Strauss’ vergeten intermezzo in Berlijn
Weinig operaliefhebbers zullen het werk kennen: Die ägyptische Helena. De Deutsche Oper Berlin hernam afgelopen weekend een productie uit 2008 van Richard Strauss’ opera. Een absolute topavond voor liefhebbers van Strauss.
Op een door hemzelf geschreven libretto componeerde Richard Strauss in 1923 de kameropera Intermezzo. Hierin wordt op amusante wijze een kleine huwelijkscrisis beschreven, met sterk autobiografische trekken.
Tussen Die Frau ohne Schatten en Arabella componeerde Strauss nog een opera, op een libretto van Hugo von Hofmannsthal. Die ägyptische Helena kon zich van meet af aan niet in de belangstelling van theaterdirecteuren verheugen en is bij het grote publiek nauwelijks bekend geworden.
Dit tweede intermezzo werd in 2008 geprogrammeerd door de Deutsche Oper Berlin tijdens de Strausswochen. De toenmalige intendant Kirsten Harms, bekend van haar vele ‘Ausgrabungen’, was daar verantwoordelijk voor. Dit seizoen wordt het werk voor een paar voorstellingen hernomen en kunnen straussianen uit alle landen er hun hart aan ophalen. Opvallend genoeg gaat ook dit intermezzo over een huwelijkscrisis, maar dan een zeer ernstige.
Nadat de wonderschone Helena zich door Paris uit Sparta heeft laten meevoeren naar Troje, organiseren de Grieken een invasiemacht om haar terug te halen. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Maar liefst tien jaar wordt er gevochten onder de muren van deze stad. Vele duizenden mannen vinden de dood voordat Troje eindelijk veroverd wordt. Maar dan?
Wat gaat er om in het hoofd van Menelas als hij zijn vrouw terugvindt in een brandend paleis en haar naar buiten draagt? Al die jaren is hij bij haar in de buurt geweest, in een tent net buiten de stad. Intussen was zij Paris’ bedgenote, die haar, zo wil het verhaal, deelde met een flink aantal broers. In de opera wordt Helena de ‘ideale’ schoonzuster genoemd, zo dus.
Menelas acht haar verantwoordelijk voor al het leed dat is geschied sinds ze zich heeft laten schaken. Zijn persoonlijke woede en frustratie worden versterkt door nog niet verwerkt oorlogsleed. Op weg naar huis stopt hij Helena in het ruim van zijn schip, terwijl hij zelf permanent aan dek blijft. Uiteindelijk komt hij tot een besluit: hij moet Helena nu vermoorden, niet wachten tot in Sparta om haar daar publiekelijk een offerdood te laten sterven.
Halfgodin Aïthra, uiteraard begiftigd met toverkrachten, bewoont een rotseiland waar Menelas’ schip langs vaart op het moment dat deze zijn vrouw te lijf wil gaan met de dolk waarmee hij ook Paris eigenhandig de keel heeft afgesneden. Een helderziende ‘Mossel’ waarschuwt Aïthra, die onmiddellijk een storm doet opsteken waardoor het schip vergaat en Menelas en Helena als schipbreukeling aan land komen. Aïthra manipuleert het stel vervolgens met gebruik van een vergetelheidsdrankje, zodat Menelas in de waan verkeert dat zijn Helena nooit in Troje is geweest. Paris had slechts een fantoom als ’trophy wife’ meegebracht, terwijl de echte Helena al die tijd in Egypte had liggen slapen, zonder ouder te worden.
Dit is slechts ten dele een hersenspinsel van Von Hofmannsthal. Euripides is hem in deze voorgegaan. In diens lezing gaat Menelas zijn vrouw ophalen in Egypte, zodra hij op de hoogte gebracht is van de verwisseling. Von Hofmannsthal grijpt dit aan om de waanbeelden in het hoofd van Menelas te concretiseren. Enerzijds is de man ernstig getraumatiseerd door tien jaar oorlog voeren, anderzijds wil hij het niet waar hebben dat zijn vrouw al die tijd gedeeld is door een elftal van Priamus’ zonen.
Von Hofmannsthal plaatst de handeling weliswaar in mythologische tijden, maar geeft in zijn correspondentie met Strauss duidelijk aan dat de enscenering eigentijds moet zijn, geïnspireerd als hij is door het lot van getraumatiseerde soldaten die terugkeerden van de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog.
Helena wordt getoond als sterke vrouw die de touwtjes vast in handen heeft, waar ze zich ook bevindt. Deze halfgodin is nooit anders gewend geweest dan dat mannen geheel in de war raakten bij haar aanblik en weet daarmee om te gaan. In sommige opzichten heeft ze in dit werk trekjes die sterk aan Lulu doen denken. En ook wel aan Ayn Rands personage Dominique Francon uit The fountainhead.
Het vele gebruik van vergetelheids- en herinneringsdranken als theatraal werktuig om de handeling te bespoedigen heeft een parallel in het gebruik van psychofarmaca bij de behandeling van geesteszieken. Eigentijdse psychiatrie in een mythologische jasje.
Regisseur Marco Arturo Marelli heeft in deze productie de bedoelingen van Von Hofmannsthal goed opgepakt. Menelas wordt getoond in al zijn onbeheerste verwarring. Hij ziet overal spoken en wil voortdurend alles en iedereen te lijf gaan. Helena laat zich de hulp van Aïthra aanleunen, maar neemt uiteindelijk haar eigen besluiten.
Muzikaal sluit deze Strauss goed aan bij het slot van Ariadne auf Naxos en delen van Die Frau ohne Schatten. De vocale eisen die aan Aïthra en Helena worden gesteld zijn vergelijkbaar met die van Die Kaiserin en Die Färberin. Menelas heeft een partij die doet denken aan Bacchus, maar dan een opera lang. Samenvattend: om dit werk goed uit te voeren heb je bijna een complete Wagner-bezetting nodig.
De titelrol werd op bewonderenswaardige wijze ingevuld door Ricarda Merbeth. Als komend seizoen de beroemde ‘Tunnelring’ van Götz Friedrich voor de allerlaatste keer wordt opgevoerd, zal zij de Brünnhilde in Siegfried op zich nemen; na deze Helena slechts een kleine stap.
Laura Aikin, bekend van haar Lulu-vertolkingen, nam Aïthra voor haar rekening, een rol die haar werkelijk past als een handschoen. Beide vrouwen waren in ‘Hochform’. Alleen daarom al kon de avond niet stuk.
Wagner-tenor Stefan Vinke, afgelopen zomer Siegfried in Bayreuth, zong Menelas. Hij zal nog weleens teruggedacht hebben aan die Siegfried: dat was hard werken, maar deze Menelas is pas echt zwaar. Niettemin bleef hij tot op het einde goed bij stem en in staat om de bijna tegen de stem geschreven partij beheerst en bij vlagen zelfs lyrisch te laten klinken. Een fenomenale prestatie.
De rol van de helderziende Mossel werd heel aardig neergezet door Ronnita Miller. Haar inbreng kwam over als een komische variant van Ulrica in Un ballo in maschera.
Het orkest van Deutsche Oper Berlin stond onder leiding van Andrew Litton. Hij hield het geheel goed onder controle, wat absoluut noodzakelijk is om de solisten niet te laten verdrinken in het orkestrale geweld dat Strauss zo graag ontketent. Een goede zaak dat Generalmusikdirektor Runnicles – altijd zeer luid – hem deze klus had gelaten.
Die ägyptische Helena is nog tweemaal te zien in april. Zie voor meer informatie de website van de Deutsche Oper Berlin.