Monique Wagemakers: ´Ik weet wat ik kan.´
Monique Wagemakers maakte al vele jaren geleden haar debuut als operaregisseur toen zij Madama Butterfly bij de Nederlandse Opera Stichting, destijds nog in de Amsterdamse Stadsschouwburg, opzich mocht nemen. De toenmalige intendant Hans de Roo gaf haar grote vrijheid om die productie naar haar hand te zetten. De productie maakte ook de overstap naar het Muziektheater en werd meerdere malen herhaald. Sindsdien regisseerde ze bij De Nationale Opera ook Rigoletto, Lucia di Lammermoor en Il matrimonio segreto, bij de Nederlandse Reisopera onder meer Peter Grimes, Fidelio, Un ballo in Maschera en La traviata en internationaal talrijke opera’s van Tristan und Isolde tot de allereerste opera in het Papiaments, Katibu di Shon. Ze werd door het toonaangevende Duitse Opernwelt Magazine genomineerd voor ‘regisseur van het jaar’ voor haar productie van Madama Butterfly in Stuttgart. Nu gaat haar productie van Giuseppe Verdi’s Otello in Leipzig.
Ik sprak met Monique over haar visie op Otello, maar vooral ook over haar werkwijze en het repetitieproces in een Duits repertoire theater. Hoofdrollen zangers zijn vaak gasten maar de andere rollen worden door ensembleleden ingevuld, die vaak ’s avonds in een voorstelling staan en ’s ochtend repeteren voor een nieuwe productie.
‘Ik heb hier zes weken repetitietijd gekregen, maar wat ze hier hebben is ochtend- en avond repetities en dat is echt killing. Dan begin je dus om zes uur ’s avonds tot tien uur en dan van tien uur ’s ochtends tot twee uur ’s middags. En dan weet je ’s middags niet wat je moet doen. Dan vraag ik me wel eens af: ‘hoe leven die mensen hier eigenlijk?’ Ik snap wel dat zangers die ‘s ochtend gerepeteerd hebben en ’s avonds in een voorstelling staan ’s middags gaan slapen. Maar als regisseur vind ik dat best lastig. Maar goed, dat is nu eenmaal zo in Duitsland.
Werkwijze
Ik werk heel sterk met psychologie, maar ook met choreografie. Waar iemand staat, hoe iemand staat, ten opzichte van anderen, van het decor, wat er mee gebeurt. Daar heb ik een bedoeling mee. Dat komt bijvoorbeeld in de laatste akte terug of het begint er mee. Dat wat ik allemaal in mijn hoofd heb aan bedoelingen, kan je niet allemaal in één repetitie uitleggen. Dan moet je voet bij stuk houden. ‘We gaan het zo doen’, en natuurlijk leg je dan wel uit waarom. Otello die bijvoorbeeld in de derde akte aan een sluier voelt. En dat komt dan in de vierde akte terug en dan hebben ze zoiets van ‘oh, verdomd, zit dat zo?!’
Ik moet heel erg het vertrouwen van de zangers winnen. Soms zijn ze heel goed, maar ook best star in wat ze willen doen. Ik ‘móét nu dit doen’. Dan ga ik uitleggen dat dat óók kan, maar dat wij het anders doen omdat ik er een bedoeling mee heb die pas later duidelijk wordt. Als ik ze los laat doen ze het vaak ook heel goed, maar ik heb een plan. Ik wil het op die bepaalde manier doen. Dan zeg ik dat ze me moeten vertrouwen. Soms verlies ik me in de choreografie in de bewegingen in het grote totaal, maar dan kom ik wel weer terug op die bedoeling en emoties.
Choregraferen
Er zijn regisseurs die vooral werken met teksten en woorden, maar ik heb dat choreografische ook bij me en dat leg ik uit. Dat vertrouwen winnen heeft me best een aantal weken gekost. Dat ze je aankijken met zo’n blik van ‘weet zij het? Kan zij het?’. Dat proces vind ik best pijnlijk. Ik moet eigenlijk een houding aan nemen van ‘wat zij van mij denken doet me helemaal niks.’ Ik laat de gedachten van al die mensen bij de ander. Maar dat is niet makkelijk. Ik ben geen onverschillig mens en ik voel alles. Ik kan het wel bij die ander laten en denk dan: ‘ je komt wel over de brug’ en daar voel ik me ook heel zeker over. Ik weet wat ik kan en wat ik uiteindelijk op het toneel kan neerzetten. Ik kan de beelden die ik bedacht niet loslaten, maar ik draag ze zo over op de artiesten, opdat zij ook compleet vertrouwd raken met die beelden.
Je zit al lang in het vak, maar hebt je loopbaan redelijk kalm opgebouwd.
‘Tot nu toe ben ik steeds van de ene productie in de andere gerold, maar nu ná elkaar en niet door elkaar. Ik wil van elke productie genieten en de tijd nemen. Ik heb mijn twee kinderen opgevoed en wilde er voor hen ook zijn. Ik had soms wel vijf producties op mijn bureau had liggen in allerlei stadia en dan wist ik soms niet hoe ik dat allemaal ging doen. Maar het is me gelukt al die tijd door te werken. Ik neem lang niet alles aan. Otello in Leipzig, dat vind ik leuk en ook de mensen die me gevraagd hebben. Marlene Hahn is hoofddramaturg hier bij Opera Leipzig en met haar heb ik Lulu in Ausburg gedaan. Zij wilde dat ik hier in Leipzig Otello ging doen.
Vanaf dat moment beheerst dan Otello mijn leven. Alles wat ik lees gaat daar over. Ik ben dagen met scenes bezig om die helemaal uit te denken. Wat is er gebeurd, wat beweegt iemand, hoe ziet dat er dan uit en dat vind ik heerlijk. Ik geef me daar echt alle tijd voor, maar het eet me wel op.’
Vrijheid
Wat me het eerste opviel bij het door Monique opgeschreven concept voor haar ‘Otello’ was het steeds in haar producties terugkerende beeld of gevoel van gekooide, gevangen mensen, al dan niet letterlijk zichtbaar op het toneel.
‘Ja, het niet vrij zijn van mensen, dat klopt. Dat heb ik mezelf nooit zo concreet afgevraagd, maar dat klopt wel. Ik heb zelf een grote vrijheid hervonden die ik ook niet meer inlever.’
Nu de kinderen volwassen zijn heb je de vrijheid. Het leven in de operawereld betekent echter wel veel alleen zijn in een hotel of appartement.
‘Ik kan heel goed alleen zijn, maanden ergens aan werken, alleen in een vreemde stad een bedrijf binnen lopen en zeggen: ‘Zo gaan we het doen.’ Daar lig ik geen nacht van wakker. Ook een koor van honderd mensen van links naar rechts sturen, dat ze rennen en doen…, ik vind het heerlijk. Ik kan dat heel goed. Stuur mij ergens heen en ik doe het. Daar heb ik helemaal geen last van.’
In Otello is niemand vrij. Ook Jago niet.
‘Jago is zo’n gedesillusioneerde man. Hij was zo intelligent, zo geweldig, zo groot, maar als het allemaal goed gegaan was, dan had hij die baan wel gekregen en Desdemona getrouwd, maar hij heeft alles gemist. Hij is vaandrig, Cassio krijgt de baan van capitano, niet Jago, anders had hij en niet Otello Desdemona wel gekregen. Hij heeft een slecht, gewelddadig huwelijk met Emilia en hij moet Otello wel ten gronde richten. Hij wil eerst Otello en Cassio ten gronde richten om uiteindelijk Desdemona te doden. Jago is degene die jaloers is. Bij Otello ligt dat anders. Er wordt altijd geschreven; de jaloerse Otello, maar dan denk ik; ‘nee’. Otello is aan het eind van zijn Latijn. Die is moe. Hij heeft zoveel meegemaakt. Nu heeft hij Desdemona, maar dreigt haar ook te verliezen. Die man is verscheurd door angst en twijfel. Jaloers? Ja natuurlijk! Dat is zijn vrouw en wat gebeurt er? Maar de angst om iets of iemand kwijt te raken is groter dan jaloezie en het gevoeld van: nu ga ik je doodmaken want je bent ontrouw’.
Otello is een zwaar getraumatiseerde man. Als kind is hij weggehaald bij zijn ouders.
‘ Ja, dat is het. Het thema van Otello is vaak zijn huidskleur, maar dat vind ik bij Boito nergens terug. Verdi en Boito hebben een heel ander stuk geschreven eigenlijk dan Shakespeare. Wel met de achtergrond van Shakespeare, maar ze hebben meer de menselijk kant beschreven. Wat er met Otello als man gebeurt.
Desdemona centraal
Maar ik wilde ook heel graag Desdemona naar voren halen omdat ik vind dat daar een heel groot verhaal te vertellen is. Over haar moed om alles achter te laten en met Otello mee te gaan.In het geheim met hem te trouwen, tegen de wil van haar vader in. Ze heeft echt voor deze man gekozen en heeft al haar schepen achter zich verbrand. Ze komt erachter dat ze hem, Otello, eigenlijk helemaal niet kent.
Bij Shakespeare lezen we hoe Otello In Venetië al zijn verhalen aan haar vader, senator Brabantio, heeft verteld. Desdemona heeft die allemaal afgeluisterd; dat wilde ze ook. Avonturen! In het liefdesduet zegt ze dat ook. ‘Weet je nog hoe je vertelde over je verschroeide vaderland…dat je slaaf was…’, alsof ze naar een Hollywood film zit te kijken. Ze wilde zelf ook wel een generaal worden om dat allemaal mee te maken. Ik vind Desdemona een sterke vrouw en zo wil ik haar laten zien. Iedereen is met Desdemona bezig. Rodrigo is helemaal verliefd op haar, Jago is geobsedeerd, Otello is met haar bezig, Emilia moet haar bediende zijn, Cassio is er voor Desdemona.
Mijn eerste idee was dat zes mensen op dat eiland Cyprus aankomen, met ieder hun koffer en hun ‘bagage’ om hun eigen winst bij Desdemona te halen. Zo is het helemaal niet geworden, want ik doe nooit zoiets concreets, maar in de essentie is het dat wel; iedereen is met haar bezig.
Sluiers en zakdoeken
Waar gaat het over? Het gaat zeker ook over geweld tegen vrouwen en over maagdelijkheid, dat Desdemona door niemand verder is ‘aangeraakt’. Die zakdoek, is de zakdoek die Otello’s vader aan zijn moeder heeft gegeven. Het enige wat hij nog van zijn verleden heeft. Het is ook de zakdoek om maagdelijkheid mee te testen, de zakdoek met de bloeddruppels waar aardbeien van geborduurd zijn, het bewijs van de maagdelijkheid. Dat is een thema geworden in mijn voorstelling. Die zakdoek is heel erg aanwezig. Er is een zakdoeken-regen, het hele koor heeft zakdoeken waarop de liefdesnacht van Otello en Desdemona geprojecteerd wordt en dan vormt het koor een enorme waslijn van die zakdoeken met die bloedvlekken erop. Door de hele voorstelling heen krijgt die zakdoek een steeds grotere betekenis. Het is volgens mij een heel vrouwelijke kijk op het Otello-verhaal; ik zet Desdemona in het middelpunt.
Ook de bruidsluier. Mijn beeld is een sluier van vijf meter breed, een rechthoek van 4 sluiers. In de laatste akte is die twintig meter hoog en komt die langzaam uit de kap naar beneden en wordt een bed. Het staat voor het alles, het huwelijk. Otello rukt die sluiers naar beneden.
Het einde ziet er zo prachtig uit, ik krijg er zelf echt tranen van in mijn ogen. Dan vraagt Desdemona: ‘Emilia geef me die sluier ‘en dan begint Emilia aan die doorzichtige stof te trekken. Desdemona staat daar middenin. Die sluiers zijn doorschijnend. Het gaat ook over gesluierde vrouwen. Het is een symbool. Mannen die willen dat vrouwen gesluierd zijn. In mijn hoofd is dat allemaal ontstaan. Ik ben benieuwd wat iemand daarvan gaat meekrijgen.’
Esthetiek en inhoud
Het is natuurlijk ook net zo christelijk als islamitisch. Allemaal sluiers die afgaan. Het klinkt ook heel actueel. Kijk maar naar Iran. Alles zit in Otello en het is ook gevaarlijk om erin door te draven. Alles is erin te verwerken. Me too, racisme, cultuurverschillen etc. allemaal belangrijk, maar ook potentieel een overkill aan politieke interpretaties. Maar bij jou zie ik ook altijd esthetische producties met weinig middelen, waarbij de esthetiek ten dienste staat van de inhoud.
‘Ik ben wel heel esthetisch, maar bij mij gaat het altijd om de inhoud en is er weinig op het toneel. Nooit rekwisieten, geen grote decors. Het decor staat er wel, maar valt weg. Nooit meubels. Dat vind ik zo’n zwakte bod. Een heel toneelbeeld vol zetten met meubels, kasten, lampen en dan regisseren. ‘Dan zit ik hier en ga daar staan’. Een rekwisiet is altijd een excuus om een scene in te vullen. Dat hebben ze bij mij niet. Bij mij staan ze helemaal alleen, naakt, er is niks. Ja, er is dat doek, dat blok van sluiers, dat in de vierde akte dus heel hoog is. Verder staan de zangers in een zwarte doos. Ze voelen het nu. Ik laat ze nu ook los. Als ik ze eenmaal geregisseerd heb, laat ik de zangers met rust en geef bijna geen notities meer. Elke hand- of oogbeweging is geregisseerd, maar nu zijn ze vrij. Als kijker moet je denken dat ze het allemaal helemaal zelf doen, alsof het allemaal op dat moment ontstaat.
Alles bedacht
Als je zo’n groot werk als Otello gaat doen, met die immense openingsscène met al die mensen op het toneel, met het vuur, het water, de storm en opkomst van Otello, denk je dan wel eens: ‘Hoe kom ik hier uit?’
‘Nee, nooit. Ik heb het helemaal van tevoren bedacht, gechoreografeerd. Ik zag het koor als knikkers in een doos die ik van de ene kant naar de andere laat rollen. Ik begin trouwens ook met tekst van Christine Brückner een aantal zinnen die ik heb laten inspreken door een actrice. Desdemona staat alleen op het toneel, het middelpunt, met al die rollende knikkers om haar heen. En dan ineens is Otello daar en volgt er een enorme zoenscène. Desdemona heeft rood krullend haar en zo wordt in die vrij scene van achteren gefilmd. Haar rode haar wordt dan het vuur, de vlammen en die staan ook voor de liefde. Ze zegt dat ook: ‘De liefde vlamt op en gaat weer uit. ‘
In de drinkscène gaat de toneelvloer omhoog en wordt het een enorme tafel met al die mensen er omheen. Het ziet eruit als een schilderij van Rembrandt. Ik vind het heel leuk om dat te regisseren. Al die mensen die heen en weer rollen. Bij de eerste donderslag valt het hele koor op de grond. Alleen Desdemona staat overeind. Als een boegbeeld.’
Slot van de opera
Monique heeft nog een geheim over het einde wat ik dus ook niet ga verklappen. Maar dat geheim, die theatrale ingreep, klinkt logisch, hoe controversieel het mogelijk ook is. Water zal ook een grote rol in de voorstelling spelen, op verschillende niveaus. Monique heeft het zo beeldend en gepassioneerd verteld, dat ik me de voorstelling helemaal voor me zie. Daarbij komt natuurlijk de sterke signatuur die ik ken van Monique Wagemakers. Een regisseur die met weinig prachtige dingen maakt en bewust of onbewust veel over zichzelf en van zichzelf in die voorstellingen durft te tonen. Of het nu in de prachtige Peter Grimes bij De Reisopera was, of in de indrukwekkend mooie Rigoletto die ik in Barcelona zag, of nu in Otello in Leipzig, Monique Wagemakers weet wat ze wil en ook heel goed hoe ze dat moet realiseren.
Mocht er toch nog wat ruimte vrijkomen, dan reis ik alsnog naar Leipzig af om haar Otello te zien. De première was op 17 december, maar de voorstelling is te zien tot ver in het nieuwe jaar.
Verder lezen, luisteren en kijken
De trailer van Opera Leipzig van Otello
Otello is nog te zien tm 18 maart in Leipzig.
Ook in 2012 werd er door Jordi Kooiman lovend geschreven over La traviata van Monique Wagemakers, bij wat toen nog de Nationale Reisopera heette.