BuitenlandOperarecensie

Veelbesproken Rigoletto valt alleszins mee

Er werd vooraf veel gepraat over de nieuwe Rigoletto van de Deutsche Oper Berlin, geregisseerd door Jan Bosse. Dat ging van berichten over een ‘irrelevante enscenering’ tot castingproblemen, met wat zaken daartussenin. Bij de première kwam de productie echter prima uit de verf, met een paar geweldige vertolkingen.

Andrzej Dobber als Rigoletto (foto: Bettina Stoess).

Gezien alle berichten en roddels ging ik zondagavond naar de première van Rigoletto met lage tot geen verwachtingen. Al wist ik dat, met Pablo Heras Casado op de bok, de muzikale kant wel in orde zou zijn.

Het is de beste manier om naar een voorstelling te gaan. Want ik had een veel, veel betere avond dan ik had gedacht. Met geweldige zang en een nette productie, die amper irrelevant te noemen was.

De productie was wat ik ‘slim’ zou noemen. Het decor (Stephane Laimé) van de eerste helft bestond simpelweg uit rijen van gele theaterstoelen. Waarom? Niemand die het weet. Maar de toneelvullende collectie van obstakels voorkwam dat ook maar iemand meer dan beperkt kon bewegen, en gaf zo de zang en het spel de kans om de show te maken, met enkel simpele bewegingen, zonder afleiding. Het maakte het werk van de regisseur makkelijker, maar dat vind ik prima.

In de tweede helft vormde het decor zich om naar andere, best handzame vormen, voordat het aan het einde oploste in het meest effectieve decor voor de climax: niets. Ik weet niet wat het allemaal van doen had met Rigoletto, maar het was een geheel onschadelijke achtergrond voor een geheel onschadelijke regie.

De kostuums (Kathrin Plath) waren een mengelmoes van stijlen en periodes. Gilda zag eruit als een Kewpie-pop, of de burleske ingénue uit Sweeney Todd. De hertog en zijn trawanten waren modern in een weinig smaakvolle manier (en gelijkvorming – ik bleef Marullo en Ceprano maar door elkaar halen). En 90 procent van het budget ging naar een curieuze, harige, gouden outfit voor Rigoletto, die in geen periode te plaatsen was. Alleen Maddalena en Monterone zagen er interessant uit.

Natuurlijk was er na afloop gefluit en boegeroep voor de regisseur, maar dat waren vooral boe’s ‘uit principe’. Twee mannen naast me waren gekomen om boe te roepen, simpelweg omdat het geen Zeffirelli was. Want eigenlijk was er niets in deze productie dat gefluit uitlokte. Het was een perfect voorbeeld van onbeduidendheid.

Wat betreft de voorstelling die op en rond dit alles plaatsvond: er waren inderdaad wat castingproblemen geweest. Er was een tenorwissel en de arme Lucy Crowe zat zonder stem, zodat ze haar Gilda in pantomime moest brengen, terwijl een andere (zeer) jonge dame, Olesaya Golovneva, vanaf de zijkant van het toneel de rol zong. Driewerf bravo voor degene die dat geregeld had: het werkte geweldig.

Rigoletto was een rol van Andrzej Dobber. Hij moet wel beroemd zijn, want hij is zó goed. Fijn om eens een Rigoletto te zien die een degelijke man is (hij heeft immers een dochter grootgebracht) en niet een Quasimodo-understudy. Zijn ‘Pari siamo’ was super en zijn ‘Cortigiani’ verbluffend, en in de slotscènes wist hij me helemaal voor zich te winnen. Je begon echt te geloven in de vreemde creatie van Victor Hugo. Een geweldig optreden.

Na vorige week L’amour des trois oranges gezien te hebben en kennisgemaakt te hebben met de ensembleleden van de Deutsche Oper, bewees Rigoletto me dat je een zanger altijd in minstens twee rollen moet horen. Clémentine Margaine – beter spelend dan zingend in Prokofjev – veroverde het publiek met haar zinnelijke Maddalena en haar rijke contra-alt, die rijen bereikte die andere stemmen niet bereikten. De beste Maddalena die ik gezien of gehoord heb.

Albert Pesendorfer – saai als de koning in Oranges – was een voortreffelijke Sparafucile. En wat te zeggen van Bastiaan Everink als Monterone. Ik bedoel: Monterone is geen rol waar voor gejuicht wordt. Maar wel voor deze. En ik was één van de juichenden.

Scène uit Rigoletto (foto: Bettina Stoess).

En de twee helften van Gilda? Ik vond het van veel lef getuigen dat Lucy Crowe op de stem van een ander stond te acteren. Maar dat ze de partij beter kan zingen dan haar ‘schaduw’, dat wil ik wel eens zien. Golovneva won de harten van de toeschouwers. Haar ‘Caro nome’ kreeg een enorme ovatie, en niet alleen maar vanwege de omstandigheden. Mijn twee buren schreeuwden de longen uit hun lijf. Maar mijn hart ging uit naar Lucy.

Daarmee blijft de hertog over. Ik weet niet wat voor politiek er rond de casting speelde en ik wil geen geruchten herhalen, maar helaas, Eric Fennell was onvoldoende. Hij haalde weliswaar alle beroemde hoge noten en kwam los van een uitglijder in ‘La donna è mobile’ zijn hele partij door, maar het klonk alsof hij vanuit een andere kamer zong. Helemaal toen Maddalena begon te zingen… Hij was onhoorbaar in het kwartet.

Het koor? Het was ze niet toegestaan te bewegen of te acteren (hoera!) en ze zongen tien keer beter dan de Staatsoper-formatie.

Tot slot, na mijn opinie geuit te hebben: wat dacht het publiek? Apart van de ‘heren met agenda’ naast me: de lof ging, logischerwijs, naar de ‘Gilda-tweeling’, gevolgd door de ster van de show (Rigoletto) en dan Monterone en Maddalena. Dit publiek weet waar ze het over hebben… Helaas werd de hertog uitgeboed. Dat vond ik niet terecht. Hij was gewoon niet bestand tegen de grootte van dit theater.

Al het gepraat en geroddel vooraf draaide zo uit op een paar knappe vertolkingen in een nette, bruikbare setting. Zelfs al is het geen Zeffirelli.

Vorig artikel

Audi's Walküre overdondert weer

Volgend artikel

Uitslagen en filmpjes The Opera Awards

De auteur

Kurt Gänzl

Kurt Gänzl

1 Reactie

  1. Kevin
    22 april 2013 at 16:55

    If noone claps after “La donna é mobile” – you might say that this was not the most successful RIGOLETTO evening.