Thalheimers Freischütz: een blijvertje
In januari dit jaar kwam de Berlijnse Staatsoper na lange tijd weer eens met een nieuwe productie van Der Freischütz. Michael Thalheimer tekende voor de regie. De afgelopen weken werd de productie hernomen. Net als bij de premièrereeks oogstte de voorstelling veel bijval.
Thalheimer heeft flink gesnoeid in de dialogen, waardoor de voorstelling ruim een kwartier korter duurt dan gebruikelijk. Door ook nog eens zonder pauze te spelen, wordt de vaart erin gehouden, wat de spanning ten goede komt.
Bepaalde passages krijgen nu weliswaar geen aandacht meer – denk aan Agathe die het schilderij van haar voorvader op het hoofd krijgt en de bezorging van een rouwkrans in plaats van een bruidskrans – maar dat is geen echt gemis. Als ik het libretto niet kort voor de voorstelling had doorgelezen, was het me zeker niet opgevallen.
Het decor van Olaf Altmann bestaat uit een grote tunnel, die naar achter toe smaller wordt en eindigt in een kruipgat. Sommige spelers komen door dit gat naar binnen en verlaten het toneel ook langs die kant. Anderen gebruiken de zijingangen die onopvallend in de tunnelwand zijn verwerkt.
De gehele handeling speelt zich in deze tunnel af, dus er is geen huis, herberg, bos of Wolfskloof. De onprettige sfeer in de Wolfskloofscène wordt opgeroepen door een uitgekiende belichting, en uiteraard door de knarsende, schurende orkestpartij.
Agathe en haar dienstmeisje Ännchen vormen een koppel dat sterke overeenkomsten vertoont met de gravin en Susanna in Le nozze di Figaro. Max is een wat onzekere jongeman, die waarschijnlijk tweede keus is nadat Agathe niets meer in Kaspar ziet. Het stuk speelt zich kort na het einde van de Dertigjarige Oorlog af en Kaspar is vermoedelijk met een oorlogstrauma thuisgekomen, onherkenbaar veranderd in Agathes ogen.
Dat Max er maar niet in slaagt enig wild te raken – ongetwijfeld het gevolg van een vloek die over hem is uitgesproken – maakt hem radeloos. Als hij ook het ‘proefschot’ mist, verliest hij de mogelijkheid om met Agathe te trouwen. Met de door Kaspar en Samiel geleverde ‘vrijkogels’ moet dit probleem worden omzeild. Maar daarmee laat Max zich in met heidense gebruiken en voor die zonde wordt hij door de onervaren heerser Ottokar aan de schandpaal genageld.
De kluizenaar wijst echter op het heidense karakter van het proefschot. Het is een oude gewoonte, die geen recht doet aan christelijke compassie: één gemist schot kan zomaar twee levens verwoesten. Een oplossing wordt gevonden in een proeftijd: als Max zich een jaar lang keurig gedraagt, mag hij alsnog met zijn jeugdliefje trouwen en behoudt hij zijn baan als vorstelijk jager.
Samiel (Peter Moltzen) werd door Thalheimer opgevoerd als een figurant met een zeer beperkte spreekrol; een goede oplossing voor het weglaten van vrijwel alle dialogen. Anna Prohaska excelleerde als Ännchen, een grote rol die bijna net zo belangrijk is als die van Agathe. In de voorstelling die ik bezocht, werd laatstgenoemde zelfs een beetje overschaduwd door haar dienstmeisje. Anna Samuil was zeker verdienstelijk als de nerveuze aanstaande bruid, maar kon toch net iets te weinig indruk maken.
Nikolai Schukoff, bekend van zijn optreden als Lohengrin bij De Nationale Opera, was een uitstekende Max. Maar ook hij had het moeilijk in de strijd om aandacht met zijn directe tegenspeler. Falk Struckmann veegde als Kaspar bij vlagen de vloer met hem aan. Niet Max en Agathe, maar Ännchen en Kaspar waren in deze voorstelling het koningskoppel.
Dit gezegd hebbend moet ik vaststellen dat de solisten het op hun beurt moesten afleggen tegen koor en orkest. Dirigent Alexander Soddy liet het orkest alle ruimte en daar werd dankbaar gebruik van gemaakt. Fenomenaal wat er uit de bak klonk.
Het koor was zowel vocaal als acterend een présence van betekenis, met als hilarisch hoogtepunt het optreden van het koortje van de bruidsmeisjes. Koordirigent Martin Wright, geen onbekende in Nederland, had alle reden om tevreden te zijn.
Het was zeer de moeite waard om deze ‘meest Duitse’ van alle Duitse opera’s weer eens te kunnen beleven. Na de jarenlang gekoesterde productie van wijlen Nikolaus Lehnhoff zal de versie van Thalheimer zonder twijfel nog jaren op het tableau blijven staan. Goed om te onthouden.
Zie voor meer informatie de website van de Staatsoper Berlin.