BuitenlandOperarecensie

Bloedstollende Frau ohne Schatten bij ROH

De nieuwe productie van Strauss’ Die Frau ohne Schatten bij het Royal Opera House in Londen is een visueel en muzikaal spektakel. De dramatische regie brengt een donkere en spannende kant van het werk naar boven, terwijl de hoofdrollen boven het orkest uit schitteren.

Scène uit Die Frau ohne Schatten (foto: Clive Barda / Royal Opera House).
Scène uit Die Frau ohne Schatten (foto: Clive Barda / Royal Opera House).

Het Royal Opera House (ROH) voert dit seizoen een drieluik uit ter gelegenheid van Richard Strauss’ 150e geboortedag. Eerder werd Elektra opgevoerd, komende juni is Ariadne auf Naxos te zien en daartussenin is het de beurt aan Die Frau ohne Schatten. Vrijdag 14 maart ging de productie in première.

Die Frau ohne Schatten is een moeilijk uit te voeren werk. De opera vraagt om een enorme orkestbezetting, de scène-overgangen zijn lastig en de partituur telt diverse onzingbare passages. Maar het ROH weet er een succesvolle productie van te maken.

De regie van Claus Guth, die zijn Britse debuut maakt, brengt de donkere kanten van Strauss naar boven. Het is een surreëel en bij vlagen bloedstollend psychologisch drama. De tweestrijd in de Keizerin, die door de magische Zuster aangezet wordt de schaduw van Baraks Vrouw te stelen om wereldlijk te worden en de Keizer te redden, wordt verbeeld door drie zangers met grote dierenkoppen die de kracht van de Keizerin, Keikobad en de Keizer voorstellen. Dankzij dramatische lichtwerking lijkt het soms alsof je in een Faustiaanse Walpurgisnacht terecht bent gekomen.

Deze invulling verliest zich niet in details, en hoewel de psychologie van de hoofdpersonen wordt benadrukt, is het ook niet al te concreet of specifiek. De tekst van Strauss’ librettist Von Hofmannsthal staat erom bekend zeer symbolisch en zelfs intellectualistisch te zijn. Guths regie versimpelt nauwelijks: met zijn transcendente meta-interpretatie kun je nog steeds alle kanten op. Of gewoon accepteren wat er plaatsvindt en van de muziek genieten. Guth realiseert een lange, dramatische spanningsboog waardoor het geen seconde saai wordt.

Het decor (Christian Schmidt) is een vondst. De achterwand van het toneel bestaat uit een enorm houten paneel in een halve cirkel, waarin verschillende onderdelen onafhankelijk kunnen draaien. Door de vorm van het paneel fungeert het als een soort amfitheater, waardoor de zangers gemakkelijk de zaal in kunnen projecteren. Dat is geen overbodige luxe, want de akoestiek in Covent Garden is, dankzij de talloze fluwelen gordijntjes, best droog.

De flexibiliteit van dit toneel wordt duidelijk in de scène-overgangen: de draaiende vloerstukken brengen dynamiek in de voorstelling en de overgangen verlopen soepel. Voor sommige passages wordt videokunst van Andi Müller op de wand geprojecteerd. Als bijvoorbeeld de Keizerin en de Zuster in de eerste akte naar de aarde ‘vallen’, zien we mooie beelden van een vlucht door de ruimte. Geen schokkende uitvinding, wel effectief.

Het toneelbeeld is hiermee op elk moment interessant en nooit statisch. Dit is tevens te danken aan het lichtontwerp, dat extra spanning brengt door een symbolische verbeelding van schaduwen, het leidmotief van de opera. Een lamp onderaan het toneel projecteert de schaduw van de zangers op de houten achterwand, waarmee ze meer dan levensgroot lijken.

Een kleine ironie: omdat het lichaam van Emily Magee (Keizerin) ondoorzichtig is, werpt ook zij een schaduw, wat natuurlijk recht tegen de plot in gaat. Het moet lichtontwerper Olaf Winter maar vergeven worden; schaduwloze zangers zijn lastig te vinden.

Muzikaal valt er vrijwel niks op de voorstelling af te dingen. Het orkest onder leiding van Semyon Bychkov speelt loepzuiver en trefzeker. Ondanks de enorme bezetting speelt het orkest uitermate beheerst en pakt het zelden echt uit. Dat werkt prima, want ook de zeer moeilijke, intieme passages, met soms maar drie of vier musici, klinken vol zelfvertrouwen, en de zangers komen er gemakkelijk overheen. En als het orkest in de derde akte wel voluit mag, staan de nekharen overeind.

Briljante zangkunst horen we van eigenlijk alle vijf de hoofdrolspelers: Keizer, Keizerin, Voedster, Baraks Vrouw, Barak. Emily Magee (Keizerin) moet de eerste minuten even opwarmen, maar daarna zingt ze zich 3,5 uur lang schijnbaar moeiteloos door elke coloratuur en harmoniewisseling heen. Met name indrukwekkend zijn haar wisselingen tussen hoge zang en gesproken tekst.

Scène uit Die Frau ohne Schatten (foto: Clive Barda / Royal Opera House).
Scène uit Die Frau ohne Schatten (foto: Clive Barda / Royal Opera House).

Johan Botha (Keizer) overtuigt het minste in dit rijtje: hij zingt vol, soeverein en met een prettig omfloerst geluid, maar qua acteerwerk is het mechanisch. Omdat de andere vier hoofdrollen juist zeer veel drama laten zien, steekt Botha er bleek bij af. Jammer, want in de (stilstaande) monologen zingt hij prettig.

Michaela Schuster (Voedster) verricht uitstekend werk. Haar personage is bij vlagen zeer vilein, als een Mefistofeles, met veel overgave geacteerd. Hiermee draagt ze bij aan de soms heftige spanning in het stuk; zeker als ze versterkt wordt door doodsengelachtige acteurs, die haar magische krachten verbeelden.

Johan Reuter zet een fantastische Barak neer. In het hoge register komt hij gemakkelijk mee en hij heeft genoeg volume om in de derde akte, in het trio met de Zuster en zijn Vrouw in de ‘onderwereld’, niet onder te doen voor zijn twee vrouwelijke tegenspelers.

Als ik dan een favoriet moet kiezen, is dat Elena Pankratova. In haar ROH-debuut zingt ze Baraks Vrouw met veel overgave en dramatiek. Haar grote volume combineert ze met een soepel en aangenaam stemgeluid, geen moment schril of onbeheerst.

Die Frau ohne Schatten is nog te zien op 20, 23, 26 en 29 maart en 2 april. Zie voor meer informatie de website van het Royal Opera House.

Vorig artikel

Reprise degelijke Lucia is vocaal genot

Volgend artikel

Amsterdams Conservatorium speelt Dido

De auteur

Yourai Mol

Yourai Mol

2Reacties

  1. Guus Mostart
    17 maart 2014 at 13:25

    Goed om te lezen dat Elena Pankratova succesvol gedebuteerd heeft in Covent Garden. Ook in München heeft zij afgelopen december lovende recensies gekregen voor haar Färberin. Toen ik haar een aantal jaren geleden engageerde voor Abigaïl bij de Reisopera was haar carrière op een zijspoor geraakt. Het is verheugend dat zij nu in alle grote operahuizen haar comeback aan het maken is. Ik herinner mij de eerste keer dat ik haar hoorde, samen met Nicolas Mansfield; zij vertolkte Leonore in Trovatore in Lübeck. Sensationeel.

  2. Mark-Jan
    17 maart 2014 at 21:54

    Ik vond haar in Munchen inderdaad ook erg goed. Was überhaupt een heel sterke bezetting, orkest, dirigent en productie daar. Hoop nog steeds dat Warlikowski een keer een opera mag regiseren in Amsterdam 🙂
    Weet iemand of de londense productie wordt opgenomen voor dvd?