AchtergrondBinnenkortFeaturedHeadlineNieuws

Eretitel 80-jarige Haenchen bij NedPhO

Met de benoeming tot ere-dirigent markeert het Nederlands Philharmonisch Orkest de tachtigste verjaardag van zijn vroegere chef-dirigent Hartmut Haenchen, dinsdag 21 maart. Aan de vooravond dirigeert Haenchen in het Amsterdams Concertgebouw een programma met de zevende symfonie van Anton Bruckner als hoofdgerecht. Het is zijn 800-ste concert met het NedPhO sinds hij op 21 oktober 1986 zijn entree maakte in het Concertgebouw met de eerste symfonie van Gustav Mahler.

Hartmut Haenchen Foto: Foto: ©Riccardo Musacchio

In 2002 trad Haenchen terug als chef-dirigent. Het mag dus verbazing wekken dat hij na meer dan twee decennia tot ere-dirigent wordt benoemd. Zijn vertrek destijds verliep dan ook niet soepel, om het zacht te zeggen. Er waren in de loop der jaren spanningen ontstaan in de relatie tussen hem en een deel van de musici en met de toenmalige directie. Bovendien werden door het ministerie van Cultuur bezuinigingen opgelegd die Haenchen in het verkeerde keelgat schoten. Haenchen hield niet alleen de eer aan zichzelf, maar weigerde ook een echt afscheid met een ere-titel. Weliswaar voerde hij in 2003 het orkest nog naar Dresden voor optredens in de Musikfestspiele waar Haenchen festivaldirecteur was geworden, maar daarna vielen de concertactiviteiten bij het NedPhO stil. Pas een jaar of vijf geleden keerde hij terug in het kader van een Bruckner-cyclus die hij met verscheidene Europese orkesten realiseert, onder andere met het NedPhO. De uitvoering van de zevende symfonie is er onderdeel van.

Volkomen terecht

Haenchens ere-titel is niet meer dan volkomen terecht. Hij is de man die in 1985 ‘ja’ zei op een verzoek van toenmalig orkestdirecteur Jan Willem Loot om chef te worden over een nieuw orkest, gevormd uit drie orkesten in de Randstad: het Amsterdams Philharmonisch Orkest, het Utrechts Symfonie Orkest en het Nederlands Kamer Orkest. Die werden op één hoop geveegd door het ministerie van Cultuur, zowel vanwege bezuinigingen als om een nieuw orkest te formeren voor De Nederlandse Opera. Die werd in september 1986 bespeler van het nieuw gebouwde muziektheater aan het Amsterdamse Waterlooplein.

Daar  maakte Haenchen op 10 januari 1987 zijn entree met de productie van Moesorgksi’s Boris Godoenov. Niet als gastdirigent van DNO, maar als muzikaal directeur/chef-dirigent van het nieuwe operahuis. Want ook op de vraag of hij de nieuw opgestarte Amsterdamse opera wilde gaan leiden, had hij ‘ja’ gezegd. De onbekende Haenchen was in één klap leider over het grootste symfonie-orkest (zo’n 170 musici) en over de belangrijkste opera-instelling van Nederland.

‘Komt daar zomaar een fantastische dirigent uit de hemel vallen’. Nog hoor ik de verbazing in de uitroep van Nando Schellen, toenmalig zakelijk directeur van de Nederlandse Operastichting. De bedoelde dirigent heette Hartmut Haenchen, afkomstig uit de DDR, en volkomen onbekend in Nederland. Hij was door intendant Hans de Roo uitgenodigd om bij de Operastichting, voorloper van De Nederlandse, later Nationale Opera, de Elektra van Richard Strauss te dirigeren in het seizoen 1984-1985. Haenchen deed dat met het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Het succes was groots.

Potentie als bouwer

Aangezien de Nederlandse dirigent Edo de Waart voorbestemd was om zowel het nieuw te vormen NedPhO te dirigeren, als leiding te geven aan de opera in Amsterdam, was er nog geen sprake van de enorme opgang die Haenchen zou maken in de Nederlandse muziekwereld. Maar door het afzeggen van De Waart, eerst om chef over het NedPhO te worden en vervolgens door de leiding over DNO terug te geven, vielen beide posten aan Haenchen toe. Toenmalig orkestdirecteur Jan Willem Loot speelde in die benoemingen een cruciale rol. Hij voelde in Haenchen de potentie om zowel een orkest op te bouwen voor het symfonisch repertoire als een uitstekend ensemble voor opera.

Uit de musici die tegen hun zin bij elkaar waren gebracht, en qua technisch spel en artistiek niveau van elkaar verschilden, moest Haenchen een hecht ensemble kneden. ‘Heelmeester voor 170 gefrustreerde musici’ kopte een van de dagbladen. Deels door vervroegde pensioneringen en het aannemen van betere musici groeide het orkest in kracht en kwaliteit. Haenchen zette zich daarbij ongelooflijk in door zich helemaal aan zijn werk in Amsterdam te wijden. Zijn orkestrepetities waren gedetailleerd en uitputtend.

Een internationale carrière als operadirigent liet hij schieten. Voor DNO dirigeerde hij op 26 augustus 1994 zijn vijfentwintigste opera in het Muziektheater, zoals het opera-ballethuis toen heette: Lady Macbeth van Dmitri Sjostakovitsj. Haenchens repertoire-lijst zou uitgroeien tot 35 verschillende titels.

Zijn beleid bij het NedPhO was er op gericht om via het romantisch symfonisch repertoire van Anton Bruckner en Gustav Mahler het orkest klankrijp te maken voor de opera’s van Richard Strauss en Richard Wagner. Want zijn uiteindelijke doel was het realiseren van een volledige ‘Ring’- productie, wat nog niet eerder was gelukt in de Amsterdamse operahistorie. Op 4 september 1997 klonken uit de duistere orkestbak waarin alleen het verlichte puntje van Haenchens dirigeerstok zichtbaar was, de eerste lage tonen van Das Rheingold. Een onvergetelijk magisch moment. De cyclus, in regie van artistiek directeur Pierre Audi, zou uitgroeien tot een muzikale en scènische triomf.

Das Rheingold met Hartmut Haenchen, gezien vanuit de “adventure seats”. Foto:© Hans Hijnering

Artistieke groei

Interessant is te zien hoe Haenchen ook zelf groeide in zijn rol als chef-dirigent en interpreet van onder meer Mahlers werken. Zo oordeelde NRC- recensent in 1987 ‘dat Haenchen misschien wel niet de man is om in ons land een zo belangrijke artistieke rol te vervullen. Hij mist de persoonlijkheid om een eigen visie te ontwikkelen’.   In 1989 schreef dezelfde krant over de uitvoering van ‘Das Lied von der Erde’: ‘Haenchen is geen begenadigd Mahlerdirigent. Al weet hij een eindweegs in welke richting hij het moet zoeken, hij mist het echte begrip voor de diepgang van deze muziek’. Maar in 1991 luidde de beoordeling van de vierde symfonie: ‘Haenchen voert het NedPhO naar hemelse hoogten’.

Per seizoen vulden de recensies in diverse dagbladen het portret van de symfonicus Haenchen met details aan. Om uit te monden in een volstrekte erkenning van dirigent en orkest in het hoofdpunt van ruim vijftien jaar beleid, de muziek van Mahler. In 2001 schreef Het Parool dat bij het beluisteren van Mahlers zevende symfonie ‘men  slechts wit om de neus kon worden en huiveren, want Haenchen gaf de luisteraar namens Mahler een blik in een afgronddiepe, nachtzwarte duisternis.’

Wagner-oeuvre

Nog belangrijker dan voor het Nederlands Philharmonisch Orkest, is Haenchens werk voor de De Nederlandse/Nationale Opera geweest. Hij bouwde een indrukwekkende Wagner-reeks op, beginnend met Tristan und Isolde in 1987, waarbij hij het Concertgebouworkest leidde.

Hier een heel kort videofragment uit die  voorstelling.

Met het NedPhO zorgde hij in september 1990 voor een geweldige Parsifal. Tot en met Tannhäuser in 2007 dirigeerde hij acht Wagner-opera’s. In 2009 voegde hij er Der fliegende Holländer bij. Alleen Lohengrin ( en de minder uitgevoerde werken als Die Feen, Das Liebesverbot en Rienzi) kwam onder zijn baton niet tot uitvoering. Met de Tannhäuser-productie besloot Haenchen een periode van twintig seizoenen dat hij vast verbonden was aan De Nederlandse Opera. Inclusief drie operaconcerten dirigeerde hij 518 keer in het Muziektheater, waarvan er 139 voorstellingen gewijd waren aan Wagner. Niet ongenoemd mogen blijven de geweldige uitvoeringen van Strauss-opera’s met als bijzonder moment Die Frau ohne Schatten in de onvergetelijke enscenering van Harry Kupfer. Met hem had Haenchen een bijzondere band bij DNO.

Die Frau ohne Schatten in de productie van Harry Kupfer bij De Nederlandse Opera: © Jaap Pieper

Aanvankelijk was Haenchen muzikaal directeur, maar die titel werd hem na een paar jaar ontnomen omdat het operabestuur opteerde voor een tweehoofdige leiding, met Truze Lodder als zakelijk directeur en Pierre Audi als artistiek directeur. Er bleken nogal vaak ernstige meningsverschillen over het beleid te ontstaan, wat de verhoudingen soms vertroebelde. Haenchen werkte door onder de titel chef-dirigent en sinds 1999 als eerste gastdirigent. DNO’s artistiek leider Pierre Audi had namelijk besloten Edo de Waart aan te trekken als opera-chef. Hij zou een herneming van de ‘Ring’ gaan leiden in 2005/2006, maar doordat De Waart voortijdig opstapte, werd Haenchen alsnog gevraagd voor dat project.

Zelfs derde ‘Ring’

Hij zou zelfs in 2012 nog een derde ‘Ring’-cyclus leiden toen de volgende chefdirigent, Ingo Metzmacher, DNO ook voortijdig de rug toekeerde. Had Haenchen uit voorzichtigheid bij de eerste ‘Ring’ de medewerking van het NedPhO beperkt tot ‘Die Walküre’ en ‘Götterdämmerung’ (het Residentie Orkest speelde Das Rheingold en het Rotterdams deed Siegfried), bij de tweede en derde ‘Ring’ ging het NedPhO voor de hele cyclus meedoen in de roterende orkestopstelling. De ‘Ring’ werd voor Haenchen de apotheose van een carrière die zijn weerga niet kent in de operageschiedenis van Nederland.

Scène uit Götterdämmerung van De Nationale Opera (foto: ©Marco Borggreve).

Niet alleen met Wagner maakte hij geschiedenis. Ook zijn uitvoeringen van Mozarts opera’s (Die Entführung, Mitridate, Die Zauberflöte (in de beroemde regie en aankleding van Karel Appel), en La clemenza di Tito (met nieuw gecomponeerde recitatieven) mochten er zijn. Haenchen pakte ook voortvarend modernere’ opera’s aan: De Neus van Sjostakovitsj, Lear van Aribert Reimann en Die Soldaten van Bernd-Alois Zimmermann. Een kolossaal werk met twee grote orkesten, twee kleine ensembles waarvan één als jazz-combo, zeventien solisten en koor. ‘De ‘Ring’ heeft iets van een mooie wandeling, maar Die Soldaten, dat is een berg, duizenden meters hoog, moeilijk in de beklimming’, aldus Haenchen. Ooit werd hij in een recensie omschreven als ‘fitnesstrainer’ van het NedPhO. Ook zelf bleef Haenchen, in 1984 binnengekomen als 41-jarige met een enorme kuif zwart haar, fit – hij zegde nooit af – tot op de dag vandaag als tachtiger, nog steeds met een flinke kuif, maar prachtig grijs geworden.

Dirigent Hartmut Haenchen (© Michel Michel Schnater)

Terug in operabak?

Het is prachtig dat Haenchen nu ere-dirigent wordt van het orkest dat hij smeedde. Maar interessanter is of hij regelmatig gaat terugkomen in de concertseizoenen. Uit een titel komt geen muziek. Nog spannender: gaat De Nationale Opera het goede voorbeeld volgen? En keert Haenchen terug in de operabak, waaruit hij als het ware verbannen werd. Toen hij bij het afscheid van Pierre Audi als artistiek directeur een van de muzikale bijdragen dirigeerde, stak Haenchen in het felle licht van de spotlight zijn hoofd boven de rand van de orkestbak uit om het publiek te groeten. Er bolde een enorme gejuich uit de zaal op. Haenchen zei na afloop: ‘Gelukkig, ze kennen mij nog’. En of we hem nog kennen: ‘Ad multos annos’, maestro.

Pierre Audi en Hartmut Haenchen bij het slotapplaus van de allerlaatste voorstelling van hun Ring.

 

Verder lezen, luisteren en kijken

Place de l’opera beschreef talrijke voorstellingen die door Hartmut Haenchen werden geleid. Hier een paar van die artikelen.

Over de gestreamde Ring-cyclus

De Ring uit 2013 vergeleken met die uit 1999

Hartmut Haenchen en Pierre Audi praten over hun Ring

Heel recent was een prachtig Wagner concert onder leiding van Hartmut Haenchen.

Van Hartmut Haenchen zijn er te veel video’s op you tube om ze allemaal te noemen maar hier is een kleine selectie.

Korte video over Der Ring des Nibelung

Over Götterdämmerung

Over Der fliegende Holländer

Hans Haffmans maakte een prachtige serie over Hatmut Haenchen in drie delen.

Deel 2

Deel 3

 

 

 

Vorig artikel

Cultuurpers rectificeert artikel Vlaardingerbroek

Volgend artikel

Bastarda I komt moeizaam op gang

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman