Luikse opera speelt fraaie Jérusalem
De Opéra Royal de Wallonie in Luik is ieder seizoen goed voor één of meerdere rariteiten. Op vrijdag 17 maart ging Giuseppe Verdi’s zelden gespeelde opera Jérusalem in première. Een fraaie voorstelling, die Verdi’s werk helemaal recht deed.
Door zijn Italiaanse successen werd Verdi al vroeg in zijn carrière gevraagd om een opera voor het Franse toneel te schrijven (1847). Zoals destijds wel vaker gebeurde, besloot de componist een bestaand werk om te werken tot een nieuwe, volwaardige Franse opera.
I Lombardi, een opera die het Franse publiek nog niet gehaald had, werd met de hulp van de librettisten Alphonse Royer en Gustave Vaëz omgeschreven tot Jérusalem. Naast de toevoeging van het verplichte ballet in de derde akte werd de volgorde van de opera gewijzigd, transponeerde Verdi de tweede tenorrol naar baritonhoogte, werd er een aanvullende scène voor de tenor opgenomen en verviel het bijzondere tussenspel uit de oorspronkelijke derde akte (het vijf minuten durende ‘vioolconcert’ van Verdi).
De handeling van de opera werd uiteraard ook aangepast, maar er zijn wel veel overeenkomsten. Jérusalem speelt zich ook af in de middeleeuwen, ten tijde van de kruistochten. De Lombarden zijn nu echter Fransen geworden, uit Toulouse. Beide opera’s eindigen met de vergiffenis van de kluizenaar Roger, maar in Jérusalem worden Gaston en Hélène in geluk herenigd, terwijl in I Lombardi Oronte (Gaston) aan het einde van het beroemde terzet overlijdt.
Verder draait Jérusalem vooral om Gaston, een rol die bij de wereldpremière vertolkt werd door de legendarische Gilbert-Louis Duprez, de tenor die als eerste de hoge C in borststem zong (daarvoor werd een hoge C voix-mixte gezongen). Speciaal voor Jérusalem herschreef Verdi de tenoraria, zodat Duprez ook hier zijn kunstje weer ten gehore kon brengen.
Jérusalem is uiteindelijk de geschiedenis ingegaan als één van Verdi’s minst gespeelde opera’s. Dat komt mijns inziens doordat de ontwikkeling die Verdi doormaakte in het decennium 1840-1850 zelfs voor de componist te snel ging om Jérusalem, vijf jaar na het componeren van I Lombardi, om te dopen in een verfrissende nieuwe opera. Daarnaast lijkt de Franse taal over het algemeen niet helemaal te passen bij de verfrissende klanken uit Verdi’s beginjaren.
De voorstelling in Luik is een mooi eerbetoon aan deze zelden gespeelde opera. De regie is in handen van de directeur van de Opéra Royal de Wallonie, Stefano Mazzonis di Pralafera. Zoals veel van zijn producties is ook deze Jérusalem met veel liefde gemaakt. Het decor is, behoudens prachtig geschilderde achterwanden, simpel van opzet. De kostumering is traditioneel, met veel zorg gemaakt. Een lust voor het oog.
Muzikaal viel er voldoende te genieten. Zowel de sopraan, Elaine Alvarez, als de bas, niemand minder dan Roberto Scandiuzzi, moesten in de eerste akte hoorbaar warmdraaien. Scandiuzzi, die de rol van Roger in 2001 opnam voor cd, zong in de eerste akte wat aan de grove kant, maar vanaf zijn grote scène in de tweede akte klonk hij indrukwekkend.
Sopraan Elaine Alvarez heeft een grote, temperamentvolle stem. Ze klonk wat omfloerst in het begin van de opera, maar schudde dat van zich af in haar grote aria aan het begin van de tweede akte, waarin ze indruk maakte met veel vocaal vuurwerk. Daarna klonk alles als een klok bij haar.
De meeste indruk maakte de in Luik geboren tenor Marc Laho, die de rol van Gaston verzorgde. Zijn heldere tenor bleek uiterst geschikt voor de Franse Verdi. Het maakt nieuwsgierig naar de andere twee Franse Verdi’s, met Laho in de hoofdrol.
Voor het koor was een hoofdrol weggelegd. Jérusalem kent veel grote scènes, met veel werk voor het koor. Het Pelgrimskoor, net niet zo bekend als de tegenhanger van Wagner, klonk prachtig. Jammer alleen dat een enkel koorlid wat overdreven acteerde. Dat deed een beetje afbreuk aan de totale voorstelling.
Een vergelijkbare ervaring had ik met het ballet. Nu is een ballet altijd een lastig iets in een opera. Het legt de voorstelling nog meer stil dan een aria of een duet en als het verder niets toevoegt aan de handeling van de opera, duurt het wel erg lang. Zo ook in deze Jérusalem. Uiteraard is het leuk om de muziek volledig te horen, maar de (semi)moderne choreografie waarvoor gekozen was, viel erg uit de toon in de traditionele enscenering.
De muzikale directie kwam voor rekening van de Italiaanse dirigente Speranza Scapucci. In haar interpretatie kon je horen dat ze gevoel heeft voor de muziek van de Italiaanse grootmeester, maar helaas kwam niet alles goed tot zijn recht. Het orkest klonk soms wat houterig, zonder dat ik het gevoel had dat dit de bedoeling was.
Wat in de eerste akte een lange avond leek te worden, ontpopte zich daarna als een geslaagde productie. En zo verlieten we na ruim drie uur genieten toch weer voldaan de Luikse opera.
Jérusalem is nog tot en met 25 maart te zien. Zie voor meer informatie de website van de Opéra Royal de Wallonie.
11Reacties
Inderdaad eindelijk eens een zeldzaamheid! En wat voor één! Dat dit werk bijna niet gespeeld wordt, zal wel grotendeels aan het verhaal liggen (al valt dit wat mij betreft nog best mee) want de muziek is bijna onafgebroken prachtig, zowel de aria’s, de koren als de talrijke ensembles.
Toch even mijn zienswijze geven op de herwerking van ‘I Lombardi’ in Gérusalem’: ik zie niet direct in van welke tenorrol een bariton gemaakt is. ’t Is volgens mij eerder zo dat van twee liefdeskoppels (waarvan één niet verder ging dan het eerste bedrijf) er nu slechts één gemaakt is dwz van 2 sopranen en 2 tenoren slechts één meer van beiden. Verder zijn de Lombarden dus inderdaad Fransen geworden en de intrigue is vereenvoudigd. Lange tijd wordt ook de verkeerde beschuldigd, wat in de Lombardi-versie niet het geval was. Eigenlijk is het een nieuwe opera met deels dezelfde muziek…
Visueel was het vaak heel mooi, vooral de kostuums (bv vrouwen in verschillende schakeringen van dezelfde kleur). De decors waren sober maar gaven wel subtiel het verschil tussen het Westen en het Oosten. Wel een eerder abstracte woestijn met enorme schuine balken…
De personenregie was eerder aan de statische kant; maar dat was in dit geval wel voldoende om het verhaal te vertellen en het had iets ‘opera-ritueel-achtig’. Het ballet viel van stijl inderdaad wat buiten de rest maar de bewegingen waren perfect getimed en heel virtuoos en het geheel oogde heel mooi…
Ik vond E. Alvarez in haar beginaria nogal schreeuwerig in de hoogte, maar dat verbeterde daarna wel; ze kan de rol ongetwijfeld aan (wat al niet niets is!) maar ik vind haar stem niet echt ‘aangenaam’ klinken…
Niets dan lof daarentegen voor R. Scandiuzzi, grimmig in ’t begin lyrischer daarna in zijn berouw. En zeker voor de stralende tenor van M.Laho.
En de koren (versterkt?) waren in uitzonderlijk goede doen wat hun tussenkomsten en de ensembles tot hoogtepunten maakte.
Een ontdekking du, een opera die men wat vaker en even schitterend mag geven. en nu (een suggestie…)) eens ‘La bataglia di Legnano’!(ook een prachtig werk!)
Fijn om deze recensie en de bevindingen van Stefan te lezen. Ik ga donderdag naar de live-stream kijken!
Zoals u weet, meneer Caprasse, was ik er ook afgelopen zondag. Elaine Alvarez begon inderdaad nogal schreeuwerig, maar herstelde zich wel. Haar timbre is niet helemaal my cup of tea, althans voor deze rol. Wat Roberto Scandiuzzi betreft ben ik het zowel met de recensent als met u oneens. Je kunt horen, dat de man een grote bas is GEWEEST, want het beste is er af. De grote verrassing was voor mij Marc Laho, die geleidelijk aan is opgeschoven van het lichte naar het wat zwaardere lyrische repertoire en met succes. De dirigente Speranza Scappuci heb ik voor het eerst meegemaakt vorig jaar in Pesaro, waar zij “Il Turco in Italia” dirigeerde. Inmiddels heeft zij ook al in de Weense Staatopera gestaan. M.i. een groot talent. Het ballet moest er natuurlijk voor Parijs in, maar slaat eigenlijk nergens op: het onderbreekt alleen maar. Ondanks de fraaie muziek een corpus alienum wat mij betreft, een indruk, die nog werd versterkt doordat het in stijl sterk afweek van die van de opera zelf. Mooie enscenering. Nadat ik in de pauze – zoals vaker – nog mijn twijfels had was ik na afloop toch zeer content met deze uitvoering van een vooral muzikaal prachtig werk.
Over het ballet begrijp ik Uw mening, maar principieel vind ik het goed dat, voor die ene keer dat men dit werk geeft, men het integraal geeft. Aldus heeft men ook die integrale versie, moest men besluiten er een DVD van uit te brengen. En het hoort toch bij een voor Parijs herzien werk. Al staat het natuurlijk op een onhandige en zelfs grappige plaats: de kruisvaarders zijn in aantocht, dat wordt even vergeten voor een divertissement en daarna gaat men verder met de ‘serieuze zaken’!
Het ballet is voor de opera in wezen irrelevant. Het past gewoon niet in het verhaal. Het staat er compleet los van. Maar Verdi heeft het nu eenmaal geschreven voor dit werk en daarom moet men het ook maar uitvoeren, dat ben ik met u eens.
Ik ga zaterdag, laatste voorstelling geloof ik, maar “walking behind” is my middle name. Ben een groot fan van Luik (de opera) en een nog grotere fan van de onvolprezen Stefano Mazzonis di Pralafera, een man die van operawanten weet en, belangrijker, geheel bij zinnen is. Die zouden we (wij, in Amsterdam) daar eens moeten wegplukken en hem de touwtjes in handen geven van De Nationale Opera. Nu de 30-jarige oorlog bijna ten einde is, heeft de hoofdstad recht op een langdurige Breth-Warlikowski-vrije periode van onbekommerdheid.
Ik zou zo zeggen, veel plezier zaterdag…
Beste mijnheer Keegel,
Wat ben ik het met U eens! Ga naar Luik en je krijgt opera zoals het moet zijn. Uitvoeringen, zoals de componist het heeft bedoeld. Ik was er afgelopen donderdag en heb volledig kunnen genieten van een zeer fraaie muzikale uitvoering en van een dito toneelbeeld, zonder dat je je hoeft te ergeren aan idiote ideeen van geschifte regisseurs. Zeker bij werken die zelden worden uitgevoerd, wil je daar optimaal van genieten. (En je wilt niet – zoals b.v. in Amsterdam bij I Vespri Siciliani – dat zo’n zeldzame uitvoering wordt verpest door de regisseur.)
Dan nog even over de uitvoering zelf: Ik vond Roberto Scandiuzzi nog heel indrukwekkend met zijn grote en warme bas. Ik hoorde hem voor het eerst in Amsterdam samen met Nelly Miricioiu in Mefistofele in 1985, toen was hij een ontdekking, nu – 32 jaar later!! – nog steeds een groot zanger. Mevr. Alvarez vond ik zeer acceptabel, niet altijd even fraai, maar wel met lef. Ook voor mij was Marc Laho een grote verrassing, al had ik de indruk, dat hij aan het eind van de avond enigszins last had van vermoeidheidsverschijnselen (maar wat wil je ook met 5 voorstellingen in 9 dagen.) Toneelbeeld in kostuums waren zeer fraai, al vond ik het geheel soms enigszins statisch, maar dat ligt misschien meer aan de opera dan aan de regie. Ik hoop dat we in Luik nog veel van dit soort schitterende uitvoeringen krijgen.
Ik wist het, en toch schrok ik mij een ongeluk. Het libretto vermeldt dat het begin van de opera in het Paleis van de Graaf van Toulouse speelt. En wat zien wij op het toneel? Het Paleis van de Graaf van Toulouse! Ik viel onmiddellijk ten prooi aan complete desoriëntatie, die weldra overging in het comfortabele besef dat we in de veilige handen zijn van regisseur van Stefano Mazzonis di Pralafera. Bij hem geen bizarre visies en concepten. Het feit dat in deze opera Roger zijn nichtje begeert, had in Amsterdam zonder twijfel geleid tot een Theatervernieuwer met invalshoek “incest”. En verder hoef je bij Stefano nooit in de rats te zitten dat je een filmcitaat hebt gemist.
Voortreffelijke regie dus weer in Luik, fijne toneelbeelden, mooie aankleding. Voor de rest was ik minder enthousiast, vooral omdat deze opera veel te lang is. Komt geen eind aan dit bizarre verhaal dat Il Trovatore tot kinderliteratuur maakt. Het was al 23:45h voordat ik mij bij Au Point De Vue aan de Filet Americain met een Leffe Triple kon zetten. Ik ben dan wel in Belgische dienst, en in Rome we do as the Romans do, maar er zijn grenzen.
Grootste tegenvaller: dirigenteuse Speranza Scapucci. Geen clown zoals Barbara Hannigan, maar wel een rechtlijnige Kapellmeister! Lennaert noemt het orkest “houterig”, en inderdaad dat kan kloppen want Speranza Scapucci was meer een tot leven gewekte metronoom dan een warmbloedige Verdi-dirigent. Geen enkele italianità, alles strak in de maat, te weinig dynamische variatie. Verdi moet af en toe lekker vet uit de hoek komen, het gaat tenslotte niet om de Triosonates van Bach. De cast was heel behoorlijk, maar sopraan Elaine Alvarez was wel heel wisselvallig, daar zaten soms heel lelijke noten tussen. Gelukkig werd zij ook in deze (laatste) voorstelling zij gaandeweg beter. Beter dan andersom, zullen we maar zeggen. Wat Roberto Scandiuzzi betreft ben ik het met amice De Haan eens: van die stem word je niet meer blij, das war einmal….
En dan het al eerder besproken ballet: een ernstig obstakel op weg naar mijn Leffe Triple. Ging eindeloos door, en wat nog erger was: de balletMUZIEK! Die Verdi heeft me daar toch een paar lullige deuntjes opgekalkt! Hierbij vergeleken is de liftmuziek bij C&A een sterk staaltje van muzikaal vernuft.
Jérusalem, leuk om een keer meegemaakt te hebben. Elaine Alvarez, heel leuk om een keer gezien te hebben (zullen de heren met mij eens zijn).
Luik, altijd weer een groot genoegen om te gast te zijn geweest.
Beste heer Olivier, wat de enscenering, het ballet, Elaine Alvarez en Roberto Scandiuzzi betreft kan ik het wel met u eens zijn, aangaande Speranza Scapucci echter in het geheel niet. Ik verwacht, dat wij nog veel van haar zullen horen. Opvallend vind ik, dat u geen woord wijdt aan Marc Laho, voor mij dé verrassing van deze uitvoering. Ik heb op deze site al eens eerder gesteld, dat Stefano Mazzonis di Pralafera in Amsterdam geen schijn van kans maakt: veel te “traditioneel”!
Zie m.n. voor Speranza Scapucci http://www.forumopera.com/jerusalem-liege-jerusalem-delivree-par-liege.