BuitenlandOperarecensie

Bieito ensceneert La Juive in München

La Juive van Jacques Fromental Halévy geniet toenemende aandacht. Na talrijke nieuwe producties bij andere Europese operahuizen wordt het werk deze maand voor het eerst sinds 1931 weer bij de Bayerische Staatsoper uitgevoerd, in het kader van de Opernfestspiele 2016. Het resultaat valt echter tegen.

Scène uit La Juive bij de Bayerische Staatsoper.  (© Wilfried Hösl)
Scène uit La Juive bij de Bayerische Staatsoper. (© Wilfried Hösl)

Regisseur Calixto Bieito is na Fidelio en Boris Godoenov voor de derde keer te gast in München. Zoals te verwachten was, laat hij de historische achtergrond van het werk (het Concilie van Konstanz uit 1414) links liggen. Ook trekt hij zich weinig aan van de kenmerken van de grand opéra. Dat uit zich vooral door omvangrijke coupures in de massascènes in de eerste akte, evenals in het ballet in de derde akte.

De avond begint tot mijn ergernis zonder de ouverture, waarin de belangrijkste muzikale thema’s uit de opera gepresenteerd worden. In plaats daarvan wordt een Te Deum van band gespeeld.

In het door Rebecca Ringst ontworpen decor is van begin af een muur te zien, schijnbaar geïnspireerd door de Israëlische Westoeverbarrière en bedoeld als symbool voor discriminatie, buitensluiting en de innerlijke muren die de protagonisten uit de opera niet kunnen slechten. De muur kan zich om zijn eigen as draaien en vertoont af en toe symbolische scheuren, maar verder varieert het toneelbeeld slechts minimaal.

Tegen deze achtergrond vertelt Bieito een verhaal over religieus fanatisme. Hij vermijdt echter het gebruik van concrete religieuze symbolen, christelijk of joods. De neutrale kostuums van Ingo Krügler plaatsen Halévy’s opera in een zwart-grijs niemandsland. En dat is precies het probleem van deze enscenering: zonder concretisering van het religieuze conflict dat speelt tussen de joodse goudsmid Eléazar en de katholieke kardinaal De Brogni blijven de motieven van de beide aartsvijanden en de daaruit voortkomende opoffering van de onschuldige Rachel onduidelijk en ongeloofwaardig.

De reden van Eléazars haat voor christenen is de antisemitisch gemotiveerde moord op zijn zoon door de kardinaal en de pogromstemming waar hij en zijn (vermeende) dochter Rachel voortdurend onder gebukt gaan. Die motieven zijn echter geen moment voelbaar in de regie. Eléazar komt de gehele avond over als een agressieve fanaticus, wiens beweegredenen volledig onduidelijk zijn. Ook van de verscheurdheid tussen zijn liefde voor Rachel en zijn geloof is amper iets te merken.

La Juive is een opera met tal van interessante historische en religieuze aspecten. Door dat alles buiten beschouwing te laten, gaat Bieito’s enscenering mijns inziens volledig aan de kern van het stuk voorbij. Een hysterische massadoop, hyperactief flikkerende projecties (die je bijna hoofdpijn bezorgen) en een bijbelverzen reciterende prediker zijn niet genoeg om de avond betekenis te geven.

Aleksandra Kurzak als Rachel, met op de achtergrond John Osborn als Léopold. (© Wilfried Hösl)
Aleksandra Kurzak als Rachel, met op de achtergrond John Osborn als Léopold. (© Wilfried Hösl)

Wat evenmin meehelpt, is dat er in de eerste vier akten amper sprake is van een personenregie. Erg jammer, zeker omdat de regisseur er in de vijfde akte wél in slaagt om een overtuigende, aangrijpende slotscène neer te zetten, waarin Rachel in een kooi vol vlammen verbrand wordt.

Ook van de muzikale kant van deze voorstelling werd ik niet geheel gelukkig. Het roldebuut van Roberto Alagna als Eléazar was met spanning afgewacht. In zijn designerpak met stropdas en aktetas zag hij er eerder uit als een bankmanager dan een joodse goudsmid, maar hij wierp zich vol overgave op zijn rol.

Vocaal bleef er echter veel te wensen over; wellicht het gevolg van een ziekte in aanloop naar de première. Hoewel zijn zinnelijke timbre nog altijd verneembaar was, klonk zijn tenor tijdens veel passages hard en dof, met vermoeiende hoge noten. In zijn interpretatie van de beroemde aria ‘Rachel, quand du Seigneur’ overtuigde hij met grootse intimiteit, maar in de daaropvolgende, vaak weggelaten cabaletta kreeg hij heftig boegeroep voor zijn kiezen.

Aleksandra Kurzak was in eerste instantie als Eudoxie gecast, maar door het afzeggen van Kristine Opolais was ze gepromoveerd tot Rachel. Ze beleefde haar beste momenten op die plekken waar ze haar prachtige stem vrij kon laten stromen, zoals in haar aria ‘Il va venir’ in de tweede akte. Niettemin was de uit het lyrische coloratuurvak stammende sopraan toch iets te veel een lichtgewicht om volledig te overtuigen. Als Eudoxie had ze het waarschijnlijk beter gedaan.

Wel volop overtuigend was Kurzak in het grote duet in de vierde akte, ‘Dieu tutélaire’, met de Eudoxie van Vera-Lotte Böker. Zeer ontroerend hoe de twee vijanden met elkaar verbonden werden in hun liefde voor prins Léopold.

Vera Lotte-Böker, die pas in de laatste repetitiefase was ingesprongen, slaagde goed in haar vertolking van de ongelukkige prinses Eudoxie. Haar kraakheldere coloratuursopraan maakte veel indruk in haar aria en de daaropvolgende boléro ‘Mon doux Seigneur’. Een mooi wapenfeit voor op het cv van de pas 24-jarige zangeres.

Slotscène van La Juive bij de Bayerische Staatsoper. (© Wilfried Hösl)
Slotscène van La Juive bij de Bayerische Staatsoper. (© Wilfried Hösl)

Geweldig was ook John Osborn in de partij van de ontrouwe Léopold. Met zijn briljant en slank gevoerde tenor haalde hij moeiteloos alle hoge noten, waarmee hij zijn ietwat ondankbare maar toch lastige rol prominent voor het voetlicht bracht.

Ain Anger vertolkte kardinaal De Brogni met grote waardigheid, al deed zijn kostuum eerder aan dat van een maffiabaas denken. Vocaal zette hij met zijn markante, donkere bas duidelijke accenten, maar zijn optreden werd enigszins verstoord door intonatieproblemen.

Bertrand de Billy dirigeerde het Bayerische Staatsorchester weliswaar vol spanning en afwisseling, maar liet het orkest op veel plekken te hard spelen. De door althobo’s gespeelde inleiding tot Eléazars aria pakte wel prachtig uit.

Het door Sören Eckhoff ingestudeerde Staatsopernchor kweet zich zoals gebruikelijk soeverein van zijn taak, al leed het af en toe onder de overdreven actieve koorregie van Bieito.

Aan het einde van de uitvoering viel, vanwege het geslaagde slotbeeld, een aangeslagen stilte. Daarna volgde een vriendelijk applaus voor de zangers. De dame naast me meende: “Nou, die Israëli’s, dat zijn nog eens fanatische mensen…” Ik zie de uitspraak als een teken dat de boodschap van La Juive in deze productie helemaal verkeerd begrepen is…

Zie voor meer informatie de website van de Bayerische Staatsoper.

Vorig artikel

Brownlee wint Belvedere in Kaapstad

Volgend artikel

Appl eert Heinrich Heine met nieuwe cd

De auteur

Mordechai Aranowicz

Mordechai Aranowicz

1 Reactie

  1. Ben Siebers
    5 juli 2016 at 00:51

    Ben net terug van deze la Juive (4 juli). De regie vermocht mij ook niet te boeien. Door de eentonige kleding (alleen Rachel viel uit de toon met een felgroene jurk) had ik inhet begin zelfs wat moeite de zangers in de bijrollen te onderscheiden. Alagna was vanavond wel heel goed op dreef. Schitterde niet alleen in zijn aria ” Rachel, quand du seigneur” maar kreeg daarna voor zijn cabaletta ook applaus en zeker geen boegeroep. Vond Kurzak zeker niet te licht coor de hoofdrol en voor de beoordeling van de overige solisten ben ik het geheel met Mordechai eens.