Paul McNamara: DNOA geeft gereedschap mee
Op 26 juni gaat in de Conservatoriumzaal van Amare de opera Il ritorno d’Ulise en patria van Claudio Monteverdi in première. Het is de afsluitende productie van het studiejaar van de Dutch National Opera Academy. Tijd om met Paul McNamara, de artistiek leider van DNOA, terug te kijken op het jaar. Dat deden we een paar dagen voor de première.
Je bent heel dicht bij de laatste première van dit seizoen.
Paul Mc Namara: ‘Inderdaad. We zijn in het Koninklijk Conservatorium in Den Haag waar we over twee uur onze voor-generale, dus wat ze in Duitsland de ‘Haubtprobe’ noemen, hebben; de eerste complete toneelrepetitie met licht, make-up, kostuums en orkest.’
Weer een heel ander project dit keer, na de Rossini, nu Monteverdi. Wat kunnen de studenten van het uitvoeren van juist dit werk leren?
PM: ‘Ik denk dat het voor alle zangers die betrokken zijn bij opera goed is om in ieder geval de werken van Monteverdi te leren kennen en te begrijpen. Het is verbazingwekkend dat dit werk 400 jaar gelden geschreven is en als opera is eigenlijk alles al in een embryonaal stadium aanwezig. Het is echt wonderbaarlijk om erbij te zitten en te bedenken dat dit aspect, dat aspect, allerlei vormen die later verder ontwikkeld werden, allemaal al aanwezig zijn in zijn werken.
Natuurlijk zijn onze zangers geen specialisten in ‘oude muziek’ dus ik heb er heel bewust voor gekozen dat we Monteverdi uitvoeren in een moderne presentatie, gemaakt door de Australische, van Oezbeekse afkomst, componiste Elena Kats-Czernin. Haar versie maakte ze oorspronkelijk voor de Komische Oper in Berlijn in 2012 waar ze alle drie de Monteverdi opera’s deed. Het was het begin van het artistiek directeurschap van Barrie Kosky aan de Komische Oper en Elena creëerde drie compleet verschillende klankwerelden en dat heeft destijds een enorme indruk op mij gemaakt. Misschien kwam dat omdat ik zelf cello speelde, maar ik vond deze versie heel speciaal. Het is voor acht cello’s, twee bassen, twee harpen, twee piano’s en houtblazers georkestreerd. Maar natuurlijk blijven de tekst, de vocale lijnen en de ornamentaties hetzelfde.
Authentiek
Ik weet dat sommigen misschien zullen zeggen dat het niet authentiek Monteverdi is, maar het feit is dat we niet echt weten wat authentieke Monteverdi was. Als je over zijn tijd leest, zie je hoe creatief hij was in de zin van het gebruiken van wat er voorhanden was, dus er was niet een standaard manier van uitvoeren. Er is een lange traditie van Monteverdi uitvoeringen en nieuwe orkestraties. Dus ik denk dat deze bijzonder goed is voor onze jonge zangers, maar ook voor de ruimte die we hebben, voor onze manier van uitvoeren in de Conservatoriumzaal in Amare.
Maar het is een bewust besluit van mij om niet een zogenaamd vocaal authentieke, laten we zeggen ‘non-vibrato’ versie van Monteverdi te zingen, maar de stemmen zoals ze zijn te gebruiken en de studenten te laten ze zingen zoals ze zijn. Het is belangrijk dat we de (woord)stijl van Monteverdi of ‘oude muziek’ in het algemeen leren begrijpen. Die is door de jaren heen ook dramatisch veranderd. Wat Nikolaus Harnoncourt in de jaren zeventig deed met zijn Monteverdi in Zürich (en Amsterdam) was toen authentiek, maar tegenwoordig vele tientallen jaren later, met zo veel nieuw onderzoek en andere inzichten, zeggen mensen dat Harnoncourts uitvoeringspraktijk, hoe baanbrekend ook, inmiddels ook historisch is. Kortom, de muziek van Monteverdi werkelijk authentiek uitvoeren is een haast onmogelijke opgave.
Het was voor mij belangrijk dat onze studenten niet vermoeid raken en dat ze niet geïntimideerd worden door de vocale stijl en de verwachtingen van bijvoorbeeld het non-vibrato zingen. We leren vibrato als een middel voor expressie te gebruiken, hoe je het gebruik van vibrato specifiek voor een bepaalde frase kiest. De ornamentatie is authentiek en het is volgens mij een heel goede manier om kennis te maken met de stijl en ook met de verwachtingen van de stijl, zonder de studenten te veel in een hokje te stoppen en ze niet te laten denken; ‘oh ik zing hier te hard, ik moet met halve stem zingen’ of dergelijke dingen. Voor mij is het belangrijk dat ze vrijheid krijgen, want dat is zo essentieel voor de stijl van Monteverdi.’
Laten we even kijken naar het afgelopen jaar, of naar de afgelopen twee jaar en de doelen die je gesteld had voor jou, maar ook voor de nieuwe groep studenten en de academie zelf. Waar sta je nu, zo vlak voor de laatste productie van het jaar? Denk je dat je je doelen bereikt hebt?
PM: ‘Samen met onder meer mijn geweldige en onmisbare product Maddalena Deichmann en alle andere medewerkers, plannen we heel ver vooruit, en als je een jaar plant, dan lijkt de zomerproductie zo ver weg. En dan vinden we ons hier nu aan het einde van het seizoen. En het jaar was echt verbluffend.
Er is een zekere consistentie in onze jaren, want het is geen operahuis, maar een educatief programma dat een heel duidelijk ontwikkeld curriculum toelaat, dat heel gestructureerd is. Dus het aantal projecten, de aard van de projecten, blijft in veel zaken hetzelfde van jaar naar jaar. De titels veranderen, maar het proces dat elke student doormaakt, is vergelijkbaar. Het is onze verantwoordelijkheid om deze training te bieden.
Wat ik altijd zie, is dat als de eerstejaars aan het einde van het eerste jaar komen, je nog niet weet of het allemaal zo goed gaat, maar misschien moet ik het anders zeggen. Ik zie dat als de tweedejaars aan het eind van het tweede jaar komen het heel duidelijk is waarom het een programma van twee jaar is. Waarom het tijd vraagt, want in het algemeen zie je de ontwikkeling die mensen maken. En dat is echt een heel belangrijk punt. Een programma zoals het onze, is om de studenten echt te laten weten wat ze het meest nodig hebben.
Ontwikkeling
Het gaat er om ze in hun eigen groei te brengen, om wat je meeneemt van het programma. Wat heb je nodig? En wat kunnen we doen om je verder op je weg te helpen?. En dus als ik terugkijk op het jaar denk ik: ’Ik ben blij en best een beetje trots op de progressie die de mensen gemaakt hebben’. Het staat me nog vers voor ogen hoe ze binnenkwamen, hoe ze auditie deden twee en een half jaar geleden en als ik dan zie hoe ze gegroeid zijn als zangers, als artiest en ook als mens, maar bovenal ook hoe ze gegroeid zijn als leden van een ensemble, dan ben ik echt blij met die ontwikkeling en die vooruitgang die ze geboekt hebben. Dat laatste vind ik zo belangrijk want als musicus breng je zoveel tijd door met in je eentje studeren, maar opera is een gezamenlijke onderneming. Om in staat te zijn je persoonlijke autonomie te bewaren, maar goed als onderdeel van een ensemble te functioneren, dat is de sleutel tot niet alleen een succesvolle carrière, maar voor het overleven in die carrière en een leven te hebben dat plezierig en vervullend is.
Als ik terugkijk op het jaar ben ik ook heel blij met de breedte van het repertoire dat we uitgevoerd hebben. We begonnen op het Amstelveld Festival met scenes uit La finta gardiniera, gevolgd door onze grote productie, Transformations van Susa, een geweldige week met masterklassen waarin Anthony Hermus en zijn directie-studenten in een studenten ensemble werkten aan scenes uit Die Fledermaus. We hebben Rossini’s L’occasione fa il ladro gedaan voor het Bredeweg Festival en nu doen we Monteverdi. Het is echt een breed repertoire en ik denk dat dat DNOA zo bijzonder maakt. Wij zijn geen operagezelschap, maar we voeren een educatief programma uit dus het is belangrijk dat de studenten een zo breed en zo diep mogelijk repertoire aangeboden krijgen in de twee jaar dat ze hier zijn. Ze studeren deze zomer af en hebben in de twee jaar van hun opleiding werken gedaan van Mozart, Haydn, Krenek, Rossini, Susa en nu dus Monteverdi.
Daarnaast bewonder ik hoe in Nederland de gevestigde orkesten betrokken zijn met opkomende artiesten. Onze samenwerking bijvoorbeeld met het Residentie Orkest voor dit project is fantastisch. De studenten die deze zomer afstuderen hebben gewerkt met Residentie Orkest, sommigen ook met het Orkest van de Achttiende Eeuw en ik ken geen ander opleidingsprogramma dat dat kan bieden. Het zegt veel over Nederland en het is niet iets dat gebruikt wordt om dingen af te vinken, maar er is een echte betrokkenheid.
Ik ben zo blij ook dat van de dertien zangers van het programma er vijf Nederlands zijn. Het zegt iets over het niveau van de opleidingen hier. Er komen studenten uit de hele wereld auditie doen om hier te kunnen studeren en dat is vanwege het niveau van de opleidingen, de faciliteiten, de middelen en het lesgeven hier. Ik kom zelf ook van buiten en ik zie hier een heel holistische kijk op educatie. Men neemt hier veel verantwoordelijkheid voor het welzijn van de studenten en de persoonlijke ontwikkeling van de studenten en nogmaals, dat maakt het werken in Nederland zo bijzonder.’
Is het voor jou, als een soort moederhen, een moeilijk moment om je kuikens los te laten na twee jaar?
PM: ‘Het is niet echt loslaten. We hebben een heel sterk netwerk opgezet voor de studenten en we houden intensief contact met ze. Het is een programma van twee jaar en het is heel intens en ze krijgen heel veel informatie over zich heen. Voor sommigen duurt het ook even om zich te settelen en er is geen eindpunt, het is een voortgaand proces. Het is een station onderweg. De trein komt en gaat verder en we doen wat we kunnen en blijven dat doen. Soms kiest een afgestudeerde er bijvoorbeeld voor eerst een jaar als freelancer te gaan zingen, voordat ze toetreden in een ensemble. Ze nemen de tijd. Wij hebben ze hopelijk een goede gereedschapskist meegegeven waaruit ze voor zichzelf het juiste gereedschap kunnen kiezen waar ze op elk specifieke moment behoefte aan hebben. Het is een ontdekkingsreis.
De Turkse sopraan Idil Kutay, die twee jaar gelden afstudeerde is nu in de Studio van de Opera van Frankfurt. Ze zong Barberina in Le Nozze di Figaro en werd in elke recensie positief genoemd! Een enorme prestatie in zo’n kleine rol als Barbarina. Hugo Kampschreur, die vorig jaar afstudeerde, gaat naar de Studio van Opera Ballet Vlaanderen, Maria Warenberg gaat naar Parijs en de countertenor Gerben van der Werf die bij ons was heeft heel erg veel werk, met name in Duitsland. Het is fijn te zien, maar ik ben geen moederhen die ze los moet laten. Ik ben eerder een moederhen voor de faculteit dan voor de studenten.’
Kun je ons een beetje vertellen over de plannen voor volgend jaar, en een nieuwe groep studenten die komt?
PM: ‘We hadden 127 auditanten voor de zes plaatsen. We hadden fantastische audities. En het is in zekere zin hartverscheurend, want er zijn zoveel mensen waarvan we denken, oh god, we kunnen echt helpen. En ze zouden er echt wat aan hebben om bij ons te studeren en veel te leren van ons, maar we hebben maar zes plaatsen.
Dus we hebben zes mensen die komen: twee sopranen, een jonge Frans sopraan een jonge Ierse sopranen, twee tenoren, één Nederlandse, Milan de Korte, die in Utrecht studeerde bij Selma Hardink, en nu studeert aan het Conservatorium van Amsterdam en die nu al meedoet als Iro aan Il ritorno, en een jonge Portugese tenor die studeerde aan Codarts bij Charlotte Riedijk en dan twee baritons, een Spaanse bariton en een Russische bariton. Dus ongebruikelijk voor een programma als dat van ons, dat we we volgend jaar een erg fijn gebalanceerd ensemble hebben met vier sopranen, twee mezzo’s, vier tenoren en drie baritons.
Nieuwe producties
We openen het nieuwe seizoen weer op het Amstelveld Festival, waar we Mozarts Bastien et Bastienne doen. Het Amstelveld festival doet veel voor jongeren en trekt een jonger publiek aan dus ik denk dat Bastien et Bastienne geweldig is voor daar.
Onze winterproductie is een samenwerking met het Orkest van de Achttiende Eeuw waarmee we Haydns La Fedeltà Premiata doen. Die wordt door Benjamin Wenzelberg gedirigeerd. Hij is afgestudeerd aan de Nationale Masters voor Orkestdirectie.
En Anja Kühnwald, die vorig jaar onze La Finta Giardiniera regisseerde, komt terug. Wat heel speciaal is aan dat project is dat we naast drie voorstellingen hier in Amare, in Den Haag, we de productie op tournee nemen naar Haarlem, Alkmaar en Leiden.
Voor het Bredeweg festival doen we nog een Rossini. Daniel van Klaveren regisseert La Cambiale di Matrimonio.
En dan in de zomer doen we een double-bill met het Residentie Orkest met Abstrakte Opernummer 1 van Boris Blacher en Der Kaiser von Atlantis van Ullman. Het is volgend jaar vijfig jaar gelden dat die opera zijn wereldpremière had, in 1975 in Amsterdam. Die productie wordt geregisseerd door Floris Visser. Floris is al eerder bij ons geweest. De laatste paar jaar doet hij workshops. Elke jaar. En, weet je…het zegt iets over de DNOA dat toen ik hem vroeg hij meteen ‘ja’ zei. Het is gelukt om de tijd te vinden voor hem tussen al zijn andere projecten.
Klaus Bertisch zal de dramaturg zijn. En Sam Weller dirigeert. Hij is ook een afgestudeerde van de Nationale Masters voor Orkestdirectie. Hij deed dit seizoen de productie van Transformations van Conrad Susa en is nu een van de zes finalisten van de Internationale Dirigenten Competitie Rotterdam, die zich in 2025 zullen presenteren. Sam zal de double-bill dirigeren met het Residentie Orkest.
Masterclass
Wat heel speciaal was dit jaar was dat Joyce DiDonato kwam om de eerste sessie van Masterclasses in de ‘Montgomery van Doorn-serie’ te doen. We zijn bezig met een nieuwe meester, maar ik kan de naam nog niet noemen.
Maar we hebben ook op het gebied van masterclasses iets heel anders. Er is een bedrijf genaamd Manifesto Poético. Die doen fysieke dramaturgie. Ze zullen een week bij ons komen. En er zijn verschillende klassen met dirigenten en castingdirecteuren. We hebben een panel gemaakt met mensen van de Nationale Opera, de Nederlandse Reisopera, Opera Zuid en Opera Ballet Vlaanderen. Dat is een van de sterk punten van de DNOA dat onze netwerken hier heel goed zijn. En er is een reële verbinding met de operabedrijven. We hebben ook dit jaar voor het Opera Forward Festival een liedproject gedaan met het NedPho. Dus het is echt goed verankerd in de Nederlandse opera scene. Ik denk dat we echt een deel zijn van de infrastructuur en niet alleen gezien worden als een onderdeel van een conservatorium.’
Il ritorno d’Ulise in patria is te zien op 26, 28 en 30 juni in de Conservatorium Zaal van Amare in Den Haag, maar de voorstellingen zijn (zo goed als) uitverkocht.
Peter Franken zal voor Place de l’Opera over de voorstelling berichten.
Verder lezen, kijken en luisteren
Recensie van Transformations door DNOA
La finta giardiniera door DNOA
Gesprek met ‘de zanger ‘Paul McNamara
Video Trailer van Transformations door DNOA
Fragment uit de legendarische productie van Il ritorno d’Ulise in patria uit Zürich