Supercast zingt nieuwe Tell in München
Eén van de hoogtepunten van de Münchner Opernfestspiele dit jaar is Rossini’s laatste opera Guillaume Tell. Met veel spanning werd uitgekeken naar de première. Operadebutant Antú Romero Nunes kon de verwachtingen niet waarmaken met zijn matige regie, maar de uitnemende hoofdrolzangers lieten het bepaald niet afweten.
Het baarde het nodige opzien dat intendant Nikolaus Bachler de nieuwe enscenering van deze schitterende en weinig opgevoerde opera van Rossini aan de 30-jarige toneelregisseur Antú Romero Nunes – tot nu toe onbekend met het genre opera – toevertrouwde.
Het experiment had best kunnen slagen, zeker omdat Nunes enscenering beslist vakkundig in elkaar zat en diverse goede ideeën bevatte. Waar de regisseur echter de fout in ging, was in zijn omgang met de karakteristieken van de kunstvorm opera. Die werden in zijn werk niet voldoende gerespecteerd.
Decorontwerper Florian Lösche creëerde een zeer geavanceerde contructie van talrijke metalen pilaren. Die zweefden geluidloos naar beneden en zorgden in wisselende formaties en samen met de lichteffecten voor een interessant en esthetisch gebruik van de ruimte.
In deze atmosfeer onderzocht Nunes de tijdloze vraag of opstandelingen in een vrijheidsstrijd tegen hun onderdrukkers naar wapens mogen grijpen. Voor zijn aanpak had hij echter niet genoeg aan de gegevens uit het libretto van de opera. Ter aanvulling koos hij ervoor om de titelhelden te veranderen in de moordenaars van de oude Melcthal. Daarmee zouden ze Melcthals zoon Arnold voor de opstand willen winnen. Een inval die in deze contect bijzonder gemaakt en ongeloofwaardig overkwam.
Ook het feit dat de opera tot aan de centrale ‘appelschietscène’ werd doorgespeeld, waarna er midden in de finale van de derde akte (!) een pauze werd ingelast, was niet erg geloofwaardig. Om nog maar te zwijgen over het aansluitende ’teruggrijpen’ op de aan het begin weggelaten ouverture.
Deze ingrepen in de dramaturgie van het werk waren voor mij niet alleen om muzikale redenen volledig onacceptabel, maar lieten ook de door Rossini en zijn librettisten zo geniaal ontworpen sleutelscène van de opera met al zijn spanningen helemaal in elkaar storten.
Wat het regieteam verder gedurende de avond op de bühne zette, hebben we eigenlijk al talloze malen gezien: het verplaatsen van het verhaal naar een meer recente periode, de nazi-verwijzingen bij Geslers soldaten, het gebruik van machinegeweren en theaterbloed… Het diepte de opera bepaald niet uit en deed de voorstelling, ondanks de vele inkortingen, lang voorkomen.
Waar ik me over de enscenering kon ergeren, was het muzikale niveau van deze tweede voorstelling van een erg hoog niveau. De inmiddels veel voor Wagner geëngageerde Michael Volle is de rol van Guillaume Tell weliswaar vocaal gezien bijna ontgroeid, maar overtuigde met zijn markante bariton niettemin op alle fronten.
Volle werd door kostuumontwerpster Annabelle Witt in een lelijke sweater met regenjas opgevoerd, maar vertolkte toch met volledige overgave de door de regie bedachte rol van een onsympathieke fanaticus voor wie de vrijheidsstrijd meer betekende dan het leven van zijn eigen volk.
Ronduit fantastisch was Bryan Hymel in de partij van Arnold. Hij gebruikte de gelegenheid om met zijn slank gehouden tenor en stralende hoogte een machtige indruk te maken. Ontroerend waren ook zijn duetten met de eveneens prachtig zingende Marina Rebeka, die een meeslepend portret van de Habsburgse prinses Mathilde neerzette en haar lyrische sopraan in de aria ‘Sombre forêt’ heerlijk liet opbloeien.
Günther Groissböck is optisch en vocaal een ideale bezetting voor de sadistische Gesler. Zelden heb ik een zanger gezien die de slechtheid van zijn karakter zó treffend wist uit te spelen.
Evgeniya Sotnikova boekte een groot persoonlijk succes in de travestierol van Jemmy en Jennifer Johnston greep haar korte optreden als Guillaume Tells vrouw Hedwige aan om een blijvende indruk achter te laten.
De overige, kleinere rollen werden op hoog niveau gezongen door zangers uit het huisensemble van de Bayerische Staatsoper. Verder kweet het door Sören Eckhoff ingestudeerde Staatsopernchor zich met bravoure van zijn veeleisende taak, terwijl Dan Ettinger op de bok voor het Bayerische Staatsorchester naast vele prachtige sferen hier en daar wat te groot uitpakte. Ik had graag wat meer rust gehoord in zijn leiding, zodat er meer gehaald zou kunnen worden uit bepaalde ogenblikken.
Het publiek vierde aan het einde van de avond enthousiast de muzikale prestaties, terwijl de meningen over de enscenering verdeeld waren. Ik hoop in elk geval dat meer operahuizen in de toekomst Rossini’s Guillaume Tell op het toneel zetten, zodat dit meesterwerk de plek krijgt die het verdient.
Zie voor meer informatie de website van de Bayerische Staatsoper.
3Reacties
Deze productie is een onbeschaamdheid! De oorspronkelijke Rossini opera is niet meer herkenbaar. Dit heeft niets met kunst te maken, maar met genotzucht en arrogantie.
Helemaal met de mooie recensie eens. Prachtig gezongen, vooral Arnold en Mathilde vond ik fantastisch.
Of de regie van arrogatie getuigt weet ik niet, belachelijk was het wel. Deed me denken aan Verdi in Amsterdam. En het geheel kwam ook nog net onder de drie uur, tel uit je winst, nou ja, je verlies.
Ich finde es wirklich ausgezeichnet, wenn sich ein Kritiker auf eine Inszenierung wohlwollend einlässt und versucht, ihr gerecht zu werden. Mein Urteil über diese Inszenierung fällt allerdings wesentlich prosaischer aus: Das ist schlicht eine Unverschämtheit, was der Regisseur aus diesem Meisterwerk Rossinis gemacht hat. Da wird einfach die Ouvertüre mitten in der Oper gespielt, die Handlung wird vollkommen nach eigenem Gutdünken verändert. Alles, was am Regietheater so nervig ist, wird in München zu Tode zelebriert. Wann kapieren diese Inszenierungskünstler endlich einmal, dass nicht sie im Mittelpunkt des Werks stehen, sondern der Komponist und sein Librettist?