BuitenlandOperarecensie

De Ring in Bayreuth: Siegfried

Der Ring des Nibelungen regisseren in het Wagner-walhalla Bayreuth: menige operaregisseur droomt ervan. In 2013 was het de beurt aan Frank Castorf. Ook deze zomer is zijn productie nog te bewonderen. Peter Franken reisde af naar Beieren en doet verslag van vier avonden Ring. In deel drie: Siegfried.

Scène uit Siegfried, met Der Wanderer en Mime (foto: Bayreuther Festspiele / Enrico Nawrath).
Scène uit Siegfried, met Der Wanderer en Mime (foto: Bayreuther Festspiele / Enrico Nawrath).

Na een geslaagde Walküre een deceptie: Siegfried valt ernstig tegen.

Net als bij de voorgaande afleveringen wordt ook in deze productie veel werk gemaakt van het decor. Aan de ene zijde van het draaitoneel een monumentale weergave van Mount Rushmore, met de koppen van Marx, Lenin, Stalin en Mao in plaats van de gebruikelijke vier presidenten. Aan de andere zijde een collage van beelden van Alexanderplatz in Berlijn: postkantoor, U-bahnstation, cafetaria, bioscoop, wereldklok. Aan de Rushmore-kant staat een kleine camper op de voorgrond: huize Mime.

Net als in Das Rheingold ook hier veel gooi-en-smijtwerk. Van elk meubelstuk kun je voorspellen dat het vroeg of laat – meestal vroeg – zal worden omgeschopt of weggesmeten. Infantiel theater.

De koppen van de eigentijdse halfgoden suggereren een wereld waarin de socialistische heilstaat definitief tot stand is gekomen. Olie is niet waar het om gaat, dat is slechts een middel. Voor een hoogontwikkelde industriestaat zijn kapitaal en energie onontbeerlijk en olie levert beide.

De troosteloze beelden op Alexanderplatz laten de grauwe realiteit van deze heilstaat zien. Het dagelijks leven in een socialistische republiek als de DDR is geen pretje, maar alles zal ongetwijfeld beter worden. Keulen en Aken zijn ook niet op één dag gebouwd. De kameraden moeten geduld hebben, hun nageslacht zal hen dankbaar zijn.

In deze Ring-productie wordt de toeschouwer betrokken in de persoonlijke frustraties van regisseur Castorf. Geboren als DDR-burger heeft hij ‘de leugen moeten leven’ en de teloorgang van die luid verkondigde ideaalmaatschappij aan den lijve ondervonden.

Het verhaal van de Ring wordt slechts verteld doordat de zangers hun tekst debiteren en grotendeels laten zien wat in het libretto staat. Feitelijk is de bijdrage van de regisseur in dit opzicht verwaarloosbaar, afgezien van diens standaardrepertoire: video, vervreemding (krokodillen in de laatste scène), slapstick (een knipogende Lenin) en improvisatie.

Scène uit Siegfried (foto: Bayreuther Festspiele / Enrico Nawrath).
Scène uit Siegfried (foto: Bayreuther Festspiele / Enrico Nawrath).

De aandacht voor personenregie is wederom verwaarloosbaar. Er wordt veel naar de zaal gezongen, terwijl de aangesprokene wegloopt of iets anders gaat doen. Zo is Mime tijdens zijn vraag- en antwoordspel met Der Wanderer grotendeels buiten beeld. En bij de confrontatie van Siegfried met Der Wanderer zijn beiden ver van elkaar verwijderd: de één loopt op een brug boven de Rushmorekoppen, de ander drentelt beneden rond.

Siegfried tracht voor de vorm een zwaard te smeden, maar wandelt uiteindelijk met een Kalashnikov de wijde wereld in. Fafner is niet getransformeerd tot draak, maar uitgedost als pooier, een weinig opvallend beroep op de Alix. Hij wordt doorzeefd met kogels uit Siegfrieds geweer.

De afrekening met Mime is voorspelbaar grof. Na hem dood geslagen te hebben, kiept Siegfried een vuilnisemmer over hem leeg. Berlin Alexanderplatz staat synoniem voor low life, zo veel is wel duidelijk.

De Waldvogel is prachtig uitgedost, heeft wel wat moeite met haar enorm wijd uitstaande en zonder twijfel tamelijk zware kostuum. Ze gedraagt zich meer als vrouw dan als vogel en is duidelijk seksueel in Siegfried geïnteresseerd. Aan het einde van de tweede akte komt het er dan eindelijk van als hij haar buiten beeld bestijgt. Gelukkig brengen de videobeelden uitkomst, anders hadden de toeschouwers dit dramaturgische hoogtepunt gemist.

Der Wanderer ontmoet Erda op het terrasje van een cafetaria op de Alix. De vaste figurant (Patric Seibert) serveert een enorme berg spaghetti en sleept overdadige hoeveelheden wijn en bier aan. Als zij is uitgezongen en Der Wanderer met zijn monoloog begint, verdwijnt het personage Erda, maar komt terug als hoer met een blonde pruik. Ze probeert hem te pijpen, maar hij wordt weggeroepen omdat Siegfried eraan komt. Uiteindelijk blijft Seibert met de rekening zitten.

Als Siegfried op de rots van Brünnhilde aankomt, treft hij daar wat vormeloze, onbestemde rommel. Hij zingt zijn tekst die, zoals te verwachten was, geen enkele relatie met het toneelbeeld heeft. Toch nog onverwacht komt Brünnhilde tevoorschijn vanonder een hoop textiel in schutkleur. Beiden zingen dat het een lieve lust is, uiteraard zonder elkaar een blik waardig te gunnen.

Door een draaiing van het decor speelt dit zich af op hetzelfde terrasje waar Der Wanderer en Erda elkaar eerder troffen. Tijdens de scène verschijnen er een paar mechanische krokodillen, waarvan eentje de Waldvogel, wel zonder haar verentooi, probeert te verslinden. Een andere krokodil wordt door Siegfried onschadelijk gemaakt door een parasol in zijn bek te rammen.

Siegfried redt de Waldvogel en wil meteen weer met haar aan de gang, wat verhinderd wordt door een geïrriteerde Brünnhilde. Duidelijk is dat zij louter en alleen een paar zijn omdat het libretto dat aangeeft en de regisseur contractueel verplicht was dit te laten staan. Meer heeft de relatie niet om het lijf. Wellicht onbedoeld maakt dat Siegfrieds gedrag in Götterdämmerung wel makkelijker te duiden.

Scène uit Siegfried (foto: Bayreuther Festspiele / Enrico Nawrath).
Scène uit Siegfried (foto: Bayreuther Festspiele / Enrico Nawrath).

Ook hier weer meer aandacht voor het uiterlijk van de vrouwen dan de mannen. Der Wanderer en Alberich lopen erbij als groezelige types (lang, onverzorgd haar, tanktop onder een gore jas, etc.). Dat gaat hoe dan ook ten koste van enige empathie van de kant van de toeschouwer. De heren moeten als het ware beter zingen dan gewoonlijk om hun optreden te redden en dat lukt hen allerminst. Alleen Mime (Andreas Conrad) brengt het er zingend en spelend zo aardig van af dat het publiek hem in de armen sluit.

Mirella Hagen zette een leuke Waldvogel neer en Nadine Weissmann is net als in Das Rheingold een adequate Erda. Catherine Foster wist te overtuigen als Brünnhilde, zonder echter vocaal het hoogste niveau te halen.

Albert Dohmen was als Alberich goed op dreef, hoewel hier en daar wat ongelijkmatig. Wolfgang Koch (Der Wanderer) leek zo nu en dan de wijs kwijt te zijn: hij zong de juiste tekst, maar niet de bijpassende noten.

Bij de Siegfried van Stefan Vinke was dit nog erger het geval. Geafficheerd als een grote verbetering ten opzichte van zijn voorganger, de tegenvallende Lance Ryan, vond ik hem toch wat schreeuwerig en ook in de lyrische passages weinig subtiel. Sowieso ging deze Ring mank onder schreeuwerig gezang op de momenten dat de mannen onder elkaar bezig waren. Ook hier gold dat alles beter gaat als er vrouwen bij zijn.

Het orkest speelde wederom prachtig. Feitelijk redden Kirill Petrenko en zijn mensen de avond.

Goed beschouwd steeg het niveau van de in Bayreuth gecontracteerde zangers niet uit boven dat van de Nederlandse Reisopera enige jaren geleden. Met geld is toch niet alles te koop en dat zal de gedesillusioneerde socialist Castorf misschien heimelijk plezier doen.

Luid en langdurig boegeroep was er na de tweede en derde akte; gejuich voor de zangers en de dirigent. Mijns inziens terecht. Deze Siegfried was op zijn zachtst gezegd problematisch. Met een gevoel van heimwee naar de voorstellingen in Enschede verliet ik het Festspielhaus.

Morgen de slotdag: Götterdämmerung.

Vorig artikel

De Ring in Bayreuth: Die Walküre

Volgend artikel

Cd-zomer: De comeback van Vivaldi

De auteur

Peter Franken

Peter Franken

3Reacties

  1. stefan caprasse
    20 augustus 2015 at 17:03

    Tja, dit is exact zoals ik het destijds ook dacht…
    Het decor is, zoals ik al zei imposant, vooral dan de communistische Mount Rushmore (met mooie lichteffecten in III) Eigenlijk veel te imposant om wat er zich (in deze regie) slechts in afspeelt, zou men kunnen zeggen… De Alexanderplatz zag er ook fraai uit, al ontging me daar wel bijna totaal het verband met Siegfried. Inderdaad persoonlijke ervaringen van Castorf, geprojecteerd op de Ring…
    Het eerste bedrijf werd nog (nou ja…) vrij ‘klassiek’ gegeven (laat ons zeggen dat men er het verhaal nog in herkende!) met als originaliteit de immer goed acterende ‘beer’-slaaf-aan-de-ketting Patric Siebert. Maar dan, vanaf het tweede bedrijf, Fafner als een pooier, het past natuurlijk in het decor maar dat is dan ook alles want IK vond daar niets aan. Wat dan die kalashnikov betreft: ik weet, het maakt deel uit van moderne regie-cliché’s. Desondanks stoort mij dat in andere (moderne) regies doorgaans minder. In de Ring is echter het zwaard Notung het belangrijke tegen-symbool voor de speer van Wotan: opstandigheid tegenover de wetten. Het is dus van belang dat Siegfried de ‘draak’ (die Wotan niet mag doden, vanwege de verdragen op zijn speer) doodt met het terug gesmeedde zwaard (dat door de speer werd gebroken). Dat zwaard dan toch eerst smeden en dan vervangen door een kalashnikov is dus absurd…
    Overigens, bij de première moet daar een incident gebeurt zijn, iemand moet bij die knallen (vreselijk luid!) van zijn stokje gegaan zijn of zo… daarom werd er bij verdere opvoeringen (alleszins bij de mijne en wellicht nu nog)voor verwittigd in het programmablaadje (en in de toiletten!)maar tevens gerustgesteld dat ‘bewezen’ was dat er geen gehoorschade kon door opgelopen worden (!!!). De Waldvogel zag er natuurlijk prachtig uitgedosd uit maar ze al iets met Siegfried laten beginnen vond ik dan weer compleet tegen de zin van het verhaal in gaan…
    De complete ramp voltrok zich dan in het derde bedrijf. We mogen eerst natuurlijk getuige zijn (op de onvermijdelijke videobeelden) van de omkleding van Erda. De spagetti en de pijpbeurt bij Erda en de Wanderer vond ik van een ongehoorde, naast-de-kwestie vulgariteit, in wat één van de meest mysterieus-mythische scenes zou moeten zijn (oh, Chereau met zijn Erda in een ‘coccon’ en McIntyre die haar met zijn speer in zijn macht wil houden!!) En dan, natuurlijk, HET slot. Normaal is er hier de grote emotionele climax met Siegfried EN Brünnhilde die na veel aarzelingen en angst de liefde ontdekken en uiteindelijk in extase mekaar in de armen vallen! Dit ietwat euforische einde heeft dan als enorm voordeel dat er een prachtig contrast is met het sombere begin van Götterdämmerung.
    Maar wat krijgt men hier? Tijdens het stralende slotduet vervelen Brünnhilde en Siegfried zich reeds steendood. Siegfried begint twee krokodillen (!) te voederen. De ene eet een parasol op, de andere de Waldvogel, die dan wel net op tijd door Siegfried gered wordt, waarna ze weer bijna iets beginnen. Misschien maakt dit inderdaad het verloop van Götterdämmerung waarschijnlijker, maar dat is NU nog niet nodig en gaat bovendien compleet tegen de tekst en vooral ook de muziek in!
    Wat daarover nu gedacht? Heeft Castorf hier opzettelijk willen provoceren, Wellicht…
    Een illustere landgenoot en recencent beweerde zich bij dit slot zich goed geamuseerd te hebben, deels ook vanwege de verontwaardiging van de “doorwinterde Wagnerianen”. Men kan dat natuurlijk als een plezier zien (en des te beter voor de mensen die daar kunnen van genieten…) Ikzelf kon er destijds wel minder om lachen (gebrek aan bepaalde humor of omdat ik ook tot de “doorwinterde Wagnerianen” behoor?) In hoeverre mag een enscenering parodisch zijn (want dat was het toch?) Voor een echte parodie (en meestal geslaagd) kan men beter in Bayreuth naar de Studiobühne gaan (altijd een aanrader trouwens). Maar goed, misschien kan er nog beter mee gelachen worden, verontwaardiging speelt enkel in Castorfs kaart… Het heeft in ieder geval veel inkt doen vloeien (en waarschijnlijk discussie uitgelokt) en als dat Castorfs bedoeling is is hij er wel in geslaagd… Ook Chereau werd in het begin uigeboeht, maar na enkele jaren ovationeel toegejuichd, maar het zou me verbazen dat het met Castorf dezelfde weg gaat opgaan…
    Verder dus lof voor de zangers (Catherine Foster!) en zeker voor Petrenko. Ik herinner me niet meer wie ik als Siegfried had in dat première-jaar, dat moet ik eens opzoeken, en daar hangt natuurlijk ook veel van af.

  2. Maarten-Jan Dongelmans
    20 augustus 2015 at 18:55

    Goede, inspirerende recensie van een blijkbaar inderdaad problematische avond. Dat gevoel van heimwee naar Enschede kan ik me ondertussen goed voorstellen. Daar maakten we indertijd magische (en geen absurd-deprimerende) avonden mee.

  3. Hans van Verseveld
    21 augustus 2015 at 11:09

    Heel goed hoor Peter, zoals je werkelijk alle details van dit rariteitenkabinet in je recensie hebt verwerkt.
    Bij deze Siegfried heb ik tijdens de voorstelling twee weken geleden steeds weer moeten terugdenken aan Enschede en voor wat betreft Mime de Waldvogel en Erda voornamelijk aan de Amsterdamse Ring. Natuurlijk was de Amsterdamse Waldvogel qua spel veruit superieur aan deze vreemd uitgedoste Mirella Hagen. Juist het grote verschil tussen de ruwe bolster Siegfried en het fijnzinnige, verstandige vogeltje werd door Pierre Audi weergaloos getroffen en door Castorf absoluut niet begrepen.
    Eerlijk gezegd heb ik ook duidelijk voorkeur voor de Alberich van Werner van Mechelen en vooral de Erda van Marina Prudenskaja uit de Amsterdamse Ring en dan zwijg ik maar over de prachtige donker en licht uitbeelding van Erda in Amsterdam.
    Natuurlijk gaan wij Nederlanders altijd vergelijken omdat zowel Amsterdam als Enschede muzikaal en theatraal twee onvoorstelbaar prachtige Ringen op de bühne hebben gebracht, die geenszins ouderwets en alleszins modern waren qua opvatting, maar die wel binnen het kader bleven van Wagners bedoelingen met dit mamoetwerk en dat kun je toch moeilijk zeggen, van de vele uitwassen die Bayreuth ons nu voorschotelt.
    Tenslotte, Vinke en Foster vonden elkaar niet echt, maar zongen wel meer dan grandioos.