Christie leidt geraffineerde Médée in Zürich
William Christie dirigeert in Zürich ‘zijn’ Médée en laat met het Orchestra La Scintilla de partituur van Marc-Antoine Charpentier volop glanzen. De grandioze Stéphanie d’Oustrac vertolkt de titelrol.
Médée is de enige opera van de Franse barokcomponist Marc-Antoine Charpentier, die ondanks de meer dan 550 ballet- en theaterstukken die hij voor onder anderen de Zonnekoning en Molière componeerde tot op de dag van vandaag een relatief onbekende naam is voor operaliefhebbers. Haal hem trouwens niet door de war met de andere Charpentier, Gustave, de componist van de ‘one-hit-opera’ Louise uit 1900.
Volgens de laatste onderzoeken zag Charpentiers ’tragédie en musique’ Médée in 1693 het levenslicht. Na tien voorstellingen verdween de opera echter weer van het toneel en dat bleef zo tot de Amerikaanse onderzoeker, klavecinist en dirigent William Christie de partituur in de jaren tachtig onder de dikke laag stof vandaan haalde, opnieuw uitbracht en op cd zette met zijn specialistenensemble Les Arts Florissants (een orkest dat naar een muziekstuk van Charpentier vernoemd is).
William Christie staat nu op de bok van het Opernhaus Zürich om Médée een nieuwe uitvoering te geven. Onder zijn leiding brengt het Orchestra La Scintilla de bijna drie uur muziek met groots raffinement tot klinken. De eigenheid van de compositie komt goed voor het voetlicht: lineariteit en gecontroleerdheid in muziek die zich geheel in dienst van de tragedie voortbeweegt, zonder zich in effectbejag of de conventies van de heersende Italiaanse stijl uit die tijd te verliezen. Juist die eigenschappen verklaren wellicht waarom het werk weinig bijval kreeg van Charpentiers tijdgenoten in Parijs en waarom verdere verspreiding in Europa uitbleef.
Ondanks de ongelofelijk spannende en aangrijpende psychologische nuances van de hoofdpersoon Médée kan het libretto van Thomas Corneille (de jongere broer van de grote Pierre) over het geheel genomen niet tot de beste voorbeelden van de Franse klassieken gerekend worden. Maar met een zangeres als Stéphanie d’Oustrac in de hoofdrol maakt dat niet veel uit en is een allesbehalve oninteressante voorstelling gegarandeerd.
De Franse mezzosopraan is bij barokliefhebbers al lange tijd een geliefde naam. Al in 2004 zong ze, op indrukwekkende wijze, de rol van Médée in Versailles. Zeer interessant om haar nu op het toneel in Zürich te zien. Door haar concentratie en intensiteit en door haar stijlvastheid en gecontroleerde vibrato is ze theatraal en vocaal de steunpilaar van de gehele uitvoering.
Aan het enscenerende front gaat regisseur Andreas Homoki verfrissend antihistorisch en geroutineerd te werk. Het abstracte decor stelt een soort witte gang voor, met een plafond dat, hangend aan vier grote, roze haken, naar boven en naar beneden kan bewegen. Decorontwerper Hartmut Meyer heeft het bedoeld als toespeling op de machinerie van het baroktheater.
Rondom de classicistisch-Afrikaans aangeklede Médée (met dreadlocks en tatoeages) staat een in het wit gestoken, elegant gezelschap en een koor van honkbalspelers. De rol van outsider die Médée speelt, wordt zo door de kostuums van Mechthild Seipel extra onderstreept. Seipel zorgt verder voor kleurexplosies en veel afwisseling in scènes als die waarin Médée geesten oproept en in de divertissementen.
Homoki kiest voor kleur in plaats van ballet. De vele danspassages vervangt hij door pantomimen, om de al bijna 2500 jaar oude stof van het Médée-verhaal duidelijker te maken voor het operapubliek. Zürcher zijn soms eigenzinnig: het requiem van Verdi wordt gedanst, maar dansmuziek wordt gespeeld…
Om voor meer vermaak en verfrissing te zorgen – en wellicht ook om de streng classicistische tragedie wat beter verteerbaar te maken – overdrijft Homoki de figuren van Créon en Oronte. Hij behandelt hen op een buffomanier.
Toegegeven: ook zonder dans en met een snuifje regievrijheid overleeft de partituur de test in Zürich. Haute-contre Reinoud Van Mechelen als Jason, Nahuel di Pierro als Créon, Mélissa Petit als Créuse en Ivan Thirion als Oronte vormen samen met de andere, talrijke kleine rollen een jong en fris ensemble, dat zich met passie en overtuiging voor deze Médée inzet.
Charpentiers Médée behoort tot de rariteiten op de programma’s van operahuis, al bracht het Theater Basel precies twee jaar geleden ook een scenisch boeiende en muzikaal niet minder dan betoverende uitvoering van het werk (de Zwitserse première, onder leiding van Andrea Marcon en met Magdalena Kožená in de titelrol). Ik ben benieuwd welke prima donna en welk operahuis zich in de toekomst zullen melden voor verder eerherstel van Charpentier!
Médée is nog tot en met 18 februari te zien. Zie voor meer informatie de website van het Opernhaus Zürich.