AchtergrondBuitenlandInterviews

Lotte de Beer houdt haar passie fris

Met een knappe productie van Der fliegende Holländer debuteerde Lotte de Beer afgelopen weekend bij de Malmö Opera. Een nieuw wapenfeit op haar indrukwekkende cv. Place de l’Opera zocht haar op in Zweden en sprak met haar over idealisme versus realisme. “Soms hebben zangers maar één vraag: heeft mijn kostuum een taille?”

Lotte de Beer: “Ik wil niet cynisch worden, ook al komen plannen en ideeën niet altijd van de grond.” (© Aviya Wyse)

Negen jaar geleden sprak ik Lotte de Beer voor het eerst. Ze was net als ik een twintiger en had ambitieuze ideeën voor de toekomst. Ze had de Ton Lutz Prijs voor grootste regietalent gewonnen en timmerde met haar eigen gezelschap New Opera Amsterdam aan de weg. Ze wilde iets bijdragen aan opera, vertelde ze, om de kunstvorm levend te houden.

In negen jaar is veel gebeurd. Lotte de Beer is een grote naam in de operawereld. Ze regisseerde meerdere producties bij De Nationale Opera, waaronder recent Il barbiere di Siviglia. Ze debuteerde bij de Bayerische Staatsoper en de Bregenzer Festspiele en creëerde succesvolle producties bij onder meer het Theater an der Wien, het Aalto-Musiktheater en de Oper Leipzig. In 2015 ontving ze een International Opera Award.

De Beers agenda lijkt met haar status meegegroeid te zijn. Dit seizoen regisseert ze maar liefst zes producties in zes verschillende landen, waarvan slechts één reprise. Ondertussen heeft ze er een extra “fulltime job” (zo noemt ze het zelf) bijgekregen: een dochtertje van zestien maanden.

Het maakt dit seizoen “erg pittig”, vertelt De Beer. Toch is ze optisch geen spat veranderd. Ze komt net zo jong en bevlogen over als negen jaar geleden. De passie voor haar vak sprankelt door haar gebaren en expressies.

We ontmoeten elkaar in de kantine van de Malmö Opera, kort voor de première van Der fliegende Holländer. Nerveus is ze niet. “Aan het begin van mijn carrière kon ik op zulke dagen niet eten. Nu begint het te wennen. Ik ben vooral heel nerveus op de momenten dat ik echt nog wat kan doen, bijvoorbeeld bij de eerste repetitie of de eerste doorloop. Op de dag van de première is het out of my hands.”

Honderd sceptici

De Malmö Opera is één van de favoriete huizen van Lotte de Beer, zo heeft ze sinds de repetitiestart in december geconstateerd. “De werkomstandigheden zijn beter dan in menig ander huis. Er is genoeg repetitietijd, dus ik kan met uitgeruste zangers werken. Er werken hier veel toegewijde vakmensen en er zit veel liefde in het werk dat geleverd wordt. Alle medewerkers en alle zangers hebben zin om samen een nieuwe productie te maken.”

Lotte de Beer hoopt in de toekomst haar eigen operahuis te kunnen leiden. (© Philipp Ottendörfer)

De Beer gaat inmiddels “langer mee” en heeft helaas ook andere ervaringen. “Sommige grote huizen zijn vastgeroest. Ik ben geconfronteerd met wangedrag en verkeerde machtsverhoudingen. Dat is gif voor de kunstvorm.”

Ze vertelt over een Duits huis waar ze voor het eerst een productie maakte. Bij haar conceptpresentatie stond ze tegenover honderd man die met de armen over elkaar sceptisch aanhoorde wat ze van plan was. Toen ze uitgesproken was, stapte de intendant naar voren. “Hij zei: ‘Ik zie er niks in, maar ik hoop dat jullie er nog wat van kunnen maken.’”

“Soms heeft iedereen zin om een nieuwe productie te maken, zoals hier. De mensen zijn open en geïnspireerd. Maar soms heeft een zanger maar één vraag: heeft mijn kostuum een taille? Dan gaat het alleen maar om moi moi moi. Niet eens omdat het zulke slechte mensen zijn, maar omdat ze zich staande moeten houden in een systeem dat zo onveilig is dat egocentrisch gedrag de enige strategie lijkt te zijn. Gelukkig zijn heel veel zangers echt intelligente medemakers.”

“Ik wil niet cynisch worden”

Merkt De Beer dat ze als vrouw met een achterstand begint in de grotendeels mannelijke operawereld? “In 90 procent van de gevallen gaat het gewoon goed. Maar soms gebeuren er dingen waarvan ik denk: als ik een man was geweest, zou het zo niet zijn gegaan. Soms voer je dezelfde strijd als de vrouwelijke hoofdpersoon op het toneel… Om eerlijk te zijn vind ik het saai. Dit hebben we toch gehad? Moet ik hiervoor echt de barricades opgaan?”

De minder rooskleurige ervaringen hebben De Beers idealisme niet echt aangetast, vertelt ze, al is ze sommige dingen wel anders gaan zien. “Met mijn eigen Operafront (de opvolger van New Opera Amsterdam, JK) heb ik kansen gehad om mijn idealisme uit te testen. We hebben opera naar plekken als Lowlands en een foodtruckfestival gebracht en daar heb ik een bevestiging gekregen van wat er mogelijk is.”

Tegelijk heeft ze ondervonden dat het bij grote huizen moeilijker manoeuvreren is. “Opera is een enorm groot apparaat. Ik begrijp inmiddels hoe de hele machinerie werkt. Ik snap waarom het zo werkt, maar ik zie ook waar wél verandering mogelijk is.”

“Ik wil niet cynisch worden”, vervolgt ze, “ook al komen plannen en ideeën niet altijd van de grond. Ik heb daarom besloten om naast opera ook andere dingen te gaan doen. In 2020 ga ik een musical regisseren. Verder ga ik een tentoonstelling vormgeven en ben ik gepolst om een circus te leiden. Dat zijn frisse werelden voor me. Die frisheid hoop ik vervolgens mee terug te nemen naar de opera.”

Damrau op het strand

Het is De Beers droom om ooit een eigen operahuis te leiden en uit alle ervaringen die ze nu opdoet, verzamelt ze ideeën die ze in de toekomst kan toepassen. “In Malmö hebben ze bijvoorbeeld een unieke manier van werken rondom de belichting. De lichtoperator is hier tegelijk showcaller. Op die manier heb je minder mensen nodig voor lichtrepetities en kun je meer lichturen maken. Tijd is voor kunstenaars veel belangrijker dan andere factoren. Als je genoeg tijd hebt, weet je dat het de eerste paar keer mag mislukken.”

Haar ideeën over hoe opera levend gehouden kan worden, zijn specifieker geworden. Negen jaar geleden zette ze met haar eigen gezelschap sterk in op nieuw repertoire, bijvoorbeeld met de voorstelling Moonstruck Intoxication. “Dat was trial and error. We merkten dat het ons als onbekend gezelschap niet lukte om met hedendaags werk nieuw publiek te bereiken. Toen besloten we om ons eerst te richten op die nieuwe doelgroep met een bekende titel: La bohème, met nieuw gecomponeerde overgangen.”

“Waarom moet iedereen een spijkerbroek dragen?”

De Beer vindt dat je als regisseur niet altijd alles binnenstebuiten hoeft te keren, wat wel enigszins de mentaliteit was van de generatie babyboomers die haar opgeleid heeft. “Als mensen naar de opera komen, is er zó veel wat hun ziel raakt – daarvoor hoef je niet veel te veranderen. Maar hoe zorg je dat de ontmoeting plaatsvindt? Hoe zorg je dat ze binnenkomen?”

(© Aviya Wyse)

De regisseur sluit in haar ensceneringen meer aan bij het publiek dan voorheen. “Ik pas me aan, zonder mijn ziel aan de duivel te verkopen.” Ze vertelt over haar eerste grote project: Les pêcheurs de perles bij het Theater an der Wien. De intendant vertelde haar dat de mensen voor twee dingen kwamen: Diana Damrau en een tropisch strand op het toneel. Als ze bij het openen van het doek teleurgesteld zouden worden, zou De Beer als jonge en onbekende regisseur al verloren hebben.

“Ik dacht: oké, dan ga ik daarin mee. Ik bedacht dat de productie een soort Trojaans paard moest zijn. Bij het openen van het doek moesten de mensen het in hun hart sluiten, maar daarna wilde ik de gelaagdheid van het werk stimuleren. We maakten een strand met veel oriëntaalse kitsch, maar lieten dat fungeren als het decor van een realitysoap. Beide esthetieken waren aanwezig.”

De Beer is veel meer gaan spelen met dat idee. “Waarom moet iedereen een spijkerbroek dragen? Je kunt het verhaal ook in het nu plaatsen zónder dat iedereen eruitziet als van vandaag. Goed of slecht heeft volgens mij niet zo veel te maken met oud of modern.”

Kies toch eens

Met haar eigen Operafront pioniert De Beer ondertussen verder, al heeft ze gezien haar volle agenda een stapje terug moeten doen. Ze is nog steeds artistiek leider, maar heeft voor de eerstvolgende productie het regisseursstokje doorgegeven aan Lisenka Heijboer. “Zij is opgegroeid bij Operafront en kwam met een prachtig plan voor een muziektheatervoorstelling over honderd jaar kiesrecht voor vrouwen. Het wordt nieuw gecomponeerd, maar is toch heel inclusief. De voorstelling is deze zomer op het Grachtenfestival te zien.”

Haar eigen plannen voeren De Beer van het ene grote theater naar het andere. Op het moment van schrijven zit ze alweer in Wenen voor een nieuwe productie van Die Jungfrau von Orleans van Tsjaikovski bij het Theater an der Wien. Daarna vliegt ze naar Barcelona voor een run van haar Pêcheurs de perles bij het Gran Teatre del Liceu. Een assistent maakt het repetitieproces in Catalonië af, omdat ze zelf naar Zwitserland moet voor Didone abbandonata bij het Theater Basel. Daarna mag ze uitpuffen.

Over aanbiedingen hoeft De Beer duidelijk niet te klagen. Met haar agent heeft ze een lijstje opgesteld van omstandigheden die ze belangrijk vindt, zoals invloed op de casting en genoeg repetitietijd. “Soms zal ik een kleiner project verkiezen boven iets prestigieus.”

“Mijn man zegt altijd: kies toch eens”, voegt ze lachend toe. “Zelf ben ik geneigd om altijd ja te zeggen. Misschien omdat ik niet zo’n groot zelfvertrouwen heb. Ik denk vaak: nu zal iedereen zien dat ik eigenlijk niks kan.”

Zie voor meer informatie over Lotte de Beer haar pagina op de website van Alferink Artists Management.

Vorig artikel

Achter de schermen van de Malmö Opera

Volgend artikel

Sterke Cardillac bij Opera Vlaanderen

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.