BuitenlandOperarecensie

La Gioconda in Parijs: ouderwets gezellig

De sfeer zat er goed in, afgelopen zondagmiddag in de Opéra Bastille tijdens de opvoering van Ponchielli’s La Gioconda. Er waren wel wat kanttekeningen te plaatsen bij de cast en bij de regie van Pier Luigi Pizzi, maar al met al was het genieten geblazen.

Scène uit La Gioconda (foto: Opéra national de Paris / Andrea Messana).
Scène uit La Gioconda (foto: Opéra national de Paris / Andrea Messana).

Amilcare Ponchielli (1834-1886) is één van die Italiaanse operacomponisten die bekend is gebleven door een enkel werk. In dat opzicht is hij een lotgenoot van Leoncavallo, Mascagni, Catalani en Boito. Die laatste componeerde de opera Mephistofele, maar bij het grote publiek is hij beter bekend als de librettist van Verdi’s Otello en Falstaff. Boito schreef echter ook het libretto van Ponchielli’s La Gioconda, zij het onder het pseudoniem Tobia Gorrio, een anagram van Arrigo Boito.

Het uit 1876 stammende product van de samenwerking tussen Ponchielli en Boito is een merkwaardige hybride van verismo ‘avant la lettre’ en grand opéra, met hier en daar delen die het karakter hebben van een conversatiestuk. Zo is de titelheldin La Gioconda een straatzangeres. Verder zijn er belangrijke rollen voor haar blinde moeder, La Cieca, en een spion van de inquisitie, Barnaba, een straatschooierige variant op het Iago-figuur die Boito later zo fraai zou tekenen in Otello.

Naast deze veristische component is er de onvermijdelijke Venetiaanse aristocratie, een onmogelijke liefde, veel actie rond evenementen, een groot koor en een beroemd ballet, ‘Danza delle ore’. Allemaal kenmerken van een grand opéra. Het conversatie-element zit vooral in de bijdrage van Barnaba, wiens rol voornamelijk bestaat uit manipuleren en bedreigen.

Na een tijdlang in Europa vrijwel vergeten te zijn geweest, maakt het werk sinds de eeuwwisseling een zekere revival mee. Daar is dan wel half de Latijnse operawereld aan te pas gekomen, getuige deze coproductie uit 2005 van Verona, Barcelona en Madrid. Het probleem zit hem in de bezetting: er moeten zes hoofdrollen worden bezet. Dat zijn er nog eens twee meer dan in Il Trovatore!

In Parijs was het werk nog niet eerder te horen, althans niet in de Opéra National. De vocale invulling van de huidige productie in de Bastille leverde verrassende resultaten op.

De titelrol werd vertolkt door Violeta Urmana, die deze rol al lang op haar repertoire heeft staan. Het moet gezegd: de rol begint buiten haar mogelijkheden te geraken. Weinig vloeiend, even inhoudend voor ze er een hoge noot uit laat knallen en naar mijn smaak veel te schel zette ze een weinig aansprekende Gioconda neer. Het pronkstuk ‘Suicidio’ in de laatste akte kon er wel aardig mee door, maar was niet van het niveau van iemand met Urmana’s reputatie.

Elena Bocharova deed het beter als Laura, hoewel ook zij hier en daar een steekje liet vallen. De grootste bijval was echter bestemd voor Maria José Montiel, die haar aria ‘Voce di donna o d’angelo’ aangreep om onbeschaamd de show te stelen, als ware zij de prima donna, daarbij vergetend dat haar rol die van een blind oud vrouwtje is. Ja, het is altijd oppassen met dit soort bijrollen; ook de blinde Madelon in Andrea Chénier kan behoorlijk wat aandacht wegnemen bij de protagonisten.

De bariton Claudio Sgura zette een aardige schurk neer als Barnaba, maar vocaal zit er meer in die rol dan hij kon ‘brengen’. Alvise Badoero, de bedrogen echtgenoot van Laura, werd adequaat vertolkt door de Bulgaarse bas Orlin Anastassov.

De tenor Marcelo Álvarez was goed op dreef als Enzo Grimaldo. Zijn aria ‘Cielo en mar’ in de tweede akte bracht hij als ware het een ‘Canzone Napoletana’, tot groot enthousiasme van de bomvolle zaal. Ja, de stemming zat er zondagmiddag goed in bij de 2700 Bastille-bezoekers!

Scène uit La Gioconda (foto: Opéra national de Paris / Andrea Messana).
Scène uit La Gioconda (foto: Opéra national de Paris / Andrea Messana).

Dat bleek eveneens bij het ballet, met twaalf in verschillende kleuren geklede danseressen (de uren van de dag) en twee solisten, waaronder een broodmagere topless ballerina. Het deed me denken aan de opname van Thais uit Venetië en jawel, zo ongeveer het gehele productieteam van Thais en ook Pêcheurs de perles uit La Fenice bleek eveneens verantwoordelijk te zijn voor deze Gioconda.

Pier Luigi Pizzi tekende voor zowel de enscenering als de decors en de kostuums. Ook Sergio Rossi (licht) en Gheorge Iancu (choreografie) behoren tot zijn ‘troupe’. En ballerina Letizia Giuliani wordt door Pizzi al zo’n jaar of tien ingezet in zijn producties.

Pizzi streeft naar een getrouw volgen van het libretto. Hij liet de zangers echter min of meer aan hun lot over op het toneel. Als ze niet aan de beurt waren om te zingen, stonden ze er vaak wat verloren bij. Om meer vaart in het geheel te krijgen, werden veel figuranten ingezet die wat dansten en heen en weer holden.

Het decor was uitermate simpel: twee boogbruggen over evenzoveel verdiepingen in de toneelvloer, die een kanaal suggereerden. Daarin ‘voeren’ regelmatig gondels heen en weer. Vergeleken met de enorme zorg en aandacht die De Nederlandse Opera recent nog besteedde aan de decors van Guillaume Tell was dit wat armzalig.

Maar niet getreurd: het publiek vond het allemaal geweldig. En ik genoot mee.

Deze productie is in een opname uit 2005 bij Arthaus Musik verschenen.

Vorig artikel

Le vin herbé met een verkouden Isolde

Volgend artikel

Haneke verrast en verwart met Così

De auteur

Peter Franken

Peter Franken

2Reacties

  1. Loesje
    28 mei 2013 at 09:00

    Ik heb dat ballet eens op YouTube bekeken in de versie uit Barcelona. Ziet er aardig uit maar staat volledig los van de inhoud van de opera. Nou is dat natuurlijk ook niet alles, een ballet dat onderdeel is van het verhaal. Denk aan zoiets tenenkrommend als het ballet in Vêpres Siciliennes bij DNO enige jaren geleden, waarin de kinderjaren van de protagonisten werden uitgebeeld. Infantiel gehuppel, meer kan ik er niet van maken.
    In dezelfde orde de balletten in Konwitschny’s Aida (Amneris’ feestje) en Don Carlo (Eboli’s droom). Nee, dan maar liever een coupure.
    Dat een ballet ook heel functioneel kan worden gemaakt laat de productie van La Gioconda zien die Filippo Sanjust, ook in Nederland geen onbekende, maakte voor de Wiener Staatsoper. In de hoofdrollen onder meer Domingo als Enzo, Marton als Gioconda en Rydl als Alvise. Tijdens het ballet treden look alikes van Enzo, Laura en Alvise op die de verwikkelingen van dit drietal naspelen maar daarin al verder gaan dat het feitelijk verloop van de handeling in de opera. De ‘echte’ Alvise kijkt besmuikt toe en gaat op een gegeven moment zijn dansende collega aanwijzingen geven hoe te handelen zodra in zijn ogen Enzo en Laura te ver gaan. Aan het einde van het ballet wordt Laura door de danser-Alvise gedood waarna de zingende Alvise het geheel naadloos laat overgaan in de werkelijkheid van dat moment: hij onthult de dood van Laura. Zij is door hem gedood om haar ontrouw aan hem te wreken.
    De productie als geheel ziet er prachtig uit, zeker meer aan te bevelen dan de dvd van de hierboven besproken productie.

  2. Antonio
    28 mei 2013 at 09:24

    Ik ken de productie, ik heb het in de arena van Verona gezien.
    Het is ook op dvd opgenomen, met in de hoofdrol Andrea Gruber en Marco Berti.
    Typisch Pizzi…