De Ring in Bayreuth: Die Walküre
Der Ring des Nibelungen regisseren in het Wagner-walhalla Bayreuth: menige operaregisseur droomt ervan. In 2013 was het de beurt aan Frank Castorf. Ook deze zomer is zijn productie nog te bewonderen. Peter Franken reisde af naar Beieren en doet verslag van vier avonden Ring. In deel twee: Die Walküre.
Daar waar in Das Rheingold was gekozen voor een jarenzestigsetting in het zuiden van de VS (de oplettende toeschouwer ontwaarde de Geconfedereerde vlag) met als enige verwijzing naar de olieindustrie een klein benzinestation, speelt Die Walküre zich af in de omgeving van Baku tijdens de beginjaren van de Sovjet-Unie. Het huis van Hunding heeft een vreemde, torenachtige uitbouw, die later een omklede boortoren blijkt te zijn.
In de inleiding bij deze Ring-productie wordt door Castorfs regieassistent Patric Seibert uit de doeken gedaan dat olie het oorspronkelijk beoogde leidmotief was. Daar heeft de toeschouwer gelukkig geen last van. Net als bij het laboratorium en de ratten in Lohengrin kunnen de verwijzingen naar zaken die geen verbinding met het verhaal hebben gewoon genegeerd worden. Met dat leidmotief is Castorf bovendien niet ver gekomen, afgezien van een enkele verwijzing zoals een boortoren, een jaknikker en een vat met brandende olie.
Een minpunt in de voorstelling is, net als bij Das Rheingold, de bewuste keuze voor het afzien van een uitgewerkte personenregie. Sven Friedrich, directeur van het museum Wahnfried en vaste inleider tijdens de Festspiele, spreekt in dit verband van ‘postdramatisch regietheater’, wat een eufemisme is voor het ontbreken van een personenregie, of op zijn minst van het dramatisch effect dat dit kan hebben op de interactie tussen personen. Zo houdt Sieglinde zich geheel afzijdig als Siegmund zijn levensverhaal aan het vertellen is. Feitelijk spreekt hij alleen tot Hunding, terwijl juist Sieglinde zo graag wil weten wie hij is.
Het twistgesprek van Wotan en Fricka gaat eveneens mank aan regie. Het grootste deel van de tijd staat Wotan gewoon frontaal naar de zaal te zingen, terwijl Fricka op de achtergrond wat met een zweepje bezig is.
Dat gebeurt opnieuw tijdens Wotans vertelling aan ‘Wotans Wille’ Brünnhilde. Zijn favoriete dochter scharrelt wat rond op de achtergrond en wekt nauwelijks de indruk dat ze luistert. Wotans uitbarsting aan het einde merkt ze zelfs amper op. “So sah ich Siegvater nie”, is dan ook een verzuchting die een beetje uit de lucht komt vallen. Ook het afscheid van Wotan en Brünnhilde laat dit beeld zien: Wotan zingt naar het publiek, Brünnhilde maakt op de achtergrond een bed op om twintig jaar in te gaan slapen.
Uiteraard bevat ook deze productie veel videobeelden. De scenes die lastig te regisseren zijn, worden aan het zicht van het publiek onttrokken en zijn slechts gedeeltelijk op video te zien. De dood van Siegmund blijft voor de toeschouwer grotendeels verborgen en ook Wotans roerende afscheid van Brünnhilde komt nauwelijks in beeld.
De Walküren zijn uitzinnig uitgedost en doden de tijd tijdens Wotans tirade met een hapje en een drankje. Vervreemding en slapstick: ja ja, we leren het al.
Na de toch wat teleurstellende Rheingold, die overigens door het publiek ovationeel werd begroet (ondanks dat het niveau niet boven dat van een kleiner theater als Essen uitsteeg), was deze Walküre muzikaal een geweldige ervaring.
Wolfgang Koch was als Wotan nu veel beter op dreef, mede geholpen door de positieve uitstraling die zijn personage ditmaal werd gegund. Hij wist vrij goed raad met de lange lijnen in zijn grote monologen en klonk bij vlagen zeer welluidend. Blijft merkwaardig dat hij in 2013 in de rol van Wotan debuteerde, maar in andere Ring-voorstellingen nog steeds uitsluitend Alberich vertolkt.
Albert Dohmen, die voorheen de Wotan in Bayreuth was, heeft moeten plaatsmaken voor Koch en zingt nu Alberich. Een merkwaardige keuze, met als gevolg dat Alberich sterker bezet is dan Wotan. Waarbij beiden het trouwens afleggen tegen Hagen, zoals later zal blijken.
Claudia Hahnke als Fricka was vocaal op het niveau dat ik van de rol gewend ben. Denk aan Reinhild Runkel (De Nationale Opera) en Martina Dike (Aalto-Musiktheater). Anja Kampe zette een schitterende Sieglinde neer en Johan Botha vertolkte zijn paraderol Siegmund met verve. Kwangchul Youn viel me een beetje tegen. Ik heb hem wel vaker een Hunding horen zingen en dit was niet zijn beste avond.
De Brünnhilde van Catherine Foster haalde royaal het niveau dat in de Ring bij De Nationale Opera te horen was. Haar acht zusters waren wat onopvallend.
Het orkest onder leiding van Kirill Petrenko was de absolute ster van de voorstelling. Niet eerder heb ik een orkest Wagners muziek zo uitnemend horen spelen. Geholpen door de goede akoestiek was het alsof elk instrument afzonderlijk hoorbaar was, zonder dat dit op enigerlei wijze afbreuk deed aan de eenheid van klank. De langdurig ovatie aan het einde was in mijn beleving ditmaal volledig verdiend.
Tot slot een opmerking over bovengenoemde Patric Seibert. Behalve als regieassistent is hij ook aan deze productie verbonden als sterfigurant. In Das Rheingold was hij een alomtegenwoordige barkeeper annex pompbediende en in Die Walküre een lezende arbeider in een kiosk. In Siegfried zullen we hem terugzien als de beer die zich ontpopt als huisbediende met halsband. Enerzijds vult hij de gaten in de handeling op die Castorf met zijn hang naar postdramatiek laat vallen, anderzijds zorgt hij voor extra slapstick en vervreemding.
Hoezeer het ook afwijkt van normaal operatheater: je raakt er als toeschouwer aan gewend. Toch leiden al die strapatsen – zeker de op enorme doeken geprojecteerde videobeelden – sterk af van de handeling, die toch al zo gefragmenteerd is. Ik betrapte mijzelf erop dat ik daardoor een aantal sleutelmomenten in de zang miste. Opmerkelijk voor iemand die het werk zo ongeveer van buiten kent.
Tot zover de Erste Tag. Morgen Siegfried.
6Reacties
Johan Botha (Siegmund) zal zich in dit ‘postdramatische regietheater’ als een vis in het water hebben gevoeld. Acteren is aan deze tenor immers nauwelijks besteed, gelet op zijn (non)performance als Otello en Walther von Stolzing in The Met de laatste jaren.
Ja Peter, die doekjes met video gaan steeds meer irriteren, maar de zang in Die Walküre gaat er merkbaar op vooruit. Zeker Wotan is een stuk interessanter en mooier dan in Das Rheingold. Johan Botha en Anja Kampe vond ik absoluut de sterren van de avond en Kwangchul Youn zingt met zoveel overtuiging en met een verstaanbaarheid, waar menig zanger een voorbeeld aan kan nemen. Ik had het geluk nog een kaart te bemachtigen voor Der Fliegende Holländer en daar zong Youn een super formidabele Daland. Wat een belevenis!
Patric Seibert heeft als figurant een soort hoofdrol in deze Ring en hij vervult die ‘rol’ met verve. Ik heb er van genoten. Veel leuker dan de Walküres en de Rheintöchter, die in de productie van Castorf een heel hoog lellebelgehalte hebben dat na verloop van tijd een beetje gaat irriteren. Op naar de krokodillen.
Ik ben dit jaar voor het eerst in Bayreuth geweest en heb ontzettend genoten van Holländer, Lohengrin en Tristan (laatste akte was ontzettend indrukwekkend door een fantastische Stephen Gould en naar mijn smaak geweldige regie). Ik had me voorgenomen om volgend jaar de ring te doen, maar zie daar toch naar van af. Had al vanalles gelezen over de regie, twijfelde sterk, maar denk toch dat ik tot 2020 moet wachten. Ik vind moderne regie niet erg, we kunnen niet 100 jaar naar hetzelfde blijven kijken, maar het moet niet onnozel worden. De regie bij Holländer (mooi slot) Lohengrin en Tristan vond ik in het algemeen prima.
Zoals gezegd, toen ik deze Ring in het premièrejaar zag, viel ‘Die Walküre me een stuk beter mee dan ‘Das Rheingold’. Wellicht omdat ‘Die Walküre met zijn lange dialogen (absoluut niet negatief bedoeld) minder ‘fantasie’ toelaat dan de Vorabend, wordt er dan ook minder ‘gefantaseerd’… Het eerste bedrijf met het verhaal Siegmund-Sieglinde-Hunding werd dan ook vrij ‘gewoon’ geregisseerd. Het tweede en derde eigenlijk ook afgezien van de nogal overnadrukkelijke olietoestanden. Het gedoe van Fricka met het zweepje was inderdaad een beetje belachelijk en het was me eerst niet helemaal duidelijk waarom Wotan nu plots een patriarchbaard had. Ik denk nu dat het zo voorgesteld wordt dat Wotan zich overal (Amerika – Sovjet-Unie) als een cameleon aanpast aan de omgeving – of dat ze er overal ter wereld hun ‘eigen’ Wotans hebben…). Maar inderdaad die videobeelden die permanent de aandacht afleiden! Of ze zogezgd willen verduidelijken omdat alle handelingen op de scene niet te zien zijn – kan men daar dan gewoon niet voor zorgen! Dat men aldus Sieglinde slaapdrank in Hundings drank ziet doen vond ik nog één van de betere vondsten. Maar de totale onoverzichtelijke chaos bij het gevecht op het einde van II, dat normaal toch DE grote climax zou moeten zijn waar het ganse bedrijf naartoe gaat, was scenisch een ramp.
Verder inderdaad niets dan goeds over dirigent en bezetting, met een eervolle vermelding voor (toen al) Claudia Mahnke, Catherine Foster en Anja Kampe. Akkoord met M.J. Dongelmans over Johan Botha, al viel zijn Siegmund dan nog ietwat beter mee dan zijn niet-acteren in Otello en Walter. Akkoord ook met H. Van Versevelt over de (in deze contekst!) glansrol van Patric Seibert. Sympatieke man ook, ik heb hem toen een paar keer ontmoet na de voorstellingen. Als ‘beer’ in Siegfried is hij helemaal prachtig en hij heeft nog een rolletje in Götterdämmerung waar ik nu nog niets van zeg…
En compleet eens met Paul: “Ik vind moderne regie niet erg … maar het moet niet onozel worden” ik voeg eraan toe “en moet mooi zijn om naar te kijken” – maar dat is persoonlijk. En zoals Van Verseveld zegt: “Op naar de krokodillen!” Geduld, mr Dongelmans!
@Signore Caprasse: de spanning stijgt, haha!
“Dir dies zu sagen, teurer Sohn,
ist jetztund mir noch nicht erlaubt!”