D’Arcangelo overtuigt als LA’s nieuwe Don
De Los Angeles Opera heeft een nieuwe Don Giovanni. Zijn naam: Ildebrando D’Arcangelo. En niet alleen hij is nieuw, de gehele productie is vers. Een knappe voorstelling, met schitterende inbreng van onder andere D’Arcangelo zelf, Soile Isokoski, Julianna di Giacomo en Andrej Dunaev.
Dirigent James Conlon gaf zelf een inleiding voorafgaand aan de voorstelling van Don Giovanni op 30 september. In zijn verhaal citeerde hij de pianist Artur Schnabel, die eens zei: ‘a masterpiece is a work which is better than any of its performances’.
Ik betwijfel of iemand ooit een perfecte uitvoering van Mozarts Don Giovanni heeft gezien, al zijn er vele geweldige uitvoeringen geweest en nog meer uitstekende vertolkingen van de veeleisende rollen. Niettemin zat de show in LA prachtig in elkaar. Het vertelde knap het verhaal en voegde zelfs een paar interessante elementen toe, die de toeschouwer opnieuw verwonderden over aspecten van de karakters.
Het verhaal van de opera is eeuwenoud. De Spaanse monnik en toneelschrijver Tirso de Molina (1579-1648) heeft naar men denkt het eerste toneelstuk over Don Juan geschreven. Hij noemde het El burlador de Sevilla y el convidado de piedra (‘de verleider van Sevilla en de stenen gast’). Maar hoewel hij dus waarschijnlijk de eerste was die een Don Juan-verhaal publiceerde en op het toneel zette, is het verhaal zelf al veel ouder.
Net als dat Molina lang niet de enige was die geïnspireerd raakte door Don Juan, was Mozart lang niet de enige die het personage op muziek zette. Don Giovanni Tenorio, o sia Il convitato di pietra is de bekendste opera van de Italiaanse componist Giuseppe Gazzaniga. Zijn eenakter, een ‘dramma giocoso’, ging in 1787 in première in Venetië. Bij hem was de Don een tenor.
Mozarts versie ging een paar maanden later, nog in hetzelfde jaar, in première en het is niet onwaarschijnlijk dat librettist Lorenzo da Ponte ideeën uit Gazzaniga’s opera gebruikte voor zijn libretto. Da Ponte betitelde zijn libretto als ‘dramma giocoso’, maar Mozart maakte daar ‘opera buffa’ van. Verbazingwekkend genoeg verdween de opera na zijn première nooit meer van het repertoire. In de Verenigde Staten is het werk nummer tien in de top tien meest populaire opera’s.
Filmster
De Los Angeles Opera bracht Mozarts werk in een traditionele, verhalende productie van Peter Stein, geregisseerd door Gregory A. Fortner. In de voorstelling werd ieder karakter zo volledig mogelijk uitgewerkt. Je kreeg echt een idee hoe ieder personage was als een persoon.
Zo hadden Don Ottavio en Masetto beide op een bepaald moment een pistool in handen, maar geen van hen durfde de trekker over te halen. Dat terwijl de Don de Commendatore met zijn zwaard doodde en er niet warm of koud van werd. Elvira beschikte op haar beurt niet over een wapen, wat waarschijnlijk maar goed was, want ze zou hem zeker gebruikt hebben.
Ildebrando D’Arcangelo is een Don die me doet herinneren aan Ezio Pinza en Cesare Siepi. Siepi heb ik diverse keren in de rol gezien, Pinza ken ik allen van opnamen. D’Arcangelo is knap als een filmster en heeft een behoorlijk grote stem voor Mozart. Zijn dictie is bewonderenswaardig en zijn geluid mannelijk en robuust. De rol is perfect voor hem.
In zijn debuut bij de Los Angeles Opera maakte de Servische bas-bariton David Bizic een uitstekende indruk als een wat onbehouwen Leporello. Bizis heeft net als zijn meester een prima operastem en kan de rol van de Don waarschijnlijk ook wel aan.
Soile Isokoski was een zeer geloofwaardige Donna Elvira. Een paar jaar geleden zong ze hier nog een prachtige Elsa in Lohengrin, nu zong ze Elvira met pit. Met haar vocale karakterisering creëerde ze heel wat spanning.
De andere geweldige stem van deze productie was die van Donna Anna, gezongen door Julianna di Giacomo, een zangeres uit het vlakbij gelegen Santa Monica. Haar grote, glinsterende sopraan zweefde door de zaal, gedragen door de orkestbegeleiding.
Bas Joshua Bloom en sopraan Roxana Constantinescu waren een lief koppel als Masetto en Zerlina. Zij zong met transparante klanken, hij maakte van zijn karakter een geloofwaardig persoon.
De Russische tenor Andrej Dunaev was een aristocratische Don Ottavio. Ottavio is het enige karakter met eenzelfde status als Don Giovanni, en dat liet Dunaev duidelijk blijken. Maar waar Giovanni de moed had om zijn wil tegen alles door te drijven, miste Ottavio dat ‘killer instinct’. Zijn stem was een slag groter dan je zou verwachten en hij zong met weelderige klanken. In ‘Dalla sua pace’ was zijn intonatie één of twee keer twijfelachtig, maar zijn ‘Il mio tesoro’ was de perfectie zelve. Hij kreeg er iedereen mee op de stoelen.
De Oekraïense bas Ievgen Orlov, die hier eerder Jacopo Lorendano zong in I due Foscari, zette een beangstigende Commendatore neer. In de slotscène werd hij samen met Don Giovanni opgeslokt door het vuur van de hel – hij leefde dus kennelijk ook geen eerbaar leven. Belangrijker: Orlov zong met zo’n kracht dat de dakpannen trilden.
De man die al deze stemmen samenbond, was dirigent James Conlon. Zijn tempi waren vief, maar nooit te snel, en zijn orkestrale taal was transparant, zodat alle solo-instrumenten mooi uit de verf kwamen.
Maria Nockin doet regelmatig verslag van interessante producties van operahuizen in het westen van de Verenigde Staten. Nockin, geboren in New York City, studeerde zang en werkte onder meer bij het Metropolitan Opera Guild en als docent in Brooklyn en Long Island. Inmiddels woont ze op een ‘ranchito’ in Zuid-Arizona.