Tagliavini en Monastryrska showen in Attila
Verdi’s zelden opgevoerde opera Attila was woensdagavond in concertante vorm te zien in de Berliner Philharmonie. Hoewel niet het meest inspirerende werk van de Italiaanse componist, kreeg de productie van de Deutsche Oper Berlin het publiek een paar maal op de stoelen. Vooral dankzij invaller Roberto Tagliavini en sopraan Liudmyla Monastyrska.
Wat is het toch met Verdi’s Attila? De opera had een vrij matig succes in zijn tijd, werd door de criticus van de Times zelfs omschreven als ronduit ‘slap’, produceerde één aria voor de concertzalen en zat daarna jarenlang op de grens van het te herontdekken repertoire. Maar nu lijkt het plotseling razend populair te zijn.
Ik reisde deze week van Wenen terug naar Berlijn. Attila is in beide steden te zien. Bij het Theater an der Wien in een geënsceneerde versie, in Berlijn in een concertversie. Die laatste variant is hoogstwaarschijnlijk het levensvatbaarste, omdat het libretto van de opera – al van begin af aan – gezien wordt als onbevredigend of zelfs vreselijk. Bordkartonnen karakters in een met oude blokjes herbouwde plot. De ‘Wildhorn truc’ bestond kennelijk ook al in de negentiende eeuw: neem een beroemde titel en vul het op met een hoop ‘old stuff’.
Het verschil is wel dat Verdi’s ‘old stuff’ niet zomaar wat is. Zijn partituur gooit er een paar geweldige bonbons uit: van het oorlogslied van Odabella in de eerste akte tot het trio in de derde akte, via de mooie ‘dear daddy’-aria ‘Liberamente or piangi’, het showstuk voor bas ‘Mentre gonfiarsi l’anima’ en de later toegevoegde megascène voor bariton ‘Dagl’immortali vertici’.
Het oorlogslied is een levendig staaltje showmuziek, van het kaliber van een Rossini-finale. En wat een plezier om een basso te horen als hoofdfiguur. Je zou wensen dat Verdi er helemaal voor was gegaan en de saaie rol van Foresto (nu tenor) voor contra-alt had geschreven.
Het is niet de schuld van deze hits dat Attila zijn leven half in de schaduw van het operarepertoire doorbrengt. Het is juist dankzij deze showy solo’s – en alléén daardoor – dat het werk af en toe weer in de gunst komt te staan bij operahuizen. Dat bleek ook in de Berliner Philharmonie woensdagavond. De delen tussen de hits zijn simpelweg te ‘standaard Verdi’ om acceptabel te zijn, maar de hits zelf zijn leuk!
Het Berlijnse publiek explodeerde tweemaal tijdens de avond. Na Odabella’s oorlogslied en na Attila’s grote solo. Beide in de eerste akte, wat betekent dat de tweede akte enigszins mislukt was. Ik was het beide keren volledig met het publiek eens.
Ik kwam eigenlijk naar de Philharmonie om Erwin Schrott als Attila te horen (vorig jaar een fantastische Leporello), maar hij zei af. Balen. We kregen in plaats van hem Roberto Tagliavini. Nou, als dat een understudy is, geef mij dan maar understudies! Deze jongeman zong de rol simpelweg prachtig. Hij domineerde het podium en enkel een klein gebrek aan gewicht in het laagste register weerhield hem van perfectie. Het huis gaf hem een uitbundig applaus, ik juichte mee.
De andere triomf was de Odabella van Liudmyla Monastryrska. Ze was haar oorlogslied meester en maakte een juweeltje van haar ‘daddy song’. Dat haar rol in de tweede akte verbleekt tot een conventionele partij was haar schuld niet. Een werkelijk uitmuntend optreden.
Massimo Giordano deed, zonder fouten, wat hij kon met de bleke, oninteressante Pollio-Manrico-rol van Foresto en de nog saaiere rol van Ezio werd gezongen door dezelfde Dalibor Jenis die ik vorig jaar volledig afwezig vond in een concertante Trovatore. Het ontbrak hem wederom aan présence (en soms ook aan zuiverheid).
De comprimariorollen werden daarentegen uitstekend neergezet. Ante Jerkunica was een knallende Leone (houd hem in de gaten) en Jörg Schörmer een doordringende Uldino. En omdat ze maar met z’n tweeën waren, bleef de gebruikelijke parade van lessenaars en partituren op het concertpodium achterwege. Hoera!
Het orkest speelde onder Pinchas Steinberg onberispelijk. Het koor was helaas niet meer dan irritant. Hun opstaan en gaan zitten leidde af en wat ze zongen klonk als overblijfsels van Nabucco.
Het concertante format werkt goed voor dit werk. Wat meer kun je ook doen met een werk met twee saaie hoofdfiguren en de twee beste nummers in de eerste akte?
Je zou ook alleen die twee nummers in concertvorm kunnen brengen. Want om eerlijk te zijn: ik denk dat Verdi (en zeker zijn librettisten) betere opera’s hebben geschreven. Al moet je ze horen of zien om dat te kunnen beoordelen!
Attila wordt nog één keer opgevoerd, op 21 juni. Zie voor meer informatie de website van de Deutsche Oper Berlin.
1 Reactie
Jammer dat de schrijver zo afgeeft op de mogelijkheid Attila goed te ensceneren.
Volgens mij hebben we dat destijds in de hal van de Holland Americalijn in Rotterdam (ter gelegenheid van Rotterdam culturele hoofdstad van Europa) heel goed gedaan onder de regie van Jan Bouws!
nb. Ik was Odabella daar..