BuitenlandOperarecensie

Hilsdorf ensceneert traditionele Siegfried

Voor hoofdstuk drie van zijn nieuwe enscenering van Der Ring des Nibelungen bij de Deutsche Oper am Rhein heeft regisseur Dietrich Hilsdorf een vrij traditionele aanpak gekozen. Cornel Frey en Simon Neal blinken uit als Mime en Wanderer.

Michael Weinius als Siegfried en Cornel Frey als Mime in Siegfried. (© Hans Jörg Michel)

Altijd weer iets om naar uit te kijken in Siegfried: hoe zal de Riesenwurm Fafner op het toneel worden getoond? In Düsseldorf kwam er een enorme stoommachine op, waar Siegfried zijn zwaard in stak. De voorklep zwaaide open en de stervende Fafner kwam uit de stoomketel gekropen.

Na het wrak van een Apachehelikopter zagen we ook in dit deel van de Ring bij de Deutsche Oper am Rhein een groot technisch object op het toneel, dat in relatie kon worden gebracht met de verhaallijn. Draken staan voor vuur, rook en een hoop lawaai, bijna net als stoommachines. Een aardige vondst.

Zo waren er nog wel meer vondsten in deze verder vrij traditionele Siegfried-enscenering van regisseur Dietrich Hilsdorf. Traditioneel in de zin dat het libretto grotendeels nauwkeurig werd gevolgd, ook op detailpunten, en er geen sprake was van een ander concept dan door Wagner aangegeven. Mime was een achterbakse, manipulerende smid, Siegfried een opstandige jongeman die de wereld in wil trekken, vooral om van Mime af te zijn.

Michael Weinius maakte van Siegfried een echte ‘Draufgänger’, zowel in zang als in spel. Weinius is goed tegen de problemen van de rol opgewassen. Hij kwam ook goed uit de verf in de lyrische passages, waarin hij zijn leven overdenkt; geen vader, geen moeder, helemaal alleen. Maar met het verdelen van zijn krachten bleek hij wat moeite te hebben. De pauze na het tweede bedrijf kwam maar net op tijd en in de derde akte moest hij wat forceren.

De Mime van Cornel Frey was puntgaaf. Hij zou goed op zijn plaats zijn in de nieuwe Bayreuther Ring die in 2020 van start zal gaan. De man heeft een perfecte stembeheersing, waardoor hij kan schmieren, schreeuwen en ook nog mooi zingen, bijna allemaal tegelijk. Zijn karakteruitbeelding was optimaal in de ontmoeting met Wotan, die overigens een hilarisch einde kreeg.

Simon Neal als Wanderer naast Erda, op de foto gezongen door Susan Maclean, afgelopen zondag vertolkt door Renée Morloc. (© Hans Jörg Michel)

Wotan stelt zich in de eerste twee delen nooit voor, maar men weet wel wie hij is: de oppergod. In Siegfried reist hij incognito als Wanderer. Zodoende kan hij aanspraak maken op de gastvrijheid die ‘dolende reizigers’ vergund dient te zijn. In Hilsdorfs regie verplaatst hij zich op een fiets, een vooroorlogs model van het merk Wanderer. Als bagage heeft hij een plastic zak bij zich met daarin een fles wijn, twee bekers en een stokbrood. Verder nog een krant, zodat hij al lezend de indruk kan wekken niet op zijn omgeving te letten.

Als Mime het antwoord op de derde vraag schuldig moet blijven, pakt hij snel een fietspomp en begint als een bezetene Wotans banden op te blazen, als om het goed te maken. Het was een komisch moment dat tegelijkertijd Mimes positie van de gedoodverfde schlemiel prachtig wist te benadrukken.

Net als in de voorgaande delen kon Simon Neal mij volledig overtuigen als Wotan. Hij zette een imposante oppergod neer die, ook al is hij afgegleden tot het niveau van een rondfietsende zwerver, zich nog steeds gedraagt alsof hij alle macht heeft. Dat werd met name duidelijk in zijn confrontatie met Siegfried, een kantelmoment in de Ring.

Siegfried is de nieuwe man voor wie het oude moet wijken. De toeschouwer weet dat en is geneigd zijn kant te kiezen. Maar de afgedankte heerser verzet zich tegen wil en dank voor een laatste maal, ook al is hij feitelijk gebaat bij de gang van zaken. Het is een combinatie van factoren: gebrek aan respect van zo’n snotneus, angst voor een onbekende toekomst en misschien ook wel jaloezie vanwege zijn ‘Wunschmaid’ Brünnhilde, die op het punt staat het lot te ondergaan dat hij voor haar heeft bestemd. Eigenlijk kan hij maar beter sterven nu, ware het niet dat goden onsterfelijk zijn. Ik moest denken aan een uitspraak over dictators: “The only certificate that is of any use for a deposed dictator, is a death certificate.”

Net als dat Robert Carsen vroeger overal stoelen op het toneel zette, werkt Hilsdorf graag met een keukentafel. Zo ook hier. Plotseling treffen we bij Neidhöhle een tafel met een paar stoelen aan, waaraan Alberich zijn onderonsje heeft met Wotan, die net aan komt fietsen, uiteraard met wijn en stokbrood. Alleen een bos uien ontbreekt aan dit clichébeeld.

Martin Winkler was niet de beste man van het veld, te veel overacterend en met een wat gorgelend stemgeluid. Het zal zijn avond niet geweest zijn; we wachten af hoe hij zich in Götterdämmerung als Alberich zal presenteren. De scène van de twee rivaliserende Nibelungen werd desondanks mooi uitgespeeld, vooral door de inbreng van Frey als Mime.

Michael Weinius als Siegfried en Linda Watson als Brünnhilde. (© Hans Jórg Michel)

Geleid door een onzichtbare Waldvogel ging Siegfried vervolgens op weg naar Brünnhildes rots, of in dit geval het wrak van de Apachehelikopter waarin ze door Wotan te slapen was gelegd. Op weg daarheen werd hij lastiggevallen door een oude man op een fiets – het zal ook eens niet. Maar zijn zwaard brak de speer, waarna Wotan het veld ruimde, für immer.

Voordat het zover was, kwam uiteraard eerst nog oermoeder Erda in beeld, vertolkt door een oudgediende bij de Rheinoper, Renée Morloc. De kleine rol van Erda gaat haar nog goed af, Fricka kostte net iets te veel moeite. Hilsdorf laat Erda halfslapend in een stoel aan de zijkant van het toneel zitten en daar laat Wotan haar ook achter na zijn vruchteloze ontmoeting met de moeder van zijn Wunschmaid. Pas tegen de tijd dat Brünnhilde toegeeft aan Siegfrieds avances en er iets staat te gebeuren tussen die twee, ruimt ze het veld. Moeder wil niet overal bij zijn, ook al is ze helderziend.

Ook Linda Watson is een oudgediende in Düsseldorf. In 1995 hoorde ik haar voor het eerst als Gutrune en spoedig daarna begon ze rollen voor dramatische sopraan te delen met Gabriele Schnaut. In 2006 zette ze een voortreffelijke Brünnhilde neer in Amsterdam, maar inmiddels zijn we twaalf jaar verder en dat is te horen.

Het optreden van Brünnhilde in dit Ring-deel is relatief kort, maar dat wil niet zeggen dat het de gemakkelijkste Brünnhilde-partij van de drie is. Zeker niet. Watson deed haar uiterste best, zong zeer fraaie passages en maakte over het geheel een goede indruk, maar die werd grotendeels weer tenietgedaan door het pijnlijk missen van haar drie topnoten, waar ze bijna een volle toon onder bleef. Beter een octaaf lager zingen.

De kleinere rollen van Fafner en Waldvogel waren met respectievelijk Thorsten Grümbel en Elena Sancho Pereg adequaat bezet. Wie wil horen wat deze Elena werkelijk kan, moet haar Zerbinetta eens gaan beluisteren.

De Düsseldorfer Symphoniker speelde deze keer uitstekend, veel beter dan bij Die Walküre, als mijn herinnering me niet bedriegt. Axel Kober hield de zaak goed in de hand, waardoor de balans tussen zangers en orkest steeds goed verzorgd was. Helaas liet hij bij aanvang van de derde akte de teugels wat vieren. Logisch natuurlijk, want dat is een moment dat het orkest eens fijn kan uitpakken, maar de kennelijk toch wat vermoeide Simon Neal had moeite om in dit geweld vocaal overeind te blijven. Dat Kobel daarin niet mee wenste te gaan, deed een klein beetje afbreuk aan mijn waardering.

Siegfried is dit seizoen alleen nog op 10 mei te zien. Volgend seizoen zijn er verschillende voorstellingen in Duisburg. Zie voor meer informatie de website van de Deutsche Oper am Rhein.

Vorig artikel

Russell Thomas: een ongewone Tito

Volgend artikel

Cité de l’Opera: Wende, Lenny en Julius

De auteur

Peter Franken

Peter Franken