Karaman rondt Britten-cyclus fraai af
De Deutsche Oper am Rhein sluit het Britten-jaar, hoewel met zes maanden vertraging, zeer toepasselijk af met Brittens laatste opera, Death in Venice. De première in Düsseldorf, afgelopen zaterdag, was fascinerend.
Het was de eerste keer dat Death in Venice in Düsseldorf werd gepresenteerd. De productie was tevens het vierde en laatste deel van de Britten-cyclus van de Duits-Turkse regisseur Immo Karaman en zijn vaste partner, choreograaf Fabian Posca.
Helaas heb ik Turn of the screw moeten missen, maar Karamans en Posca’s Peter Grimes en Billy Budd reken ik tot de beste producties die ik van die opera’s heb gezien. Mijn verwachtingen voor Death in Venice waren dan ook hooggespannen.
Dat het uiteindelijke resultaat een beetje tegenviel, lag voornamelijk aan Posca’s choreografie. In de hem zeer typerende stijl voerde hij personages op die in hun bewegingen een beetje spastisch overkwamen. In Peter Grimes werkte het wonderwel en het had, mits spaarzamer gebruikt, ook in Death in Venice kunnen werken, maar overdaad schaadt en ik betrapte mij erop dat mijn aandacht bij vlagen verslapte.
Het idee was wel duidelijk: doordat iedereen behalve Aschenbach zich met hallucinerende bewegingen over de bühne bewoog, werd het gevoel van totale vervreemding versterkt. Het was alsof Aschenbach willoos in een boze droom was beland, die hij met de intensiteit van de realiteit beleefde en waaruit geen ontsnappen mogelijk was. Het was net een film die in zijn hoofd voorbij raasde, hem totaal radeloos maakte en uiteindelijk dood achterliet.
In zijn hoofd waren er geen stranden, geen lagunes en geen zee. Aschenbachs Venetië werd gereduceerd tot een hotellobby en zijn werkkamer, met een fauteuil waar hij bescherming zocht als het hem allemaal teveel werd. En het werd hem al snel teveel, want wat als een verwarrende en onrustwekkende reis naar het onbekende begon, eindigde in een regelrechte nachtmerrie, waarin alles en iedereen leek te vervallen en alle mensen in duivels en monsters veranderden.
De voorstelling werd gedragen door de Amerikaanse tenor Raymond Very. De rol van Aschenbach is een echte ’tour de force’, maar Very had er totaal geen moeite mee. Ogenschijnlijk onvermoeibaar domineerde hij de bühne van begin tot eind en zijn stem klonk puur en nergens geforceerd. Dat hij affiniteit heeft met de muziek van Britten is evident. Zo schitterde hij al eerder in Düsseldorf als Captain Vere in Billy Budd.
Peter Savidge, die de zeven baritonrollen voor zijn rekening nam, imponeerde voornamelijk als acteur. Op zijn stem viel niet veel aan te merken. Zeer soepel wisselde hij van register en dapper worstelde hij zich door de falsetto’s in zijn partij. Maar voor mij ontbrak er iets, voor mij klonk hij niet gevaarlijk genoeg.
De countertenor Yosemeh Adjei zette een bewonderenswaardige Apollo neer en Torben Jürgens imponeerde in zijn kleine rol van de Engelse klerk. Alma Sadé was een heerlijke aardbeienverkoopster en een speelse straatzangeres.
Persoonlijk vond ik de twee jongens, Denys Popovich (Tadzio) en Talib Jordan (Jaschiu), niet echt bij elkaar passen. Met zijn lange lichaam leek Tadzio veel ouder dan zijn vriend, wat de verhoudingen, zeker in de ‘vechtscène’, wat scheef zette. Beiden dansten wel fantastisch.
Lukas Beikircher, in Nederland bekend van de Stichting Internationale Opera Producties, had het voortreffelijk spelende orkest aanvankelijk niet goed in de hand. Het klonk een beetje afgemat en weinig genuanceerd. Na de pauze werd het echter echt spannend in de orkestbak en werden zelfs de hitte en de klamheid voelbaar.
De productie is niet helemaal nieuw. Vier jaar geleden werd die al in München vertoond, wat Karaman toen de titel ‘Stern des Jahres’ opleverde. Ik heb het niet gezien, maar afgaand op de foto’s en clips vermoed ik dat de regisseur zijn concept enigszins heeft aangepast. Het zou interessant zijn om beide versies met elkaar te kunnen vergelijken.
Mocht u in de buurt zijn – en Düsseldorf is beslist niet ver weg – dan raad ik u aan om de voorstelling te bezoeken. Het is een fascinerende productie, die je met veel vragen achterlaat en die nog lang bij je blijft.
Death in Venice is nog tot en met 29 juni in Düsseldorf te zien en wordt daarna nog op 4 en 6 juli opgevoerd in Duisburg. Zie voor meer informatie de website van de Deutsche Oper am Rhein.