Lauwe Aida in Luikse opera
Aida mag dan één van Verdi’s bekendste opera’s zijn, heel vaak staat deze opera niet op de planken in de Benelux. De Opéra Royal de Wallonie bracht vorige week een nieuwe Aida in première. De traditionele regie heeft wat haken en ogen, maar is voldoende voor een prima voorstelling. Orkest en cast leveren goede prestaties.
Iedereen kent Aida. Toch is het alweer veertien jaar geleden dat bijvoorbeeld De Nationale Opera in Amsterdam voor het laatst een Aida opvoerde, in een overigens weinig inspirerende regie van Klaus Michael Grüber.
Met drie operahuizen was het Aida-aanbod in België het afgelopen decennium wat beter. De Munt bracht een statige productie van Robert Wilson en bij de Vlaamse Opera konden we in 2011 een zeer moderne productie van Peter Konwitschny beleven. En nu is er dus een nieuwe Aida bij de opera van Luik.
De Opéra Royal brengt de Verdi-opera in een redelijk traditionele productie van Ivo Guerra, die debuteert in de Benelux. Een traditionele regie kan soms een verademing zijn tussen het geweld van de ene na de andere moderne enscenering. Zo ook deze Aida.
Toch sprankelde deze voorstelling minder dan andere Luikse ensceneringen. Dat kwam voornamelijk door het bühnebeeld, dat was vormgegeven als een binnenplaats in een rotswand. De belichting was nogal donker en grauw en veel pracht en praal – waar de traditioneel ingestelde regisseur vaak flink mee uitpakt in een Aida – was er niet. De triomfmars toonde geen oorlogsschatten, en ook geen olifanten of paarden. Nogal sober aangekleed dus.
Daarnaast was de personenregie ook niet altijd evenwichtig. De zangers bewogen zich, zoals wel te verwachten was, conventioneel voort, maar tegelijk was er een twaalftal figuranten dat in lendendoekjes (of waren het lendenonderbroekjes?) zich regelmatig kruipend over de grond moest voortbewegen. Het kruipen zag er raar uit en het ritueel dat ze af en toe op statige wijze moesten uitvoeren, maakte het extra vreemd.
Helemaal kloppend was de regie mijns inziens ook niet. Zo verliet Radamès af en toe aan de courzijde het toneel om aan de jardinzijde weer op te komen. En het slot van de eerste akte begreep ik niet: Radamès is dan in vol oorlogsgewaad gestoken door Ramfis en consorten en klaar om ten strijde te trekken. Hij wordt echter in een zuil geplaatst die vervolgens dichtgevouwen wordt. Merkwaardig, aangezien de zuil vervolgens blijft staan en pas bij de triomfmars wordt weggeschoven.
Het slot van de opera zag er wel mooi traditioneel uit. Het speelde zich af in een grot, waar Radamès ingemetseld moest wachten totdat hij zijn laatste adem zou uitblazen. Wat dan weer niet klopte, was het rooster in de grond, waar zowel hijzelf als later Aida uit tevoorschijn kwam. Als je op die manier kan binnenkomen, waarom dan niet ook zo weer naar buiten?
Maar al met al was het altijd nog veel aangenamer om te zien dan een Amneris die verkracht wordt door Ramfis, zoals we mochten aanschouwen in Antwerpen, of de statige bewegingen van Robert Wilson, die daarmee iedere emotie uit het stuk liet wegvloeien.
De voorstelling werd verder gedomineerd door een sterk spelend huisorkest. Chef-dirigent Paolo Arrivabeni dirigeerde met strakke hand. De tempi waren over het algemeen breed, maar niet langdradig, en daardoor overtuigend en helder. Het koor klonk verrassend krachtig en sterk.
Het zangersensemble werd aangevoerd door de Amerikaanse Kristin Lewis, die de oorspronkelijk gecaste Barbara Frittoli verving. Lewis beschikt over een mooie sopraan met een helder geprojecteerde klank. In de hoogte klonk ze wel wat stringent.
De Radamès van Massimiliano Pisapia was wat aan de luie kant. Naast zijn onrustige vibrato intoneerde hij ook niet altijd even precies. Maar zijn stralende hoogte maakte veel goed.
De Amneris van Nino Surguladze leverde het sterkste optreden. Zij past in de Russische traditie van Borodina en Obraztsova. Hoewel niet even goed als die dames, was ze hier in Luik een goede aanwinst. De vierde akte was mede dankzij haar grote scène de beste akte.
De twee resterende mannenrollen waren prima bezet. Mark Rucker was een vaderlijke Amonasro, een rol die hij lang geleden ook in de Amsterdamse Aida zong. En de Ramfis van Luciano Montanaro was wat je van deze rol mag verwachten, gezongen met mooie, sonore bastonen en vocaal gewicht.
Aida is nog tot en met 5 april te zien. Zie voor meer informatie de website van de Opéra Royal de Wallonie.
1 Reactie
Vooropgesteld zij, dat ik een verklaarde fan ben van de Opéra de Wallonie in Luik. De programmering bevalt me, de ensceneringen zijn als regel niet controversieel en solisten, koor, orkest en dirigenten zijn als regel van respectabel niveau. Ik heb daar dan ook al jaren een abonnement op de zondagmatinees. Dat ik daar, heen en terug, ruim 500 km voor moet rijden neem ik voor lief. Voor “Aïda” had ik evenwel mijn twijfels. Dat is een opera, die ruimte behoeft, ruimte, die het Théatre Royal niet biedt. Toneelbeeld en regie, in coproductie met Bordeaux, riepen, hoewel redelijk traditioneel, niet echt een Egyptische sfeer op. Het timbre van Kristin Lewis vond ik onaangenaam. Dat gold, zij het in wat mindere mate, ook voor Massimiliano Pisapia, een tenor die toch een redelijke reputatie geniet. Ster van de middag was voor mij Nino Surguladze, gelukkig niet te vergelijken met Elena Obratsova. Mark Rucker en Luciano Montanaro voldeden, evenals de vertolkers van de kleine partijen, zeer wel. Pierre Gathier (Farao) was aan de zwakke kant. Vandaar misschien, dat hij er bij het slotapplaus niet bij was. Koor en orkest voldeden, als gebruikelijk, prima. Dirigent Paolo Arrivabeni liet naar mijn gevoel wat ongenuanceerd en luid spelen. Al met al een ordentelijke voorstelling, maar niet een die voor mij lang in herinnering zal blijven.