De Ring in Berlijn: Siegfried
De Staatsoper Berlin sluit zijn seizoen af met een reprise van Der Ring des Nibelungen in de regie van de Vlaming Guy Cassiers. Laura Roling bezocht de vier delen van Wagners magnum opus en bericht vanuit Berlijn. In deel drie: een stralende Siegfried.
In het derde deel van Der Ring des Nibelungen bevindt Siegfried zich het grootste deel van de avond op het toneel. Een vocaal en fysiek uitputtende rol voor de heldentenor die zich eraan waagt. In Berlijn is dat de Oostenrijkse tenor Andreas Schager, die het haast onmogelijke presteert: van begin tot eind straalt hij vocaal en fysiek als de titelheld.
In Siegfried zet regisseur Cassiers de lijn van Das Rheingold en Die Walküre voort. Het podium wordt wederom van relatief weinig decorstukken voorzien, ditmaal hoofdzakelijk van metaal. Zo is in de woning van Mime vrijwel alles van grauw metaal. Er hangen verder lampen en monitoren die Siegfried gebruikt bij het smeden van zijn zwaard. Ook in het woud waarin Fafner zich teruggetrokken heeft, komt metaal terug, ditmaal in de vorm van bomen die opgebouwd zijn uit metalen ringen. Het geheel ziet er onheilspellend uit.
De verschijning van Fafner, die als draak de ring, de Tarnhelm en het Rijngoud bewaakt, was helaas een anticlimax. Een aantal dansers liet een witte doek golven over het podium. Op dit doek werden schubben van reptielen geprojecteerd, en dat moest dan de welhaast onoverwinnelijke Wurm voorstellen.
Ook de beklimming van Brünnhildes rots had iets grootser aangepakt kunnen worden. Om zijn geliefde te bereiken, hoefde Siegfried zich slechts langs een rijtje houten palen te wurmen waarop vlammen geprojecteerd werden.
Ook in Siegfried maakt Cassiers gebruik van projecties op een achterwand. Het lijkt er echter op dat de regisseur inspiratie begint te verliezen: in tegenstelling tot de projecties in Das Rheingold en Die Walküre zijn de projecties in Siegfried aanzienlijk minder inventief. Een extra betekenislaag of een versterking van de atmosfeer of stemming is er niet meer in te ontwaren.
De tot zover zwakste productie in Cassiers’ Ring werd gered door de sensationele Siegfried van Andreas Schager. Vanaf zijn eerste entree op het podium zong de tenor op volle kracht. Ik bereidde me mentaal al voor op een Siegfried die Brünnhilde met een uitgeput en ietwat schor stemgeluid de liefde zou gaan verklaren. Ik zat er echter volledig naast. Schager was aan het eind van de avond nog in precies dezelfde frisse en indrukwekkende vocale staat als aan het begin. Er zijn op dit moment bij mijn weten geen heldentenoren te vinden die Schager dit op deze manier nadoen.
Ook het acteerwerk van de Oostenrijker was hoogst energiek. Zijn Siegfried was geen stoere adolescent, maar een kinderlijke knul die enthousiast en welhaast ontembaar over het podium stormde. Dankzij Schagers interpretatie was het niet meer dan logisch dat Brünnhilde haar geliefde omschrijft als een “kindischer Held”.
Iréne Theorin hoefde als Brünnhilde pas aan het eind van Siegfried aan te treden en zong met volle, warme stem. Haar rolbeleving was wederom indrukwekkend: ze wist de emotionele uitersten van Brünnhilde – van enthousiaste gepassioneerdheid tot angstige kwetsbaarheid – grandioos over te brengen.
Mime is in de productie van Cassiers al vanaf zijn eerste verschijning een vrij eendimensionale ‘bad guy’, die de slechte behandeling door Siegfried meer dan verdient. Dat maakte de eerste akte aanzienlijk minder interessant dan wanneer de motieven en gevoelens van Mime langer onduidelijk worden gehouden. De rol werd overigens wel uitstekend gezongen door Stephan Rügamer, die in Das Rheingold nog als Loge de show stal.
Iain Patersons indrukwekkend gezongen Wotan bleef ook in dit deel een consistent karakter. Hij had aan het slot van Die Walküre het podium dan wel met gebogen rug verlaten, zijn kilheid en ambitie was hij in Siegfried nog lang niet kwijt.
Wotan lijkt erop te rekenen dat zijn oorspronkelijke plan om zijn heerschappij veilig te stellen alsnog, zij het via Siegfried in plaats van Siegmund, zal slagen. Hiervan lijken bijvoorbeeld de wrede, ietwat sadistische gezichtsuitdrukkingen van Paterson tijdens zijn gesprekken met Mime en Alberich blijk te geven.
Pas bij zijn bezoek aan Erda lijkt tot Wotan door te dringen dat het einde echt onafwendbaar is. Desalniettemin belichaamde Paterson ook bij zijn ontmoeting met Siegfried een Wotan die de hondsbrutale Wälsung het liefst een lesje zou willen leren. Van opluchting bij het breken van zijn speer, het symbool van zijn macht, leek geen sprake.
Alberich en Erda werden wederom uitstekend vertolkt door respectievelijk Jochen Schmeckenbecker en Anna Larsson. Ook Falk Struckmann keerde terug in een rol die hij ook in Das Rheingold had gezongen. Veel indruk wist hij jammer genoeg niet te maken als de verslagen Fafner, omwikkeld door een wit laken.
Christina Gansch zong een prachtige, glasheldere Waldvogel vanuit de coulissen, terwijl de rol op het podium door een ietwat eigenaardig gechoreografeerde danseres gespeeld werd.
Daniel Barenboim en zijn Staatskapelle Berlin wisten het grandioos hoge niveau van de twee voorgaande avonden vast te houden. Al vanaf de eerste maat van elke nieuwe akte kon het publiek niet anders dan zich laten meesleuren in het universum van de Ring.