keer Un ballo in maschera doen. Het begint voor mij vaak met een dirigent, een regisseur of zangers.’
Voor 2021/2022 was het aantreden van Lorenzo Viotti als chef-dirigent een bepalende parameter. Met hem werd al jaren geleden gesproken over repertoire. ‘Voor mij is Viotti een veelzijdige ambassadeur van opera. Hij kan een nieuwe generatie aanspreken. Voor mijn programmering was het belangrijk om te weten welke titels hem interesseren. Al vrij snel kwamen we op een Puccini-cyclus – Tosca en ook Turandot hebben we al lang niet meer gedaan. Van daaruit begonnen we en zo groeide het hele seizoen.’
Voor de Puccini-cyclus wist De Lint haar chef te koppelen aan de gerenommeerde regisseur Barrie Kosky. Ze bleken een klik te hebben. Voor De Lint is dat de schoonste kant aan haar werk: de juiste artistiek teams samenbrengen. Casting zit in haar DNA en dat blijft ze graag doen. Daarbij hebben Nederlandse zangers zeker een streepje voor. ‘We scouten actief in Nederland en werken samen met de conservatoria. Als het past, kiezen we graag voor Nederlandse zangers of in Nederland opgeleide zangers.’
‘Het heeft geen zin om een nieuwe productie te maken als er geen chemie is in het artistieke team of onder de zangers’, zo vat De Lint haar castingmotto samen. ‘Dat maakt de casting een heel complexe exercitie. Gelukkig doe ik het niet alleen. Het is teamwork, vooral met Damià Carbonell Nicolau, hoofd artistieke zaken, en met Rosemary Joshua, hoofd van De Nationale Opera Studio. En als het lukt, als alles op z’n plek valt – zoals recent in Die ersten Menschen – is opera een overweldigende ervaring.’
Zie alle details van het nieuwe seizoen op de website van De Nationale Opera.