Chest excelleert als Billy Budd in Berlijn
Met de sterke enscenering van David Alden als setting en John Chest als voortreffelijke hoofdrolspeler heeft de Deutsche Oper Berlin een ijzersterke Billy Budd gesmeed. De Britten-opera ging donderdag 22 mei in première.
Billy Budd is geen makkelijke opera om te ensceneren. Ik heb altijd het gevoel gehad dat delen ervan eerder een seculier oratorium zijn dan een theaterstuk. En dan is er nog het probleem van het libretto en zijn karakters. De personages lijken meer geschreven te zijn als symbolen dan als mannen van vlees en bloed.
Artiesten (en regisseurs) kunnen hierdoor slechts een bepaalde mate van ‘leven’ in het werk aanbrengen. Vandaar ook de homoseksuele lading die regelmatig aan dit simpele verhaal van goed en kwaad gegeven wordt, in een poging het meer breedte te geven.
De productie van de Deutsche Oper Berlin, overgekomen uit Londen van de English National Opera, kwam heel ver in het overkomen van deze problemen en maakte er (zonder de homoseksuele ‘accessoires’) een meer dan acceptabel drama van.
Captain Vere ging geheel gekleed in glanzend wit en was geplaatst in een kleine kajuit die rechtstreeks uit Brooks Midsummer Night’s Dream leek te komen. Claggart had een zwarte Wotanachtige regenjas aan en verscheen vanuit zijn onderkomen in het helse binnenste van het schip. Samen waren zij twee simpele symbolen van het streven naar het goede en het nutteloze kwade.
Billy zelf werd neergezet als een volstrekt echte man, die daardoor het middelpunt van de avond was. De rest van de cast, met uitzondering van de Novice en Dansker, werd samengesmolten tot een massa van geweldig zingende mensen. Iedere individualiteit werd gesmoord onder kostuums met dezelfde tint en vaak ook dezelfde stijl, zodat je het grootste deel van de avond moeilijk de ene officier of zeeman van de ander kon onderscheiden. Een truc die de drie hoofdkarakters uiteraard vol in het licht zette.
De belangrijkste set van de avond – de benauwende wanden van het schip en de kleine ruimte van Captain Vere, zijn volkomen afgezonderde ‘witte’ wereld – was op een geslaagde wijze claustrofobisch en het kanon, dat een link vormde tussen hem en de ‘hoi polloi’, was zeer effectief. Het paste allemaal naadloos bij de symbolische kant van de opera.
Over de kostuums was ik minder zeker. 1797 was het zeker niet, maar waarom zou het ook? Mij werd echter niet helder waarom de koormannen allemaal gekleed waren als Chinezen, en in rode badjassen. En waarom was er zo veel militaire politie met Punch-and-Judy knuppels?
De cast voldeed geheel aan de eisen van de productie. Burkhard Ulrich zong Vere zoals we hem kennen, al had ik hem graag nog wat mannelijker en aristocratischer gezien. En ouder. Maar zijn Engels was kristalhelder.
Gideon Saks sloop en dreigde geweldig over het toneel als het toonbeeld van het kwaad, en bracht zijn monoloog met groot effect. Het is niet zijn fout dat zijn rol voor het hedendaagse publiek nogal naar die van Javert in Les Misérables riekt. Bovendien is zijn monoloog al sinds de dagen van bas Forbes Robinson mijn favoriete moment van de opera, dat kan niet veranderd worden!
De triomf van de avond – en het was een triomf – kwam echter op naam van John Chest te staan. Wat een Billy! Niet een of andere engelachtige knaap, maar een echte, vurige, jongensachtige man, enthousiast en loyaal. Een vent waar je altijd graag bij in de buurt bent. Bovendien iemand met een frisse, jonge bariton, die in de eerste akte enigszins overspoeld werd door het orkest, maar die in de tweede akte met hartverwarmende klanken door de zaal stroomde. Een werkelijk voortreffelijk optreden.
Thomas Blondelle sprong eruit als de Novice en de Berlijnse lieveling Markus Brück was een prima Redburn tussen zijn massa kameraden (waaronder de Sarastro van een week eerder!). Verder verdient Matthew Newlin vermelding vanwege zijn knappe zang waarmee hij (backstage) de berichten vanuit het kraaiennest doorgaf.
Het orkest onder Donald Runnicles had het naar z’n zin met Brittens atmosferische muziek. Op de momenten dat orkest en koor één werden, klonk één van de beste staaltjes koorzang die ik in tijden gehoord heb. En dat zeg ik niet vaak.
Een Billy Budd met een Billy als John Chest is altijd de moeite waard. Als hij dan ook nog omringd wordt door een sterke cast, in een heldere, interessante, sterke productie, nou… dan kun je niet om meer vragen, toch?
1 Reactie
Billy Budd is één van mijn lievelingswerken en persoonlijk vind ik het wel een volwaardige opera met heel menselijke karakters, bijna constant dramatische momenten en die het heel goed doet op de scene. Er zijn opera’s die ik veel meer als ‘seculiere oratoria’ zou bestempelen. Maar dat is natuurlijk mijn mening…